Ik zou willen voorstellen dat het college toch in over
weging neemt om, als de P.U.E.M. van een particulier
grond koopt voor de vestiging van het station en burge
meester en wethouders de benodigde vergunning afgeven,
niet helemaal de normale competenties te volgen, maar
er in materiële zin een van de raadscommissies gewoon
in te kennen.
Ik hoop dat het niet zo zal zijn, dat de P.U.E.M. het he
lemaal op haar eentje moet doen. Het zou op zich zelf
niet bezwaarlijk zijn, maar ik vind dat het op de weg van
het gemeentebestuur ligt om de P.U.E.M. in dezen te
helpen, niet alleen met grond die de gemeente nu heeft,
maar zo nodig ook met grond die mogelijk in beginsel te
koop is.. De gemeente heeft onlangs een stuk grond van
ongeveer 5 ha van iemand gekocht kennelijk met de be
doeling om een schoolbestuur te helpen. Dat is terecht
gebeurd; dat schoolbestuur staat op de scholenplanlijst
en het ligt op de weg van de gemeente om te proberen
ter zake te helpen, tenzij met het schoolbestuur wordt
overeengekomen dat het schoolbestuur de grond koopt.
Zo zijn er meer voorbeelden. Ik hoop dat het college
nog eens poogt om eventueel in overleg met de P.U.E.M.
voor de vestiging van het transformatorstation een stuk
grond te kopen. Dat vind ik eigenlijk het normaalst.
Aangezien ik er niet op uit ben de moeilijkheden alleen
maar te vergroten, heb ik het gevoel dat het misschien
verstandig is om mijn opmerking over rechtlijnigheid iets
anders te interpreteren. U heeft gelijk dat u dit door mij
gebruikte woord heeft uitgelegd zoals u het heeft uitge
legd, maar ik heb het niet helemaal zo bedoeld. Ik heb
een beetje het gevoel gekregen, dat wij een toestand heb
ben gekregen waarin het college met de partner P.U.E.M.
bijna tegenover de raad staat en er bij de P.U.E.M. een
beetje een gevoel gaat ontstaan op grond waarvan ze zich
als het ware afvraagt: Wat willen de raadsleden toch, heb
ben ze het algemeen belang op het oog of niet? Welnu,
ik laat er geen misverstand over bestaan, dat ik de
P.U.E.M. een zeer belangrijk instituut vind en dat ik
vind, dat wij haar moeten helpen. Ik kom dus liever niet
in zo'n situatie als die waarin wij vanavond een beetje
zijn gekomen. Ik geef u toe dat het niet zoveel zin heeft
om daarover na te kaarten. Ik heb mijn opmerking over
rechtlijnigheid ook niet in verwijtende zin gemaakt. Wij
zitten nu eenmaal in dit schip en wij moeten trachten er
verder mee te komen.
Nu wij dreigen in een wat verwarde sfeer te komen (u
heeft drie groepen geschilderd en daar heeft u van uw
kant gelijk in, want daarin zit ook de kans dat u uw voor
stel aangenomen krijgt; dat begrijp ik best), wil ik wel
zeggen wat ik precies bedoel. Ik bedoel in de eerste
plaats dat het voorstel van het college als het in stem
ming wordt gebracht, door ons zal worden afgewezen.
Wij gaan ook niet akkoord met een modulatie in die zin,
dat er een stuk grond op een ander deel van het sportter
rein wordt verkocht. Wij willen vanavond eerst een be
slissing van de raad waaruit het de P.U.E.M. en iedereen
duidelijk wordt of de raad al dan niet bereid is om een
stuk grond te verkopen dat is gelegen binnen het sport
complex aan de Zoom. Dan komen wij ten aanzien van
de positie van de P.U.E.M. en de onderhandelingspositie
waarin burgemeester en wethouders ten opzichte van de
P.U.E.M. komen, in een veel duidelijker situatie. Dan is
wat mij betreft verder de zaak open, in die zin dat als in
overleg met de P.U.E.M. het door de heer Visser geopper
de idee van vestiging van het station bij de De Beaufort-
laan te verwezenlijken en voor de hand liggend zou
blijken, wij daar geen bezwaren tegen zouden hebben, als
dat goed zou worden opgelost. Wij gaan de zaak nl. niet
dogmatisch bestrijden. Wij zeggen dat het transformator
station niet aan de Zoom moet worden gevestigd, maar
er moet natuurlijk op korte termijn worden geprobeerd
om een oplossing te vinden. Ik persoonlijk (mijn frac
tiegenoten denken er wellicht iets anders over) ben
als het niet anders kan, bereid om wanneer vestiging van
het station op een andere plaats op de sportterreinen -
zo ze er komen; ik ben het er met de heer Visser over
eens, dat wij bezig zijn daar erg op vooruit te lopen,
terwijl alle desbetreffende beslissingen nog moeten wor
den genomen - inpasbaar is, daarover te praten.
Ik vind dat wij nu moeten beginnen met een beslissing
te nemen over het voorstel van het college, tenzij het
college het intrekt, wat ik verstandiger zou vinden. Als
het voorstel wordt verworpen of teruggenomen, zal er
een open situatie zijn ontstaan, waarbij ik hoop dat in
een sportieve sfeer de P.U.E.M. burgemeester en wet
houders en de commissie ruimtelijke ordening zullen
proberen om zo snel mogelijk uit de problemen te ko
men en alle mogelijkheden die er zijn, op een goede ma
nier zullen worden onderzocht.
De VOORZITTER: Dames en heren! Ik mag de heer
Visser, die heeft gezegd dat het niet zo juist is om voor
uit te lopen op een bestemming die er nog niet is, erop
wijzen dat in het oude plan landelijk gebied het stuk
grond waarop wij doelen als wij het over de uitbreiding
van het sportveldencomplex hebben, uit het geheel is
gelicht en dat de raad (een continu bedrijf) daarop de
bestemming sportvelden heeft gelegd. Dit betekent dat
de beslissing dat daar een sportterrein komt genomen is.
Tegelijkertijd is er een paar jaar geleden een proeve van
een investeringsnota geweest die door de raad is aan
vaard, waarbij de raad zich akkoord heeft verklaard
met de investering voor een atletiekbaan aldaar in
1976. De atletiekbaan staat dus voor 1976 in de investe
ringsnota waarvan de proeve (dat er van een proeve
sprake was, betekende dat de cijfers enz. nog konden
wijzigen) door de raad is behandeld. Nu ik de heer Ol-
denboom het hoofd zie schudden, wil ik hier nog wel bij
zeggen, dat ik persoonlijk er niet bij ben geweest, maar
heb begrepen dat de investeringsnota is aanvaard als uit
gangspunt van beleid.
De heer VAN EE: Mag ik daar protest tegen aanteke
nen?
De VOORZITTER: Ja, dat mag u best.
De heer VAN EE: De bedoeling van dat hele stuk was
ons te realiseren
De VOORZITTER: Wat er nog kwam.
De heer VAN EE: wat alle woeste plannen die wij
nog hebben, zouden kosten en, als wij het geld zouden
weten te vinden, hoelang een en ander zou duren. Het
gaf ons alleen maar een indruk en er is toen beslist ook
gezegd: Zoals het hierin staat hoeft het helemaal niet.
37