maximaal 3 m voor livingvans en met een oppervlakte van maximaal 70 m2 voor zomerhuisjes en 25 m2 voor livingvans d. de hoogte van de sub a bedoelde gebouwen niet meer dan 3 m zal bedragen; e. de maximum goothoogte van een dienstwoning niet meer dan 3 m zal bedragen; f. de onderlinge afstand van de in dit artikel bedoelde bebouwing, met uitzondering van toiletten en wasgele genheden, tenminste 1 m en ten hoogste 20 m zal be dragen g. de afstand van enig gebouw tot de perceelsgrens tenminste 7 m zal bedragen; h. de gezamenlijke bebouwde oppervlakte van de on der a bedoelde gebouwen niet meer zal bedragen dan 1,5% van de bij een kampeerterrein behorende en met de in dit artikel bedoelde bestemming aangewezen gronden, met een maximum van 250 m2; i. de hoogte van de onder b-le en b-2e bedoelde „bouwwerken, geen gebouwen zijnde" niet meer dan 5 m zal bedragen; j. de hoogte van de onder b-3e bedoelde „bouwwerken, geen gebouwen zijnde" niet meer dan 1,5 m zal bedra gen; k. het gebruik van de bij een kampeerterrein behoren de en met de in dit artikel bedoelde bestemming aan gewezen gronden, is in strijd met deze bestemming, indien: le. niet tenminste 30% van deze gronden in gebruik is voor gemeenschappelijke voorzieningen ten dienste van het kampeerterrein, zoals de daartoe behorende bebouwing, kinderspeelterreinen, parkeerplaatsen, toegangswegen, paden en groenvoorzieningen; 2e. het per kampeerterrein aanwezig aantal zomer huisjes, livingvans, caravans en/of tenten te zamen meer dan 25 per ha bedraagt, waarvan maximaal 20% zomerhuisjes en/of livingvans; 1. burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats, de afmetingen en de con structie van de gebouwen en „bouwwerken, geen ge bouwen zijnde", alsmede aan de ligging van de toe gangswegen en het parkeerterrein, een en ander zowel in het belang van het landschapsschoon als om ver keerstechnische redenen". - in artikel 30 (gebruik van gronden en opstallen), lid 1, sub a van de ontwerp voorschriften na de vermel ding van artikel 9 (recreatieve doeleinden-B-natuurbad e.d.) tussenvoegen: artikel 10 (recreatieve doeleinden-C-kampeerterreinen); - na artikel 30 (gebruik van gronden en opstallen), lid 2, sub b van de ontwerp-voorschriften toevoegen: sub c, luidend als volgt: „c. het bepaalde in lid 1, sub b-3e is niet van toepassing op het innemen van standplaats door livingvans, cara vans, tenten en naar de aard daarmee gelijk te stel len onderkomens op kampeerterreinen als bedoeld in artikel 10 (recreatieve doeleinden-C-kampeerterrei nen) van deze voorschriften; - te verwerken de uit het vorenstaande voortvloeiende wijzigingen in de nummering, voor zover nodig in de verwijzingen, alsmede in de inhoudsopgaaf van de voorschriften. C. het dictum bij sub II als volgt aan te vullen: - het toevoegen van de namen van de volgende recla manten: nr. 28 de heer A.W. Huizen nr. 29 de heer P.D. de Jong nr. 30 de heer A. Hilhorst nr. 31 de heer W.A. Brood; D. het dictum bij sub III ais volgt te wijzigen: - het doorhalen van de namen van de volgende recla manten: nr. 28 de heer A.W. Huizen nr. 29 de heer P.D. de Jong nr. 30 de heer A. Hilhorst nr. 31 de heer W.A. Brood; E. het wijzigen voor zover naar aanleiding van het vorenstaande nodig, van de considerans van het be sluit. Soest, 18 februari 1975". Mevrouw KORTHUIS-ELION: Mevrouw de voorzit ter! Wij hebben in het amendement in punt c ge steld, dat „indien de kampeerbedrijven slechts vol gens overgangsrecht kunnen worden gehandhaafd, deze bedrijven geen enkele uitbreidingsmogelijkheid hebben en een redelijke exploitatie, zeker bij hogere door de kampeerraad e.a. te stellen eisen, uitgeslo ten is". Ik geloof dat er wat dit punt betreft een zeker misverstand is ontstaan. Wij hebben begrepen en twij felen er niet aan, dat als er door de Kampeerraad of de Kampeerwet hogere eisen bijvoorbeeld aan het sa nitair zouden worden gesteld, volgens de formulering die door het college wordt voorgesteld, aan die eisen mag worden voldaan. Maar wij stellen dat stilstand maar al te vaak achteruitgang is. Als de stilstand bo vendien betekent, dat men ook nog meer zal moeten investeren om aan eventuele hogere eisen te voldoen, zal de achteruitgang zeer snel gaan en zullen wij ze ker zien, dat in een aantal jaren de kampeerterreinen in kwestie zullen doodbloeden. Wij zouden dit ont zettend betreuren. Velen in deze raad, ook uit andere fracties, delen de filosofie dat wij niet egoistisch kun nen zeggen: Wij houden het landschap voor ons zelf en voor de dagrecreatie. Dan kunnen wij niet zeggen: Dan zullen wij in de toekomst wel eens bekijken of wij er nog een kampeerterrein bij zullen nemen. Wij zijn ervoor dat er een kampeerterrein bij het natuur bad komt, maar los daarvan zouden wij nu willen be kijken wat de consequentie van de vorenbedoelde filosofie op dit ogenblik is. Die consequentie is dat wij in ieder geval voor zover het in ons vermogen ligt de bestaande kampeerbedrijven de mogelijkheid ge ven om zich zolang zij dat willen te kunnen handha ven. Hiervoor is naar onze mening zeker een mogelijk heid tot uitbreiding nodig. Doordat ze in het natuur gebied liggen, hebben ze geen mogelijkheid tot uit breiding, ook niet tot een kleine uitbreiding van 15%. Wij vinden dat als de mensen het op een kampeerter rein plezierig hebben en daar lange tijd zijn geweest, wij hun die kans moeten geven. Het is bovendien veel gezelliger en minder schadelijk voor de natuur om beperkte groeperingen te hebben dan één enorm kam pement. Als we tot zo'n kampement zouden komen, zouden we weer naar de massa toe gaan, waar wij in ons hedendaagse land al veel te veel onder te lijden hebben. U heeft gezegd dat de aanwezigheid van zovele kam peerterreinen een planologisch onding is en dat u voor de toekomst de mogelijkheid zou willen open houden dat als zo'n bedrijf ermede zou uitscheiden, 72

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1975 | | pagina 73