Mevrouw VAN GELDER-CORNELISSEN: Me vrouw de voorzitter! Wij sluiten ons geheel aan bij hetgeen de heer Van Logtenstein heeft gezegd. Wanneer hetgeen de heer Van Logtenstein voorstelt niet mogelijk is, zou misschien in overleg met T.B.S. ook nog kunnen worden bekeken of er een vorm van beplanting mogelijk zou zijn waardoor het hekwerk bedekt en het uitzicht verfraaid zou worden. Wanneer T.B.S. daarmede niet akkoord zou gaan, zou mis schien in overleg met de afdeling beplantingen voor de juiste beplanting kunnen worden gezorgd. Wij zouden graag zien dat er een desbetreffende passage in de brief aan de bewoners wordt opgenomen. De VOORZITTER: Daar zullen wij dan eerst over moeten overleggen, dames en heren. Vindt u het goed dat wij er met T.B.S. over overleggen hoe wij het hek van twee meter het minst lelijk kunnen doen zijn? De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Ik maak toch wel bezwaar tegen „het minst lelijk". Want in de ontwerp-antwoordbrief staat dat het hekwerk moet voldoen aan de eisen van welstand en verder: „Gezien de constructie - een spijlenhekwerk - wordt aan deze eis voldaan". Dit vind ik een logica die nergens op slaat. Ik kan me niet voorstellen dat een spijlenhekwerk zo maar voldoet aan welke eis van welstand dan ook. Dat is natuurlijk onzin. Ik neem het toch wel op voor de omwonenden. Als iedereen zo maar een dergelijk hek om zijn terrein heen gaat bouwen om zijn auto's te beschermen, kunnen de omwonenden wel gaan ver huizen. Het lijkt mij nl. verschrikkelijk om daar tussen te zitten. U hoeft dan ook niet mijn naam onder de brief aan de omwonenden te zetten. De VOORZITTER: Dan zullen we daarvan in de no tulen aantekening doen. Want in de brief noemen wij geen enkel raadslid. Dames en heren. Met de door de heer Visser aange haalde zin in de ontwerp-antwoordbrief wordt be doeld een hekwerk van een bestaande firma of con structie. Je kunt je natuurlijk allerlei hekwerken voorstellen die zo maar iemand in elkaar timmert. Ik stel u voor te besluiten dat wij voordat de brief uit gaat met T.B.S. in overleg treden om te bekijken wat er voor remedie mogelijk zou zijn. Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming overeen komstig het voorstel van de voorzitter besloten. 20 Voorstel tot het vaststellen van het bestemmingsplan „Landelijk gebied". De VOORZITTER: Dames en heren! Wij hebben er even over gepiekerd wat de beste methode van behan deling zou zijn. Ik meen dat het het beste is, dat u eerst in de gelegenheid wordt gesteld om algemene beschouwingen te houden, dat wij vervolgens aan de hand van de voorschriften verder gaan, waarbij wij ook een aantal der reeds ingediende amendementen tegen komen, dat wij dan nog even de bezwaarschriften, waarvan de meeste dan natuurlijk al aan de orde zijn geweest, nagaan en dat daarna tot de vaststelling wordt overgegaan. De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter! Ik kan mij geheel verenigen met uw voorstel. Ik heb mij voorbereid op een gang van zaken als die welke u nu heeft geschetst. Ik weet echter helemaal niet hoe de beschouwingen van de zijde van de andere fracties zullen zijn. Ik zou mij in eerste instantie willen beper ken tot een korte beschouwing. Wanneer men van de kant van de andere fracties in eerste instantie uitvoeri ge algemene beschouwingen gaat houden, zou ik dat graag vooraf weten, want dan ga ik dat ook doen. Mevrouw KORTHUIS-ELIONMevrouw de voorzit ter! In onze fractie is afgesproken dat ik een puntige algemene beschouwing zal houden en dat een der an dere leden van de fractie bij de behandeling van de voorschriften op de bezwaren en amendementen zal ingaan. De VOORZITTER: Ik geloof dat wij maar moeten beginnen, dames en heren. Wanneer de heer Van Pop- pelen een korte beschouwing houdt en op een gege ven moment, voordat wij aan de behandeling van de voorschriften beginnen, meent iets meer naar voren te moeten brengen, dan zou hij daartoe in de gelegenheid kunnen worden gesteld. De heer VAN POPPELEN: Ik zou graag weten wat de andere fracties doen, zodat wij als het ware één lijn kunnen trekken. De VOORZITTER: Laten we om te beginnen alle maal kort zijn. De heer DE WILDE: Neen, dat geloof ik niet. be De heer OLDENBOOM: Dat is te moeilijk voor de heer De Wilde, De heer VISSER: Voor mij ook. De heer DE WILDE: Ik heb op mij genomen te zeg gen wat ik zeggen wil, mevrouw de voorzitter. Of dat al dan niet lijvig is, is een individuele kwestie. Over smaak valt in dat opzicht niet te twisten. De VOORZITTER: Ik ben het hierover helemaal met u eens. Het ging eigenlijk alleen om de vraag of men zich in eerste instantie tot de grote lijnen zou beper ken dan wel tegelijkertijd ook allerlei details zou be spreken. De heer VAN POPPELEN: Ik heb het volkomen be grepen, mevrouw de voorzitter. Het staat iedereen vrij om lang of kort te praten. Maar ik zou van u willen weten of wanneer iemand in eerste instantie met een aantal detailvragen komt, u ook uitgebreid op die vragen zult ingaan. De VOORZITTER: Ik meen dat ik in eerste instantie niet op details moet ingaan en dat de details aan de or de komen bij de voorschriften, waarbij ook de amen dementen aan de orde komen. Mevrouw KORTHUIS-ELIONMevrouw de voorzit ter! Het gehele plan bestuderende, krijgen wij de in druk - voor zover wij hiervan niet reeds overtuigd wa ren - dat wij in een bevoorrechte positie verkeren door dat wij in een zo mooie gemeente wonen. Waar wij ook op- of aanmerkingen hebben tijdens de behande ling van het onderhavige plan, ons staat steeds voor ogen deze gemeente zo mooi en leefbaar mogelijk te houden. De noodzaak tot het vaststellen van het plan is gele gen in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Orde ning; dit plan zal het bestaande uitbreidingsplan van 20 december 1961 vervangen. Bij de opstelling van een dergelijk plan kunnen wij niet autonoom te werk gaan, maar zijn we nauw gebonden aan het planolo gische beleid dat op rijks- en provinciaal niveau wordt gevoerd, zoals dat voor een belangrijk deel is neerge legd in de Tweede Nota over de ruimtelijke ordening en het streekplan Utrechtse Heuvelrug. De vrijheid die ons nog gelaten is, dienen wij zo goed en royaal mogelijk te gebruiken, waarbij wij ons niet om des tijds wille moeten laten dwingen om zonder 44

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1975 | | pagina 45