wij ons in grote lijnen verenigen. Ten opzichte van de bezwaarschriften 4 en 5 verwachten wij daarbij wel de toezegging van het college, dat de percelen van be zwaarden weliswaar niet in dit plan zijn opgenomen, maar dat dit nog in het geheel niet wil zeggen, dat nu reeds daarmee vaststaat, dat betrokkenen hun agrari sche bedrijf zullen moeten beëindigen. Ten aanzien van het bezwaarschrift onder nr. 13 wil len wij nu reeds mededelen, dat wij het standpunt van het college dat bij verzoeken om silo's tot 20 m hoog te vooral ook gedacht moet worden aan de bescher ming van het landschap, volstrekt delen. Wij zijn er niet voor de vrijstellingsmogelijkheid te verruimen tot meer dan 15 m hoogte. Terecht zegt het college dat de hoogtebepalingen in verband met de bescherming van het landschap als uiterste waarden moeten worden beschouwd. Wij zullen onze steun dus zeker niet ver lenen aan een amendement dat ertoe strekt de vrij stellingsmogelijkheid tot 20 m te verruimen. Wij vin den dat voor een zo kwetsbaar gebied als de Birkt eigenlijk niet toelaatbaar. In onze fractie bestaan in tegendeel bedenkingen in die zin, dat wij menen dat de hoogte van 15 m eerder te veel dan te weinig is. Wij zouden meer voelen voor een absoluut maximum van 12 m. Wij overwegen terzake een amendement in te dienen. Wij willen op dit punt echter eerst het ant woord van burgemeester en wethouders afwachten. Wat de grootte van de bouwpercelen betreft wil ik, speciaal met betrekking tot de Birkt, de hoop uit spreken, dat voorkomen kan worden dat de weg van Soest naar Amersfoort in de toekomst een aaneenge sloten lintbebouwing aan weerszijden te zien zal ge ven. Het aantrekkelijke van het prachtige landschap aan de Birkstraat aan weerszijden is nu juist, dat men zeer mooie doorkijkjes heeft enerzijds op de lande rijen, anderzijds op het bos. Om dat prachtige land schap te handhaven zal het zo nu en dan nodig zijn om, zij het altijd natuurlijk met pijn in het hart, neen te zeggen tegen uit een oogpunt van agrarische bedrijfs voering op zich zelf volkomen redelijke verlangens. De bezwaarschriften onder de nrs. 26 en 27 van de he ren Van Roomen aan de Grote Melmweg hebben eveneens nog betrekking op de kwestie van het bouw perceel met enkele daaraan verwante zaken. Met de voorgestelde wijze van afdoening zijn wij het eens. Dat betekent dus ook, dat wij de door het college voorgenomen medewerking voor beperkt boerderij kamperen evenals de verlening van beperkte facilitei ten ten behoeve van de zogenoemde kleine waterrecrea tie toejuichen. Ook de voorgestelde beantwoording en afhandeling van het bezwaarschrift nr. 20 van de heer Spijker, ondersteunen wij. In beperkte mate wordt enige acti viteit in de zin van een veredelingsbedrijf toegestaan. Verder dan wat wordt voorgesteld zouden wij niet willen gaan. De vrees van het college voor een nadeli ge beïnvloeding van het milieu in verband met onder meer mogelijke moeilijkheden bij de afvoer van mest stoffen delen wij. Ten aanzien van het bezwaarschrift nr. 21 van de Ge westelijke raad van het Landbouwschap te Utrecht merken wij op, dat de door het landbouwschap naar voren gebrachte bezwaren tegen de scheiding, in het plan aangebracht tussen het agrarische bedrijf en het niet-bodemgebonden agrarische bedrijf, geen grote in druk op ons hebben gemaakt. In het plan wordt een zekere mate van veredelingsbedrijf toegelaten naast de traditionele agrarische bedrijfsvoering. Daarvoor wordt de norm van een standaard-bedrijfseenheid gehanteerd. Het landbouwschap heeft daar bezwaren tegen, om dat dit een financieel-economische norm is volgens het landbouwschap. Zou dit zo zijn, dan had ik me voor kunnen stellen, dat een andere norm zou zijn voorge steld. Als de ingediende bezwaren op dit moment geen andere strekking hebben dan bedrijven zich te doen ontwikkelen in honderd procent veredelingsbedrijven, dan zeg ik in dit landelijk gebied met burgemeester en wethouders, dat we dit niet moeten doen. Het stand punt van het college om in een verhouding van 2 3 een dergelijke ontwikkeling in beperkte mate mogelijk te maken, lijkt me in dit verband zeker het maximum waartoe we kunnen gaan. Ook naar onze mening moet aan het verzoek van het landbouwschap in dit landelijk gebied silo's tot 28 m hoogte toe te staan niet voldaan worden. Daarover heb ik hiervoor reeds voldoende gezegd en ik voel mij niet verplicht dat standpunt nog eens te beargumenteren. Ook overi gens kunnen wij ons met de voorgestelde behandeling van het bezwaarschrift van het landbouwschap vere nigen, zij het dat in het ontwerp-besluit op pag. 17, in de tiende regel van onderen, het woord „bedrijf" waarschijnlijk vervangen moet worden door het woord „begrip". Ten aanzien van het bezwaarschrift nr. 22 van de heer Van Kampen volsta ik op dit ogenblik met het uit spreken van onze vrees, dat er op de hoek Birkstraat- Zandlaan wel eens een bebouwing zou kunnen ko men die als te massaal voor die omgeving zou moe ten worden aangemerkt. Is het beslist nodig dat een nieuw gebouw, het bestaande Witte Huis vervangen de, drie bouwlagen gaat tellen? Blijft dat gebouw voldoende ver uit de as van de Birkstraat en van de Zandlaan vandaan? Welke massa moeten wij ons voorstellen indien op de voorgestelde wijze het be zwaarschrift wordt afgedaan? Omdat ik begrepen heb, dat over dit bezwaarschrift nog meer vragen worden gesteld, volsta ik hier op dit moment mee. Wat de bezwaarschriften nrs. 23 en 24 betreft, respec tievelijk van de Exploitatiemaatschappij Soest B.V. en de Dalco, heb ik neiging om met het voorstel van het college mee te gaan. Kan het college ons meede len, op grond van welke stedebouwkundige regeling die bedrijven daar zijn toegelaten? De situatie dat deze bedrijven te midden van een natuurgebied liggen is allang zo. Hoe kunnen die bedrijven zich daar dan indertijd gevestigd hebben? Bij de beoordeling van het voorstel van het college lijkt deze informatie toch wel gewenst. Aan het verlangen van de P.U.E.M. op de kaart ook het tracé van de 50.000-voltkabel op te nemen wordt door het college terecht voldaan. Een vraag, die ik nauwelijks durf te stellen, is: Gesteld, dat de P.U.E.M. in dit plan Landelijk Gebied in de toekomst een transformatorstation zou willen vestigen, zou het dan niet aangewezen zijn in dat geval nu reeds op de kaart aan te geven waar dat station dan naar de me ning van het college en de gemeenteraad, uiteraard na overleg met de P.U.E.M., zou moeten komen? Als leidingentracés op de kaart moeten worden vermeld (en terecht), waarom een dergelijk station dan niet? Dan de kwestie van de kampeerbedrijven. De bezwaar schriften nrs. 28 tot en met 32, respectievelijk van de heren Huizen, De Jong,Hilhorst, Brood en mevrouw Besselink, betreffen de bestaande particuliere kampeer- 54

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1975 | | pagina 55