worden gebruikt. Kan er een inventarisatie worden ge
maakt van materialen die al dan niet worden gebruikt?
Wethouder PLOMP: Mevrouw de voorzitter! Het zal -
landelijk - wel voorkomen dat er door scholen wel
eens materialen worden aangeschaft bij wijze van
speelgoed (om het in ieder geval te hebben). Bij mijn
bezoek aan scholen heb ik wel eens de neiging om lo
kalen binnen te lopen die als opslagruimte fungeren.
Vorige week zag ik twee bijzonder mooie schrijfma
chines staan; men zou de indruk kunnen krijgen dat
deze schrijfmachines nooit werden gebruikt, maar bij
navraag vernam ik, dat de machines regelmatig wer
den gebruikt. Het feit dat er iets mooi verpakt bij
staat behoeft nog niet te betekenen, dat het niet
wordt gebruikt.
De onderwijscommissie honoreert aanvragen niet zon
der meer. Van tevoren wordt nagetrokken of hetgeen
wordt aangevraagd inderdaad noodzakelijk is.
Wij weten wat er op de verschillende scholen aanwe
zig is. Bij „machtsovername" - wanneer een school
hoofd wordt vervangen door een ander schoolhoofd -
wordt nagegaan of de inventarisatielijst klopt.
De VOORZITTER stelt thans aan de orde:
244 Voorstel tot vaststelling van het bedrag per leerling
voor het jaar 1976:
a. als bedoeld bij artikel 55 der Lager- onderwijswet
1920 voor het gewoon lager onderwijs.
De heer DE WILDE: Mevrouw de voorzitter! Het in
het voorstel vermelde bedrag ter bestrijding van de ad
ministratiekosten is op regeringsvoorschrift op
f. 28,50 bepaald?
De VOORZITTER: Ja.
De heer DE WILDE: Hoe hoog was dat bedrag?
De VOORZITTER: f. 25,-.
De heer DE WILDE: Wanneer iets op regeringsvoor
schrift moet gebeuren, valt er weinig te praten en de
vraag die ik wil stellen is dan ook misschien wel over
bodig. Heeft het college het gevoel dat dat bedrag
van f. 28,50 nodig is?
Wethouder PLOMP: Mevrouw de voorzitter! Wij heb
ben deze zaak ook met de schoolraad besproken en
wij krijgen de indruk, dat het bedrag voldoet aan de
eisen die normaliter kunnen worden gesteld. Het be
drag is onzes inziens niet te veel. Overigens is bijzon
der moeilijk te bepalen wat niet te veel is. Wij hebben
in ieder geval de indruk dat het bedrag reëel is.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
De VOORZITTER stelt hierna aan de orde:
245 Voorstel tot vaststelling van het getal wekelijkse les
uren vakonderwijs aan de openbare scholen voor
g.l.o. voor het jaar 1976.
Dit voorstel wordt zonder discussie en zonder hoofde
lijke stemming aangenomen,
a. Voorstel tot vaststelling van het bedrag per leerling
voor het jaar 1976:
b. als bedoeld bij artikel 189, 5e lid van het Besluit
Buitengewoon Onderwijs 1967 voor het buitenge
woon onderwijs.
De VOORZITTER: Het bedrag per leerling bedraagt
f. 640,-, terwijl de administratiekosten f. 57,- bedra
gen. Deze bedragen zijn door de minister vastgesteld.
De heer DE WILDE: Is dat zo? In het stuk staat dat
er in de gemeente geen scholen voor buitengewoon
onderwijs zijn en dan worden een paar bedragen voorge
steld zonder dat wordt vermeld waarop een en ander
steunt.
De VOORZITTER: Sorry, voor de leerlingen niet.
De heer DE WILDE: Hoe komt het college aan dat
bedrag van f. 640,-? Zijn er inlichtingen ingewonnen
bij gemeenten die wel met deze vorm van onderwijs
hebben te maken? Het bedrag wordt in het stuk hele
maal niet toegelicht.
De VOORZITTER: Dat is juist; wethouder Plomp zal
een en ander nader toelichten.
Wethouder PLOMP: Mevrouw de voorzitter! Ik meen
dat de raad dit bedrag heeft gewenst. Het is ook zo
De heer DE WILDE: Ook op uw voorstel, want wij
zaten toen voor hetzelfde probleem dat wij geen ver
gelijkingsnorm hebben. Ik wil weten of het bedrag
steunt op enig onderzoek elders.
Wethouder PLOMP: Ik heb de indruk dat dat niet het
geval is. Er is een begroting opgemaakt en er is een re
kensom gemaakt. De stukken hebben ook ter inzage
gelegen. Het begrote bedrag is gedeeld door het aantal
leerlingen (28).
Het bedrag steunt niet op gegevens van andere b.l.o.-
scholen, omdat er natuurlijk altijd verschillende situa
ties zijn; niet iedere b.l.o.-school kan dezelfde eisen
stellen.
De heer DE WILDE: Daarmede ben ik het eens en ik
wil er verder ook niet over praten. Tot nu toe zijn
wij niet met dit probleem geconfronteerd geworden;
vorig jaar voor de eerste keer
De VOORZITTER: Al heel lang; het Van Arkel Insti
tuut is hier al lang.
De heer DE WILDE: Jawel, maar het bedrag voor de
Prof. Fritz Redlschool is vorig jaar voor de eerste keer
aan ons voorgelegd. Ook toen was er geen toelich
ting. Ik zou graag zien dat het college mededeelt wat
het gemiddelde is in een aantal andere gemeenten.
Zo'n begroting is natuurlijk erg moeilijk te peilen,
wanneer er helemaal geen vergelijkingsmateriaal
voorhanden is. Ik ben tevreden, wanneer het college
dat wil toezeggen.
Wethouder PLOMP: Er zijn verschillende soorten
van b.l.o.-scholen en daarom is het moeilijk een exac
te vergelijking te maken. Toch zullen wij de suggestie
van de heer De Wilde meenemen bij het toelichten
van het bedrag voor 1977.
De heer DE WILDE: Maar er zijn natuurlijk wel meer
instituten voor langdurig zieke kinderen. Ook kan
worden nagegaan of andere scholen ook een bedrag
van f. 2,500,- betalen voor een psycholoog. Dergelij
ke dingen wil ik graag toegelicht hebben.
Wethouder PLOMP: Dat is toevallig een rijksnorm.
Voor zover er sprake is van een afwijking, zullen wij
trachten te zorgen voor meer toelichting.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
De heer LANGE: Mevrouw de voorzitter! Uit volg
nummer 8.60.04 blijkt dat het college verwacht in
1976 minder geld uit te geven voor de melkverstrek-
king aan schoolgaande kinderen, terwijl de melkprijs
hoger is en meer kinderen de scholen bezoeken.
Misschien worden de ouders verstandiger. Ik ben niet
zo'n voorstander van het uitdelen van melk op
school. Ik geloof dat het beter is de kinderen wat ver
standigheid bij te brengen over het nuttigen van voe
dingsmiddelen.
404