tijd na deze presentatie zal uit een gedachtenwisseling
met belanghebbenden tot een synthese van de meest
wenselijke vorm van deze fase van een plan kunnen
worden gekomen. Stapsgewijze kan dan het totale be
leidsvoorstel worden geconcipieerd, waarbij vooral het
gevaar voor afdwaling van de primaire doelstelling niet
mag worden onderschat.
De geschetste procedure is zeer tijdrovend en bijzonder
arbeidsintensief, maar ik verkies deze toch boven een pre
sentatie van een totaal concept waarin nooit meer de
stapsgewijze opbouw is terug te vinden en die van de
geïnteresseerde burger eist, dat deze zich alsnog verdiept
in de massa van gegevens, feiten en prognoses die be
palend zijn geweest voor het gepresenteerde voorstel.
Moeilijkheden doen zich natuurlijk voor bij de behande
ling van plannen die decennia teruggaan in de geschie
denis en een totale revisie lijkt mij dan ook zeer onge
wenst.
Ontwikkelingen mogen niet autonoom verlopen. Zij
moeten worden geleid. Daarvoor is nodig visie, planning,
voorbereiding en uiteindelijke uitvoering met een con
tinue evaluatie van het verloop en ingebouwde moge
lijkheden tot bijsturing. Op alle niveaus van dit proces
moeten belanghebbenden de gelegenheid hebben om
relevante verlangens en eisen aan te dragen. Een strakke
structurering van de procedure is een eerste vereiste,
wanneer men wil dat dit mogelijk wordt zonder het
bestuurlijk apparaat volledig lam te leggen. Ik wens het
college - en de raad - veel sterkte in de toekomst en
wacht intussen af wat de door het college toegezegde
nota ons zal brengen.
Ten aanzien van de voortgang van het ontwikkelings
plan Soest 1974 wil ik nog een paar korte opmerkingen
maken. De V.V.D.-fractie hecht veel waarde aan het
strikt volgen van het voorgestelde behandelingsschema.
Wij verwachten dat in het najaar van 1976 de behande
ling van het ontwikkelingsplan in de raad zal plaatsvin
den en dat dan de bij velen reeds zeer lang durende on
zekerheid zal worden weggenomen. Wij beseffen zeer
goed dat een mogelijk definitief afwijzen van het con
cept-ontwikkelingsplan Zuidereng zal resulteren in
tijdsverlies voordat tot realisatie van nieuwe plannen kan
worden overgegaan. Wij zijn echter nu bezig essentiële
veranderingen in het beeld van Soest aan te brengen;
veranderingen waarbij na ons komende generaties van
autochtone Soesters moeten samenleven, recreëren,
communiceren en misschien ook werken. Wij verwach
ten dat dit tijdsverlies beperkt kan blijven door een
voortvarend beleid met gebruikmaking van alle ons ten
dienste staande mogelijkheden om procedures te ver
snellen.
Met Overhees 1 tot en met 4 is reeds een bepalende
wijziging in het karakter van Soest aangebracht. Wat ons
daarna nog rest aan ruimte voor woningbouw wordt
niet zozeer bepaald door bevolkingsaanwas, prognoses en
gemiddelde bezettingscijfers, maar veel meer door pla
nologische beperkingen, het fragiele evenwicht tussen
urbanisatie en absorptievermogen van de omliggende
natuurgebieden. Wij hopen dat in de ruimte die voor
woningbouw wordt bestemd, met visie en elan een leef
gemeenschap wordt gecreëerd waar de nadruk op com
municatie ligt. Woonexperimenten waarbij aspecten
van warmte- en geluidsisolatie voldoende aandacht
krijgen, maar waarbij ook starre patronen van huisje,
tuintje en hekje eromheen kunnen worden doorbroken.
Wij hopen ook dat de Soester jeugd in de toekomst vol
doende mogelijkheden geboden krijgt om in of nabij de
eigen woonplaats deel te nemen aan het arbeidsproces
en niet wordt verbannen naar industrievestigingen el
ders.
