Bezwaarschrift nr. 9 van de heer C.A. Kuijer. Bezwaarschrift nr. 13 van de heer W.A.M. Wantenaar. Bezwaarschrift nr. 15 van de heer W.A.G. Hartman. Nr. 4 Soest, 21 februari 1975 NOTULEN van het verhandelde in de openbare vergadering van de raad der gemeente Soest op vrijdag 21 februari 1975 te 19.30 uur. (Voortzetting van de vergadering van donderdag 20 februa ri 1975 te 19.30 uur). VOORZITTER de burgemeester, mevrouw mr. J.M. Corver-van Haaften. SECRETARIS de heer H. Borreman. Tegenwoordig de leden: G.M.J. van Aalst, mevrouw G.G.A. Alting-Ambrosius, W.A, Blaauw, j.J. van den Brakel, J.J. Eb- bers, mevrouw J.W.D.P. van Gelder-Cornelissen, mevrouw J. Greefhorst-Van Overdam, K. de Haan, J.W. Hilhorst, D. Hoekstra, mevrouw E. Korthuis-Elion, R.A. van Logten- stein, G.H. Oldenboom (later), mevrouw P.J. Oranje-En- tink, G.A.W.G.A. Plomp, J.R. van Poppelen, A.H.F. Smit, G. Stam, mevrouw M.F. van Stiphout-Croonenberg, P.L.J.M. Storimans, J. Visser en K. de Wilde. Afwezig met kennisgeving de leden: M.A. van Ee, P.C. Lan ge en C. Verheus. De VOORZITTER heropent de vergadering en stelt voor met gebed te beginnen. Hierna vindt voorlezing van het gebed door de voorzitter plaats. De VOORZITTER: Dames en heren! Er is bericht van ver hindering ingekomen van de heren Verheus, Van Ee en Lange. De heer Oldenboom hoopt om negen uur ter verga dering te kunnen komen. De VOORZITTER stelt aan de orde de voortzetting van de behandeling van 20 Voorstel tot het vaststellen van het bestemmingsplan „Landelijk Gebied". Voortgezet wordt de behandeling van de bezwaar schriften. De heer HILHORST: Mevrouw de voorzitter! Ik be grijp niet dat dit bezwaar niet gegrond wordt ver klaard. Het betreft hier nl. eigenlijk een zelfde situa tie als bij de heren G.A. Hilhorst en P.A. Hilhorst. Ik zie er weinig verschil in zitten. De VOORZITTER: Ja, met dien verstande dat, zoals u in onze overwegingen kunt lezen, de heer Kuijer op dit moment geen vastomlijnde plannen heeft en dat er bovendien nog een agrarische bedrijfsbestemming met een kleine uitbreidingsmogelijkheid is opgeno men in het plangebied. Ik wijs ook op hetgeen in on ze overwegingen is vermeld ten aanzien van eventuele toekomstige ontwikkelingen. Het bedrijf van de heer Kuijer is gelegen in het plan Kerkebuurt en daarin is het geregeld. De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter! De vraag die ik wil stellen, had ik eigenlijk al met be trekking tot bezwaarschrift nr. 11 willen stellen, maar ze kan ook bij het nu aan de orde zijnde be zwaarschrift worden gesteld, want ze komen op het zelfde neer. Een aantal reclamanten heeft er bezwaar tegen gemaakt, dat hun gebouwen, die legaal zijn ge bouwd, niet zijn ingetekend. Wat is er eigenlijk de reden van, dat aan dergelijke bezwaren geen gevolg wordt gegeven? Het was maar een kleinigheid geweest er wel gevolg aan te geven en dan waren de betrokke nen waarschijnlijk wel tevreden geweest. De VOORZITTER: Dan moet er opnieuw worden ge ïnventariseerd. Er kunnen natuurlijk veel meer men sen zijn wier gebouwen niet zijn ingetekend. Enigen hebben er bezwaar tegen gemaakt; anderen hebben dat niet gedaan, omdat het er juridisch niets toe doet of-de gebouwen al dan niet zijn ingetekend. Het wel of niet ingetekend zijn betekent formeel niets. Op een goed moment is van bestaande kaarten en bestaan de inventarisatie uitgegaan. Als nu, een paar jaar la ter, toevallig iemand zegt dat zijn sedertdien gebouw de schuur niet op de kaart staat, lijkt het mij niet juist om die schuur op de kaart te zetten. Het is nogal een heel werk, want dan zou je formeel alles opnieuw moeten gaan inventariseren. Het zou dan niet juist zijn om alleen bijvoorbeeld de schuur van iemand die toevallig goed op de kaart heeft gekeken, op de kaart te zetten en andere inmiddels tot stand gekomen ge bouwen niet. De heer VAN POPPELEN: Deze mensen hebben de kaart goed gelezen. Zij hebben nieuwe gebouwen ge bouwd en hebben nu geconstateerd, dat die niet op de kaart staan. De kaart is achter en dat is eigenlijk hun bezwaar. De VOORZITTER: Ja, maar dat is voor het plan Landelijk Gebied niet interessant, en ook niet voor de betrokkenen. Het kadaster is ook achter. De heer VAN POPPELEN: Het heeft dus geen gevol gen? De VOORZITTER: Neen, absoluut niet. Anders zou het een andere zaak zijn. Wij zijn zelfs ergens tegen gekomen, dat het voor mensen nog wel prettig kan zijn. Want als zij toevallig een bebouwing hebben die een stuk buiten het bouwperceel staat, hebben zij iets extra's. De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter! Ik begrijp het standpunt van de heer Hartman wel. Zijn boerderij staat op de monumentenlijst. Dat is als het een waardevolle boerderij is, een belangrijke zaak, Maar voor de betrokkene is het beslist geen pretje. De VOORZITTER: Hierover ben ik het helemaal met u eens. De heer VAN POPPELEN: Als de heer Hartman eens een nieuwe stal wil bouwen, zou hij met de Monu mentenwet in conflict kunnen komen wanneer hij te dicht bij de bestaande boerderij zou moeten bouwen. Daarom lijkt het mij juist, dat hij een groter bouwper ceel krijgt dan hem volgens het voorstel van het col lege wordt gegeven. De VOORZITTER: De Monumentenwet gaat altijd voor. Dat staat vast. De heer VAN POPPELEN: In de overwegingen van het college staat, dat de heer Hartman nog geen con crete plannen heeft. Ik meen dat dat op dit moment niet relevant is. De VOORZITTER: Jawel. Als iemand niet aangeeft wat hij in de toekomst zou willen, wordt het toch wel uitermate moeilijk om een perceel aan te geven waarop hij wat zou kunnen doen. Dan zou hij op een goed moment een nieuw bouwperceel moeten krijgen. De heer Hartman heeft overigens een behoor lijk bouwperceel, waarop hij nog wel een heleboel kan doen. De heer VAN POPPELEN: Als een boerderij op de 87

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1975 | | pagina 88