De VOORZITTER: Ik hoef nergens spijt over te heb ben. Daar gaat het niet om. Het gaat er alleen om dat ik zeg, dat het mij niet bekend is dat de aanleg van de weg niet doorgaat. Ik zou het prachtig vinden als die mededeling kwam, want het gemeentebestuur voelt veel meer voor de weg over de Birkstraat, hoewel ook dat moeilijkheden zou geven. De heer VAN AALST: Mevrouw de voorzitter! In een brief van het college van burgemeester en wet houders van Soest van 24 november 1970 aan de heer De Koning staat: Tot onze spijt is het onmogelijk u thans reeds de be slissing te noemen omtrent de aanleg van het kampeer terrein, omdat een en ander afhankelijk is van de eventueel aan te leggen Birkstraat. In een brief van 14 april 1972 is aan de heer De Ko ning geschreven: Naar aanleiding van uw verzoek inzake 50 caravans delen wij u mede geen bezwaar te hebben tegen de plaatsing van het onderhavige toiletgebouw zodra de vergunning van gedeputeerde staten van de provincie Utrecht voor de plaatsing van 50 caravans zal zijn af gegeven. De vergunning is afgegeven op 31 januari 1973. Daar bij is door het college van burgemeester en wethou ders helemaal niet gesproken over een termijn van drie jaar. Het college heeft in de vorige brief juist geschre ven: Als de provincie u De VOORZITTER: de ontheffing geeft voor drie jaar, dan geven wij haar ook. De heer VAN AALSTDaar werd toen nog niet over gesproken. De VOORZITTER: Maar de ontheffing van de pro vincie gold voor drie jaar. De heer VAN AALST: Er is pas later over een ter mijn van drie jaar gesproken De heer DE WILDE: Inderdaad. De heer VAN AALSTen ik vind dat in strijd met hetgeen hier nu is gezegd. Het college van burgemees ter en wethouders heeft op 26 juli 1973, dus nadat gedeptteerde staten ontheffing hadden verleend, de gevraagde vrijstelling voor drie jaar gegeven. De VOORZITTER: Dat klopt. De heer DE WILDE: Mevrouw de voorzitter! Wat de heer Van Poppelen over de hinderwetvergunning heeft gezegd heb ik niet goed begrepen. Ik weet niet of er wat dat betreft problemen zijn, maar ik meende zoéven uit uw woorden te mogen begrijpen, dat er in dat op zicht geen problemen zouden zijn. Wat de weg betreft ga ik niet aan speculaties begin nen, U weet waarschijnlijk dat er al een jaar of twaalf over de weg wordt gesproken. De VOORZITTER: Ja. De heer DE WILDE: Reeds twaalf jaar geleden is er gesproken over een weg om de zuid, helemaal langs het bos en dan door Birkhoven, waarbij ook het bosbad eraan zou gaan. De VOORZITTER: Ja. De heer DE WILDE: Welnu, vergeet u het maar. Daar is natuurlijk geen sprake van. De VOORZITTER: Neen. De heer DE WILDE: U moet zich eens voorstellen, mevrouw de voorzitter, dat de weg achter het terrein van de heer De Koning langs zal gaan en achter de Zandlaan. Dan zit men onmiddellijk in de sportter reinen, bijna in de tribune van de sportclub Amers foort. Dat is ondenkbaar, daar is geen sprake van. Wij kunnen ons natuurlijk wel allerlei muizenissen in het hoofd halen en lang praten over wat er alle maal eens zou kunnen gebeuren, maar u kunt de hiervoren geschetste wegaanleg rustig vergeten. Er is geen sprake van dat zo'n wegaanleg een oplossing biedt. Ik vind dat het kampeerterrein van de heer De Ko ning zelf verdedigbaar is. Ik vind niet dat het onei genlijk is. Het kan in de omgeving waarin het is ge legen kampeerterrein zijn. Het wordt behoorlijk inge pakt in het groen en wat dat betreft behoeft het dus geen probleem te zijn. Ik houd vol dat de brief van gedeputeerde staten van 31 januari 1973 blijk geeft van de openlijke strijd tussen Soest en de provincie. Soest is almaar bezig om te benadrukken, dat het iets voor drie jaar betreft en de provincie Utrecht zegt tegen de heer De Ko ning: Wij begrijpen uw problemen, maar Soest wil niet en daaraan moeten wij ons houden; zolang Soest niet wil meedoen, kunnen wij niet verder. Het is bijna een beschamende vertoning. In de brief van de provincie van 31 januari 1973 wordt niet over een termijn van drie jaar gesproken. Ik vind dat er al met al reden genoeg is om een punt achter de discus sie te zetten en het kampeerterrein van de heer De Koning toe te laten. De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter! Wij zijn hier geen subjectief beleid aan het voeren, maar het lijkt er nu haast een beetje op dat wij dat wel aan het doen zijn. Ik neem aan dat de door mij met betrekking tot de beslissing van de raad ten aanzien van het kampeer terrein van de heer De Koning geuite vrees ten op zichte van het bedrijf van de heer W. Spijker niet aanwezig behoeft te zijn. Ik zou er wel graag duidelijkheid over hebben, dat wij straks niet als gevolg van wegaanleg het kampeerter rein voor bijvoorbeeld f. 100.000,- moeten kopen. Als wij dit op de een of andere wijze kunnen vastleg gen, zijn wij helemaal uit de moeilijkheden. Wij wil len de heer De Koning dan volledig ter wille zijn. Is dit mogelijk? De heer BLAAUW: Indekking tegen planschade? De heer VAN POPPELEN: Ja. Ik wil voorkomen dat wij planschade moeten betalen. De VOORZITTER: Wij kunnen planschade natuurlijk niet uitsluiten. Als ik de heren Visser en De Wilde en anderen hoor, heb ik wat de meerbedoelde wegaanleg betreft het gevoel dat het risico klein wordt, maar als er een kampeerterrein met allerlei voorzieningen ligt en er vervolgens een weg door zou komen, zou het onbetamelijk zijn als wij zouden proberen om te zeg gen: Begint u nu maar, mijnheer De Koning, maar als er ooit een weg doorheen komt, betalen wij geen planschade. Dat kan niet. Ik zou dat onbehoorlijk be stuur vinden. De heer BLAAUW: Hierover ben ik het helemaal niet met u eens. Ik geloof niet dat het onbetamelijk zou zijn. Ik vind het wel onbetamelijk om iemand de kans te geven f. 150.000,- te investeren voor drie jaar, wetende dat hij eraan kapot gaat. Dan maak je iemand kapot. Ik geloof dat nu dit bedrag al is geïn vesteerd, er rustig mag worden gesteld, dat als de 80

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1975 | | pagina 81