van de Politiewet. De heren Van Agt en De Gaay Fort man staan op het standpunt, dat de reorganisatie van de politie nu moet wachten op de reorganisatie van het binnenlands bestuur. Dat betekent dat de nieuwe provinciale politie er pas zal komen, wanneer er is over gegaan tot de vorming van 26 (of minder) provincies. Vandaar dat wij in de nota van aanbieding ook schrijven, dat wij ervoor zullen moeten zorgen, dat ons eigen po litiekorps zo goed mogelijk functioneert. Met die reor ganisatie kunnen wij absoluut geen rekening houden, want er wordt zeer verschillend gedacht over de reorga nisatie van het binnenlands bestuur. Ik denk dat ik met het noemen van een periode van acht jaar nog aan de vrij veilige kant zit. In 1973 is het instituut van de wijkagent voor het eerst ter tafel gebracht in Soest. Men heeft er zijn bevreem ding over uitgesproken, dat dit instituut niet is uitge groeid. De conclusie van degenen die over het instituut wijkagent hebben gesproken, is juist. Eigenlijk bestaat er geen discrepantie tussen hetgeen in 1973 is gezegd en gedacht en wat nu in de nota van aanbieding wordt opgemerkt, zij het dat het accent misschien iets anders is gelegd. Toen wij eerverleden jaar en verleden jaar over de wijk agent spraken, hadden wij niet het oog op de agent waarover de heer Visser thans heeft gesproken. De heer Visser heeft kennelijk ook gelezen het rijkspolitie magazine waarin de heer Peijster, commissaris van poli tie in Den Haag, de lof heeft gezongen over de speciale rayonagenten in Den Haag. Dezen zijn helemaal losge koppeld van alles (zij verrichten bij voorbeeld geen surveillancediensten); zij treden eigenlijk op als een soort van sociaal werker. Ons staat voor ogen dat voor een bepaalde wijk een bepaalde agent verantwoordelijk wordt om te kunnen optreden bij burenruzies en dergelijke. Wij hebben ech ter niet de mogelijkheid om iemand helemaal uit zijn „ploeg" te halen, waardoor de wijkagent bij ons nog moet meedraaien in de normale surveillance. Wij hebben in Soest zes groepen van vijf mensen die een zesweekse rouleerdienst moeten draaien. Wij hadden gehoopt dat een uitbreiding van de sterkte ons de mogelijkheid zou bieden wat meer in het vlak van de wijkagent te kunnen doen. De vorige korpschef had daar misschien iets meer naar toe willen drukken (wanneer het mogelijk zou zijn geweest) dan de tegenwoordige korpschef, maar het zal duidelijk zijn, dat de uitbreiding van de personeels sterkte voor een groot deel wordt opgehapt door de tegenwoordig verplichte 26 vrije zondagen. Daardoor is het in elkaar zetten van een rooster niet zo eenvoudig. Er zijn zes groepen van vijf man (de wachtcommandant wordt niet meegeteld).Van iedere groep is één man ver antwoordelijk voor een wijk. Van die vijf mensen moet er één bij de meldtafel blijven. Dan zijn er nog vier over die de straat op kunnen. Met die vier zouden wij twee surveillancewagens kunnen laten rijden, maar dat is niet mogelijk, wanneer er iets extra's op het bureau moet gebeuren. Krachtens de voorschriften zal er, wanneer er een arrestant is, één politieman meer op het bureau moeten blijven. In dat geval zijn er nog drie mensen die de straat kunnen opgaan, In dat geval kan er één surveil lancewagen gaan rijden door de gehele gemeente Soest, terwijl de overblijvende politieman wat anders kan gaan doen. De betrokken politieman kan, wanneer hij dag dienst heeft, zijn wijk ingaan. Indien betrokkene avond dienst heeft, zal hij zich 's avonds kunnen bezighouden met de klusjes die op zijn bureau zijn terechtgekomen. Door de betrokken politiemensen wordt bepaald sussend opgetreden, maar wij kunnen ons in