ige- >ok wil- een zou Birkt, ich er- i ;ewe- k blijf :lijke ït gaat yaar- renigen larop moet ïwoon dige 1 we er ireel 6000 orst is ingsplan ment «drijf et de Bezwaarschrift nr. 3 van mevrouw H.R. Hilhorst-v.d. Hengel. De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter! Eerder op de avond is ons amendement waarmede wij beoogden dat agrarische bedrijven gelegen aan de zuid zijde van de Birkstraat en aan de dorpszijde van de Lange Brinkweg de mogelijkheid zou worden geboden om aan de andere zijde van deze wegen een bedrijfsge bouw te stichten, afgestemd. Daarop hebben wij ge zegd dat wij bij de behandeling van de bezwaarschrif ten de afzonderlijke gevallen opnieuw zouden bekij ken. In dit verband deel ik mede, dat ik persoonlijk de onderhavige reclamante graag in het gelijk zou stel len. De VOORZITTER: Dames en heren! De heer Van Poppelen stelt voor om mevrouw Hilhorst-v.d. Hengel aan de overzijde van de Birkstraat een bouwperceel met een oppervlakte van 1 ha te geven. U heeft gezien wat de overwegingen van het college zijn en zult dus niet van het college een voorstel krijgen om dat te doen. Maar u heeft alle rechten. Ik constateer dat het voorstel van de heer Van Poppelen door mevrouw Korthuis-Elion en de heer Hilhorst wordt onder steund. De heer HILHORST: Mevrouw de voorzitter! Ik steun het voorstel van de heer Van Poppelen uiter aard. Zoon A. Hilhorst heeft al vrij definitieve plan nen om aan de overzijde van de Birkstraat een rundvee stal te gaan bouwen. Mevrouw VAN STIPHOUT-CROONENBERG: Waar slaat dit nu toch op De VOORZITTER: Het slaat helemaal nergens op. Maar goed, dat mag ik niet zeggen. Ik wil wel even stellen dat wij voorschriften hebben aangenomen waarbij er maar één bouwperceel per be drijf wordt gegeven. Dit betekent dat het bouwper ceel aan de zuidzijde van de Birkstraat bij mevrouw Hilhorst-v.d. Hengel eraf moet. Dat is wel de conse quentie. De heer VAN POPPELEN.' Ja, akkoord. De VOORZITTER: Dit betekent dat mevrouw Hil horst-v.d. Hengel niet meer kan uitbreiden, bij wijze van spreken niets meer kan doen aan de zuidkant. De heer HOEKSTRA: Maar ze kan er wel blijven wo nen. De VOORZITTER: Ja. De heer VAN POPPELEN: Hoe groot is het huidige bouwperceel van mevrouw Hilhorst-v.d. Hengel aan de zuidzijde van de Birkstraat? De VOORZITTER: Zij heeft nu ongeveer een halve hectare en zij vraagt een hele hectare. Mevrouw VAN STIPHOUT-CROONENBERG: Dat kan bij de heer Van Poppelen best. Hij maakt er wel twee van. De VOORZITTER: Niet vanuit het college, maar van uit de raad wordt voorgesteld, dames en heren, om mevrouw Hilhorst-v.d. Hengel aan de noordkant van de Birkstraat een zelfde bouwperceel te geyen als zij nu aan de zuidkant heeft. Misschien meten wij nu niet goed, maar als haar een bouwperceel aan de noordzij de van de Birkstraat wordt gegeven, zal het exact de zelfde grootte hebben als het bouwperceel dat zij aan de zuidzijde heeft. De heer DE WILDE: Is het zo, mevrouw de voorzit ter, dat dan het perceel aan de zuidzijde vervalt? De VOORZITTER: Ja. De heer DE WILDE: En wéten wij zeker dat mevrouw Hilhorst-v.d. Hengel dat apprecieert? De VOORZITTER: Dat weet ik niet. De heer DE WILDE: Dat kunnen wij dan toch niet doen? De VOORZITTER: Neen. De heer VAN POPPELEN: Neen, maar dat doen wij ook niet. De heer DE WILDE: Jawel. De VOORZITTER: Wij gaan van één ding uit; wij ge ven ingevolge de voorschriften geen twee percelen per bedrijf. De heer DE WILDE: Dat vind ik ook. Als de raad zich zelf respecteert, kan hij niet twee bouwpercelen op één bedrijf geven. Dat bestaat niet. De VOORZITTER: Neen, dat kan niet. De heer DE WILDE: Mevrouw Hilhorst-v.d. Hengel heeft het niet gevraagd De heer VAN POPPELEN: Jawel. De heer DE WILDE: Neen, zij vraagt een bouwper ceel erbij. De VOORZITTER: Juist, erbij. Maar dat kan niet. De heer DE WILDE: U neemt nu op u, mijnheer Van Poppelen, om zonder dat de bezwaarde erbij is, over haar heen te beslissen, dat haar bouwperceel aan de zuidkant vervalt en dat zij aan de noordkant een bouw perceel krijgt. Daar zal misschien een zekere logica inzitten. Misschien zou zij, als zij werd geconfron teerd met de keuze tussen een bouwperceel aan de zuidzijde en een bouwperceel aan de noordzijde, een bouwperceel aan de noordkant kiezen. Maar ik vind het te ver gaan om daar nu zonder meer over te be slissen. De heer Van Poppelen en anderen kennen de be zwaarden blijkbaar allen van binnen en van buiten, mevrouw de voorzitter, en ik zit misschien dingen te veronderstellen die niet zijn, maar ik dacht dat je dat niet zo zou kunnen doen. Ik zou het niet op prijs stellen als ik zo werd behandeld. Mevrouw Hilhorst- v.d. Hengel vraagt om een uitbreiding en daar moet neen op worden gezegd. De VOORZITTER: Het is een duidelijke zaak: of aan de noordkant of aan de zuidkant. De heer VAN POPPELEN: Neen, dat is geen duide lijke zaak. De VOORZITTER: Wij hebben duidelijk in onze voorschriften staan: per bedrijf één bouwperceel. Wat de heer Van Poppelen wil, nl. zowel een bouw perceel aan de zuidzijde als een bouwperceel aan de noordzijde, kan niet, dames en heren, want hetgeen de heer Van Poppelen eerder op de avond via het indienen van een amendement heeft beoogd, is niet doorgegaan. De heer HILHORST: Mevrouw de voorzitter! Ik heb gisteren nog contact gehad met de zoon van mevrouw Hilhorst-v.d. Hengel die het bedrijf voert en hij heeft mij uitdrukkelijk verklaard, dat hij geen enkele be hoefte heeft aan een uitbreiding op zijn huidige per ceel en dat hij alleen maar belang stelt in een nieuw perceel aan de noordkant. De VOORZITTER: Dat betekent dat het bouwper ceel aan de zuidzijde eraf gaat en dat, als de raad het wil (het is geen voorstel van het college), er een bouw perceel aan de noordzijde zou kunnen worden gegeven. 83

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1975 | | pagina 84