De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter! Ik ken de kwestie van het kampeerterrein van de heer De Koning van het beginstadium af. Het is altijd een zeer moeilijke zaak geweest, dat twee overheids instanties min of meer tegen elkaar in vergunningen geven of weigeren. Ik gun de heer De Koning het kampeerterrein van har te. Het kampeerterrein van de heer De Koning behoeft planologisch geen grote nadelen te geven. Ik meen dat wij de door staatsbosbeheer gegeven sub sidie thans buiten beschouwing kunnen laten. Iedereen kan zo'n subsidie krijgen. Ik heb twee randvoorwaarden, die op dit moment mis schien moeilijk zijn vast te leggen. Ik meen in de eerste plaats dat het in de omgeving van het terrein van de heer De Koning gevestigde agrarische bedrijf van de heer W. Spijker niet de dupe mag worden van het be sluit dat wij ten aanzien van het kampeerterrein van de heer De Koning zullen nemen. Ik denk hierbij aan de hinderwetvergunning etc. In de tweede plaats wil ik er ook graag duidelijkheid over hebben in hoeverre een inpassing van het kampeerterrein van de heer De Ko ning een belemmering zou opleveren met betrekking tot de eventuele aanleg van een nieuwe weg bij de Birkstraat. Wij zouden hierover graag enige informa tie van het college ontvangen alvorens ons stand punt definitief te bepalen. De VOORZITTER: Dames en heren! Uit het deel van de correspondentie dat door de heer De Wilde uit de doeken is gedaan, blijkt dat uiteindelijk de onthef fing is gegeven voor drie jaar, zowel door de provin cie De heer DE WILDE: Neen. De VOORZITTER: Jawel, uiteindelijk is er een ont heffing van de provinciale verordening gegeven voor drie jaar, met de argumentatie dat de gemeente Soest toch niet bereid zou zijn om het voor langer dan drie jaar toe te staan. De heer DE WILDE: Dat is de vervolgfase, mevrouw de voorzitter. De VOORZITTER: Het is de uiteindelijke beslissing. De heer DE WILDE: Soest is gaan tornen aan de be slissingen van gedeputeerde staten en heeft gezegd: Gedeputeerde staten, wat haalt u nu uit? De VOORZITTER: Ja. De heer DE WILDE: Maar daar heb ik niet mee te maken. Het gaat mij om de vraag van de relatie van de burger tot de overheid. Gedeputeerde staten hebben bij brief van 11 juni 1971 onvoorwaardelijk en zonder enige termijn de vergunning gegeven. De VOORZITTER: Ja. Dat tast ik ook niet aan, Ik wilde alleen constateren hoe de toestand op het ogen blik is. Er is geen verschil van mening over dat gede puteerde staten eerst hebben gezegd: Wij hebben geen moeilijkheid. Vervolgens heeft het gemeentebe stuur van Soest gezegd: Wij willen dan wel akkoord gaan met een ontheffing voor drie jaar om de heer De Koning de gelegenheid te geven zijn inkomsten op andere wijze aan te vullen. Daarna zijn er vergunnin gen afgegeven, waarbij de provincie een ontheffing van de provinciale verordening voor drie jaar heeft verleend. Zo is de feitelijke toestand op dit ogenblik. De heer De Koning heeft een ontheffing tot 1 mei of 1 juni 1976. Het gemeentebestuur van Soest heeft altijd op het standpunt gestaan, dat dit een tegemoet koming zou moeten zijn voor iemand die op een ge geven moment in moeilijkheden verkeert. De ge meente Soest heeft altijd op het standpunt gestaan, dat het terrein van de heer De Koning ook niet een plaats is waarop je een kampeerterrein zou wensen, omdat wij het beschouwen als een stuk inval van Soest Wij zijn al niet zo gelukkig met de rest die daar is en wij hebben gezegd: Als je nu nog verder op de Birk straat allerlei verschillende bestemmingen toelaat, waar zou dan het einde kunnen zijn? Dat is de over weging geweest die het gemeentebestuur van Soest ertoe heeft gebracht om te zeggenWij wensen daar geen kampeerterrein, maar wij zijn wel berèid om voor drie jaar een ontheffing te geven. Vandaar dat wij als antwoord op het bezwaarschrift van de heer De Koning hebben gesteld, dat wij vinden, dat het terrein in kwestie niet als kampeerterrein moet wor den ingepast, omdat het nooit in de bedoeling van ons gemeentebestuur heeft gelegen. Ik heb het gevoel dat de beslissing van de raad over het terrein van de heer De Koning niet veel conse quenties behoeft te geven ten opzichte van het be drijf van de heer W. Spijker. Als toch de weg om de zuid er komt, zal daar waar schijnlijk een stuk van het grondgebied dat op het ogenblik eigendom is van de heer De Koning, wor den doorsneden. Dan zou er op een goed moment natuurlijk sprake zijn van planschade, aangezien er dan een stuk van het kampeerterrein zou worden af gesneden. Wij kunnen op dit moment niet met ze kerheid zeggen of deze weg er al dan niet komt. Om al deze redenen, met het oog op de historie, om dat er toen duidelijk is gesteld dat de verleende ontheffing een termijn van drie jaar betreft, vinden wij formeel dat het terrein van de heer De Koning niet de bestemming kampeerterrein zou moeten krij gen. De heer VISSER: Weest u nu eens eerlijk, mevrouw de voorzitter. De door u bedoelde weg komt er niet. Hij is afgevoerd. De VOORZITTER: Dat is niet waar, mijnheer Vis ser. Ik heb formeel en ook materieel niet de medede ling, dat die weg er niet komt. Wij hebben alleen met Amersfoort samen een uitspraak gedaan over de weg om de noord, wij denken ook wel erg aan het tracé over de Birkstraat, maar uitspraken zijn daar niet over. Als men mij vraagt of ik formeel kan zeg gen of de weg er komt of niet, dan is mijn antwoord daarop: Neen. De heer VISSER: Dat is dan niet waar. Ik heb de kaarten gezien, ik heb de woorden van de gedeputeer de gehoord. De S 5 gaat niet door. De VOORZITTER: Op alles wat iemand tegen mij zegt en wat ik in de kranten lees, mijnheer Visser, mag ik als voorzitter van de raad niet ingaan. Zolang wij van de daartoe geroepen hoogste instantie niet formeel de mededeling hebben dat de aanleg van de weg niet doorgaat, moet ik als antwoord op een vraag van een raadslid zeggen, dat ik niet weet of die aanleg al dan niet doorgaat. De heer VISSER: Het woord „krant" heb ik niet ge bruikt. U zult spijt als haren op uw hoofd hebben als u morgen hoort, dat de aanleg van de weg niet door gaat.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1975 | | pagina 80