Soest niet de luxe permitteren om zes mensen los te koppelen van de overi ge werkzaamheden. Deze mensen zouden altijd dagdien sten moeten verrichten, want zij kunnen het meeste werk in hun wijk verrichten, wanneer zij aanwezig zijn tussen negen en vijf uur. Dat is bij de huidige bezetting van het Soester politiekorps niet mogelijk. Een groepje van vijf politiemensen is eigenlijk te klein. Eén politieman moet altijd op het bureau blijven, ter wijl er soms twee op het bureau moeten blijven. Heel vaak is het dan ook niet mogelijk om twee surveillance wagens te laten rijden (bijvoorbeeld wanneer één politie man ziek is of wanneer er één politieman extra op het bureau moet blijven). De huidige korpschef meent dan ook te moeten beschikken over zesmaal acht mensen. In dat geval zal de gewone surveillance goed kunnen worden gerund. Dat betekent derhalve zesmaal drie men sen is achttien mensen erbij. Bovendien meent de korps chef dat hij dan nog zes mensen extra moet hebben om als wijkagent te kunnen optreden. Wij hebben derhalve in totaal vier en twintig mensen extra nodig. Wij zijn er allemaal van overtuigd, dat het intstituut wijkagent in de praktijk goed kan werken, wanneer wij zes mensen kunnen vrijmaken. De Haagse commissaris van politie, de heer Peijster, meent dat de rayonagent helemaal niet meer met surveillance mag worden belast. De heer Peijster meent dat de rayonagent zelfs niet moet worden belast met het opstellen van een proces-verbaal. In dat geval kom je mijns inziens meer in het vlak van de sociaal werker die, hoewel hij behoort tot het poli tiekorps, meer contact zou moeten hebben met de so ciale dienst. Dat is op zich zelf helemaal geen gekke figuur, maar ik vraag mij toch wel af of dat nu speciaal een taak is voor iemand die op een politieschool is op geleid. Ik zou aan de heer Visser willen vragen of hij het leer plan kent van de Boskamp in Leusden, de politieschool voor Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht. Op die school worden onder andere onze adspirant-agenten opgeleid. Ik kreeg een ogenblik de indruk, dat de heer Visser dat leerplan niet kende. Hij heeft onder meer ge zegd, dat de politiemensen meer moeten worden opge leid in de maatschappelijke sfeer. Ik zou hem willen uitnodigen om dat leerplan eens goed te bekijken, want er wordt op het ogenblik bijzondere aandacht ge wijd aan de maatschappelijke instelling van de adspirant- politieman. Natuurlijk krijgt de adspirant-politieman ook schietinstructie en wordt hij ook geconfronteerd met wetskennis. Aan de maatschappelijke instelling van de adspirant-agent wordt echter bijzonder veel aandacht geschonken, ik ken dat leerplan van de politieschool, onder meer omdat ik sinds kort in het dagelijks bestuur van de politieschool zitting heb. Ik wil graag nog eens met de heer Visser over deze materie spreken, maar hij moet niet praten over dingen waarvan ik het gevoel heb, dat hij ze niet goed heeft bestudeerd. De discrepantie tussen inkomsten en uitgaven van de politie is voor een groot deel een gevolg van de stijging van de onderhoudskosten van het materieel. Wij kunnen, wanneer de heer De Wilde daarop prijs stelt, deze zaak nog wel wat dieper uitdiepen dan op het ogenblik ge beurt. Wat het politiebureau betreft wil ik niet meer praten over een nieuw gebouw. De korpschef heeft ons medege deeld, dat de politie gedurende drie tot vier jaar voldoen de ruimte zal hebben, wanneer het gebouw van de ge meentelijke sociale dienst aan de politie ter beschikking kan worden gesteld. Dat betekent dan geen weelde voor 420

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1975 | | pagina 421