Mevrouw KORTHUIS-ELION: Akkoord. De heer DE WILDE: Daarover zijn wij het dus eens. Vroegere situaties hebben wel eens geleden onder een te sterke eentonigheid; er was te weinig fris samen- en tegenspel tussen raad en college. De C.D.A,-fractie heeft erop gewezen, dat het nogal eens voorkomt, dat er vanuit het college een afwijken de stem komt. Ik vind dat op zich zelf helemaal geen verkeerde gang van zaken; het moet bij bepaalde on derwerpen mogelijk zijn dat een lid van het college een afwijkende stem uitbrengt. Ik meen met de heer Van Poppelen dat betrokkenen bij belangrijke onderwerpen met een behoorlijke stemverklaring moeten komen. De heer Van Poppelen heeft zich afgevraagd of het wel een gelukkige zaak is, dat het welzijnswerk over twee portefeuillehouders is verdeeld. Ik denk dat dat een meer algemeen vraagstuk is. In hoeverre kan wor den bevorderd dat een portefeuilleverdeling op een redelijke manier aansluit bij de organisatie van de in richting van het gemeentebestuur? Er zullen mijns inziens meer diensten zijn die met twee wethouders hebben te maken; op zich zelf vind ik dat geen erg rampzalige toestand. Ik heb maandagavond een aantal opmerkingen ge maakt over een mij gebleken standpuntverandering bij het C.D.A en de V.V.D. Naar aanleiding van mijn be toog is gezegd, dat ik mij niet had mogen verlaten op kranteberichten. Dat zie ik niet goed in. Ik vraag aan de fractievoorzitters niet om ingezonden-stukkenschrij- vers te worden, maar ik herinner er nogmaals aan, dat ik in een ingezonden stuk in de krant er blijk van heb gegeven, dat ik de standpunten van het C.D.A. en de V.V.D, niet had begrepen. Dat niet begrijpen was wer kelijk gebaseerd op een verkeerde interpretatie van uitspraken in de krant Ik geloof dat in dit zeer bijzon dere geval een stuk in de krant van de andere fracties duidelijkheid had kunnen verschaffen. Het is mooi om te stellen dat de fractievoorzitters el kaar ook kunnen bellen,, maar daarvan merken de bur gers niets. De burgerij heeft in de krant gezien dat wij in augustus een beslissing hebben genomen. Vervol gens ziet die burgerij in de krant andere stukken. Men vraagt zich dan af hoe de zaak in elkaar zit. Wij moe ten op dat punt de discussies natuurlijk wel in het openbaar blijven volgen. Mevrouw KORTHUIS-ELION: De kop van dat artikel suggereerde misschien iets verkeerds, maar wat ik zo juist heb voorgelezen, was de letterlijke tekst van het bericht in drie kranten. (Het bericht was door dezelf de journalist opgesteld). In de geciteerde tekst staat het tegendeel van hetgeen de heer De Wilde beweerde. De heer De Wilde is op de kop van het artikel afgegaan en niet op de tekst van het artikel. Ik meen van colle ga-raadsleden te mogen verwachten, dat zij tenminste het gehele artikel lezen. De heer DE WILDE: Dat heb ik ook gedaan. Ik heb die kranteknipsels bij mij. Ik zou mijn standpunt aan de hand van die kranteknipsels kunnen adstrueren. Be langrijker is dat ik heb mogen begrijpen, dat er hele maal geen sprake is van meningsverschil. Wij zijn het met elkaar eens en mijn opmerking heeft dan in ieder geval het voordeel gehad, dat op dit punt het misver stand - zo het al bestond - is opgehelderd. Mevrouw KORTHUIS-ELION: Maar ik blijf het geen prettige manier vinden! De heer VAN POPPELEN: De heer De Wilde had de standpunten van de fracties van het C.D.A. en de V.V.D. precies geweten, wanneer hij de beraadslagin gen in de commissie ruimtelijke ordening en de raad had gevolgd. De heer DE WILDE: Dat zou heel goed kunnen, wanneer de fracties van het C.D.A. en de V.V.D. in stemmen met ons voorstel om de vergaderingen van de commissie ruimtelijke ordening openbaar te doen zijn. De burgerij weet niet wat er in die commissie is besproken. Die burgerij ziet allerlei verslagen van poli tieke sozen en men vraagt zich dan af hoe de zaak in elkaar zit. Ik handhaaf mijn mening dat deze discussie in ieder geval het voordeel heeft gehad, dat is geble ken dat wij het blijkbaar minder oneens met elkaar zijn dan ik aanvankelijk dacht. De vraag of een en an der goed of niet goed in de krant heeft gestaan, is brand buiten mijn wijk; dat zoeken het C.D.A. en de V.V.D, maar samen met de krant uit. In eerste instantie heb ik ook een aantal opmerkingen gemaakt over het C.D.A. Ik vind dat een begrotings behandeling zich niet behoeft te beperken tot een al gemene beschouwing over de financiën. Er komen ook algemene beleidspunten aan de orde. Ik vind dan ook dat wij elkaar tijdens een algemene begrotingsbe schouwing best vragen mogen stellen met betrekking tot onze politieke uitgangspunten. De heer Van Poppelen heeft mij geantwoord en hij heeft gezegd, dat in de raad van Soest de drie confes sionele partijen goed samenwerken. Daarover heb ik ook geen woord gezegd. Ik heb alleen gevraagd of de in het land bestaande politieke problemen (er zijn diepgaande meningsverschillen) in Soest niet bestaan. De heer Van Poppelen heeft die vraag ontkennend beantwoord. Ik blijf mij afvragen of in de C.D.A.- fractie op gemeentelijk niveau het standpunt-Aantjes al dan niet wordt aangehangen. Op zich zelf lijkt mij dat een niet onbelangrijke zaak. De heer VAN POPPELEN: Wat gaat u dat nu aan, wanneer wij in de gemeente Soest de begroting be handelen? Ik ga ook niet praten over de grote one nigheid die er op het ogenblik in de Amsterdamse P. v.d. A. is. Dan kunnen wij wel de hele avond over dit soort dingen praten. De heer DE WILDE: Dat hoeft u niet te doen en dat kunt u bovendien niet doen. De heer VAN POPPELEN: Ik heb geprobeerd maan dagavond opbouwend te zijn en ik heb geen tegenar gumenten naar voren gebracht. Ik hoop dat de heer De Wilde niet te veel gaat sarren, want dan zou het wel eens een vervelende vergadering kunnen worden. Ik hoop beslist dat dat niet het geval zal zijn. De heer DE WILDE: Ik meen er ernstig bezwaar tegen te moeten maken, dat mijn opmerkingen als sarren worden beschouwd. De heer Van Poppelen mag die mening zijn toegedaan, maar als politiek vertegen woordiger heb ik in alle ernst gevraagd naar politieke uitgangspunten. Wij zijn in de verkiezingstijd bezig de bevolking duidelijk te maken waarom zij moet stem men op partij zus of partij zo. Nu heeft zich het be leid ontwikkeld en in dat verband vraag ik de C.D.A.- fractie iets. De heer Van Poppelen moet mijn rede op dit punt nog maar eens nalezen. Ik heb geen onverto gen woord gezegd. Ik vind het dan ook volstrekt ongepast om mij van sar ren of iets van die aard te betichten. De heer OLDENBOOM: Het is dikwijls le ton qui fait la musique. 356

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1975 | | pagina 357