weer weinig calamiteiten toe. Wij hopen dat de goede
sfeer bestendigd blijft.
De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Op bladzij
de 4 van de nota van aanbieding zegt het college met
betrekking tot de brandweer onder meer:
„In de Nota Hulpverlening bij ongevallen en rampen
1975 heeft de minister van binnenlandse zaken zijn
toekomstig beleid uiteengezet. Het algemeen aanvaarde
uitgangspunt in deze nota is, dat de brandweer de kern
zal zijn van de organisatie van de hulpverlening in vre
destijd".
Deze passage spreekt mij bijzonder aan. Ik geloof dat
dat een veel zinniger zaak is dan de B.B. die wij nog
steeds hebben en waarvoor in de begroting een aantal
posten staat waarmede ik niet zo gelukkig ben. In
Bla 'icum hebben ze vorig jaar de post voor de B.B.
zelfs helemaal geschrapt.
In de begroting van het woningbedrijf is een post van
f. 15.923,10 opgenomen voor de B.B.-ruimten Eng.
Bij het begrotingsonderzoek heb ik begrepen...
De VOORZITTER: Neen; dat is het centrum voor de
civiele verdediging. U moet niet alles door elkaar halen.
De heer VISSER: Neemt u mij niet kwalijk, maar dat
heeft er waarschijnlijk ook mee te maken.
De VOORZITTER: Neen.
De heer VISSER: O.k.
Mevrouw de voorzitter. Ik acht het een goede zaak dat
de brandweer de kern zal zijn van de organisatie van
de hulpverlening in vredestijd en ik meen dan ook, dat
dit punt verder moet worden aangekaart. Het ter be
schikking stellen van een experimenteerpotje voor deze
zaak zou niet zo gek zijn. Ik heb begrepen dat de
B.B. pas na 24 uur gaat werken; ik neem aan dat de
brandweer dat veel vlugger kan.
De heer DE WILDE: Mevrouw de voorzitter! In de
nota van aanbieding staat onder meer, dat de voorlich
ting omtrent het voorkomen en bestrijden van brand
steeds meer aandacht krijgt. Kan daarover nog iets
meer worden gezegd? Op welke wijze denkt het college
deze zaak verder aan te pakken?
Ik sluit mij aan bij hetgeen de heer Smit heeft gezegd
over de vrijwilligers.
In de nota van aanbieding wijdt het college ook een be
schouwing aan de regionalisatie van de brandweer. De
minister hoopt, aldus het college, een zodanige organi
satie te scheppen, dat de vrijwilliger nauw verbonden
blijft met het plaatselijk bestuur. Heel populair gezegd:
Ziet u dat zitten?
De VOORZITTER: Neen.
De heer DE WILDE: Ik vrees dat de prijs die wij voor
de regionalisatie moeten betalen zal zijn een verambte-
lijking van de brandweer. Wat is de mening van het col
lege? Ziet het college de zaak net zo somber als ik?
De heer OLDENBOOM: Professionalisering!
De heer DE WILDE: Ja; het feit dat de vrijwilligers weg
gaan vind ik, mede uit een oogpunt van burgerzin, een
somber perspectief.
De VOORZITTER: Dames en heren! Tijdens de in
Amersfoort door het provinciaal bestuur gehouden bij
eenkomst voor gemeentebestuurders over de ontwerp-
wet reorganisatie binnenlands bestuur hebben alle bur
gemeesters gezegd, dat er geen sprake meer zal zijn van
vrijwilligers bij de brandweer, wanneer de brandweeror
ganisatie helemaal naar de provincie wordt gehaald. Dat
zal tevens het einde zijn van de burgerzin op dat vlak.
In de later verschenen nota van gedeputeerde staten
aan provinciale staten wordt een beetje om deze zaak
heen gedraaid. Er wordt gezegd dat de preventie en de
alarmering zaken zijn die s amen kunnen worden gedaan,
maar dat er in iedere grote leefgemeenschap in de pro
vincie een kern moet zijn die direct kan uitrukken, wan
neer er brand is. In dat stuk wordt ook gefilosofeerd
over de vraag of de commandant van zo'n eenheid door
de commissaris van de provincie moet worden benoemd
op voordracht van het gemeentebestuur of door het ge
meentebestuur. DE alarmering kan natuurlijk centraal
gebeuren en dat gebeurt in onze regio ook reeds. Ik
verwacht echter dat, wanneer de brandweer helemaal
van de gemeenten wordt afgenomen, de vrijwillige korp
sen zullen verdwijnen, omdat de vrijwilligheid dan heel
ver komt te staan van degenen die er iets over hebben
te vertellen.
Tot vorige week vond ik het evenals de heer Visser fijn,
dat in de nota hulpverlening bij ongevallen en rampen
van de minister van binnenlandse zaken wordt opgemerkt,
dat de brandweer de kern zal zijn van de organisatie
van hulpverlening in vredestijd. Deze nota zou eerst in
juni j.1. in de Tweede Kamer worden behandeld en
daarna in oktober. Nu is men onverhoeds vorige week
aan de behandeling van die nota begonnen. Inmiddels
is gebleken dat een aantal fracties uit de Tweede Kamer
(het gezelschap was nogal gemêleerd) op het standpunt
staat, dat de B.B. ook een taak moet krijgen in vredes
tijd. Dat zou betekenen dat de B.B. van oorlogsorgani
satie moet worden omgebouwd tot een organisatie die
ook in vredestijd kan optreden. Ik vrees dat het hele
verhaal waarover jaren is gepraat, nu weer opnieuw gaat
beginnen. Met het oorspronkelijk in de nota hulpverle
ning bij rampen en ongevallen neergelegde standpunt
konden wij ons heel goed verenigen, maar ik ben een
beetje bang dat de Tweede Kamer bezig is roet in het
eten te gooien. De discussie is inmiddels aangehouden.
Ik stel het erg op prijs, dat er veel lovende woorden zijn
gesproken over onze vrijwilligers. Zonder hun inzet zou
het gemeentelijke leven heel wat duurder zijn, omdat
wij dan een beroepskorps zouden moeten financieren.
Ons is gebleken dat de kosten voor de brandweer in
Soest niet zo erg laag zijn. Een vergelijking met andere
gemeenten is ongelooflijk moeilijk, want men moet be
denken dat wij twee mooie kazernes hebben (onder
andere een nieuwe garage in Soesterberg) en onze
brandweer beschikt over goed materieel. Wij hebben
bijvoorbeeld geconstateerd dat het bedrag voor de
brandweer in een ongeveer vergelijkbare gemeente lager
is, maar wij hebben tevens vastgesteld, dat in die ge
meente een kazerne staat die binnenkort zal worden
afgebroken. Dat betekent dat het bedrag in die gemeente
ook hoger zal worden, want het bedrag per inwoner
zal stijgen door de rente en de aflossing die moeten wor
den betaald voor de nieuwe kazerne.
Wij hebben destijds wat cijfers opgevraagd, maar wij
hebben het onderzoek niet drastisch voortgezet. Wij
zijn wel tot het besef gekomen dat het geld voor de
brandweer in onze gemeente bijzonder goed wordt be
steed.
Onze beide beroepsofficieren en de heer Timmer (een
aantal jaren geleden speciaal aangetrokken als preventie
officier) laten niet af om almaar informatie te geven
over het voorkomen van brand. Zij gaan naar scholen
toe en zij ontvangen in de brandweerkazernes of elders
groepen mensen. Zij zijn steeds op pad om de mensen
te informeren wat er kan worden gedaan ter voorkoming
422