Van alle secundaire modellen achten wij de werkgele-
genheidsmodellen van primair belang en ik ben blij dat
ook regionaal aandacht wordt geschonken aan deze
problematiek.
In het kader van de stedelijke ontwikkeling van Soest
wacht ons nog heel veel werk. Wij zijn de Soester bur
gerij verplicht om veel werk te verzetten, ook al tenge
volge van het recht van de burgers om mee te denken
bij de uitwerking van de plannen. Wij zullen ons blijven
inzetten voor een snelle afwikkeling van de werkzaam
heden.
De VOORZITTER: Dames en heren! In theorie ben ik
het geheel eens met hetgeen de heer Lange over de in
spraakprocedure heeft gezegd, maar ik meen dat wij het
algemene gesprek over de inspraak moeten voeren
aan de hand van de nota die, zoals ik maandag j.1. reeds
zei, inmiddels bij ons op het bureau ligt.
De heer Lange heeft ook gesproken over de inspraak
procedure bij het ontwikkelingsplan. Wij zullen het
nooit helemaal met elkaar eens worden en wij zullen
ook nooit helemaal gelukkig worden. Wij zouden, wan
neer wij vandaag met een ontwikkelingsplan zouden
kunnen beginnen, de door de heer Lange verwoorde
ideeën kunnen hanteren.
Wat de inspraak betreft wordt er - in geheel Nederland -
iedere keer weer wat anders verzonnen. Vaak komt men
echter een tijdje later tot de ontdekking, dat er fouten
zijn gemaakt. Er wordt dan ook nog altijd gezocht naar
de juiste vorm. Het is heel logisch dat wij een andere
inspraakprocedure zouden kunnen volgen, wanneer wij
vandaag zouden moeten beginnen met de opzet van een
heel nieuw ontwikkelingsplan. Wij zijn echter al twee
jaar gelden begonnen. De raad heeft daarbij gezegd dat
er geen sprake behoefde te zijn van een ontwikkelings
plan ex artikel 8 van de Wet op de Ruimtelijke Orde
ning; besloten werd te bezien hoe de ruimtelijke opzet
zou kunnen worden vervolmaakt. De ruimtelijke opzet
was gebaseerd op het structuurplan van 1967 en die
opzet begon natuurlijk qua cijfers etc. achter te lopen.
Wij willen de inspraak ter zake het ontwikkelingsplan
nog zo goed mogelijk laten verlopen zonder tijd te ver
liezen. Daarom hebben wij in het eerstvolgende nummer
van „Op 't Hoogt" een aantal eenvoudige vragen opge
nomen. De burgerij wordt daarbij opgewekt die vragen
te beantwoorden. Dat is voor iedereen mogelijk zonder
dat de stukken worden doorgenomen.
Er is ook een vragenlijst ontworpen (aan de opstelling
van die vragenlijst hebben ook externe adviseurs mede
gewerkt] voor mensen die de stukken wel hebben be
studeerd. Afgesproken is om op 28 januari a.s. bij el
kaar te komen. Tijdens die avond kan men elkaar vrij
blijvend informeren. Wij verwachten vóór 1 maart al
het materiaal binnen te hebben. Wij zitten er ook nog
aan te denken om met de werkgroepen die zich het
meest hebben ingespannen om de lange vragenlijst te
beantwoorden, om de tafel te gaan zitten. In ieder geval
zal de bevolking verder moeten worden geinformeerd.
Uit alle verkregen informatie zullen wij een raamstruc-
tuur moeten opstellen. Wij hebben daarvoor een krap
schema. Na het gesprek van 28 januari a.s. en na het
binnen zijn van de informatie op 1 maart a.s. zal een
volgende procedure in april-mei moeten aanvangen.
Uiterlijk november zal de raad het ontwikkelingsplan
ter vaststelling voorgelegd krijgen. Dat is zeker nodig
nu er zo veel is en wordt opgehangen aan dat ontwikke
lingsplan; de voortgang van sommige zaken wordt ge
remd in afwachting van het ontwikkelingsplan.