zen geschreven wordt over de Wieksloterplas. Zonder
discussie wordt dit fenomeen in het ontwikkelingsplan
ingevoerd. Graag wil ik van u vernemen, mevrouw de
voorzitter, wat u zich hierbij voorstelt.
De integratie van alle facetten heeft pas zin als alle
modellen gereed zijn, dus ook onderwijs, sport, recrea
tie en vooral het welzijnsmodel waarin alle draden sa
menkomen. Enkele draden zijn nu gespannen in deze
raamstructuur, maar het weefsel is nog lang niet klaar.
Laten we hopen dat het geheel een fraaie creatie
wordt, die ons allen past.
De VOORZITTER: Dames en heren. Ik mag consta
teren dat er in de raad een grote overeenstemming be
staat over de lijnen die nu getrokken moeten worden
voor een zinnige raamstructuur voor de ontwikkeling
van Soest in de toekomst. Dit kan men bijna een his
torisch moment noemen, want wij hebben een aantal
jaren achter de rug, met onzekerheden en met het ver
kleinen van plannen. Dit was ook logisch, gezien de
ontwikkelingen die zich hebben voorgedaan, bijvoor
beeld ten aanzien van de bevolkingsprognoses in Ne
derland. In plaats van wat men vroeger deed, het op
stellen van een „statisch" structuurplan, gaat men er
tegenwoordig hoe langer hoe meer toe over in de
planning te onderkennen dat men met zoveel onze
kerheden, zoveel koffiedik, moet rekening houden dat
men niet te veel hard moet vastleggen. Daarom is in
deze raamstructuur ook alleen maar datgene vastge
legd, waarvan wij het gevoel hebben dat men het op
dit moment kan vastleggen. Wij menen dan met toe
komstige ontwikkelingen rekening te kunnen houden,
opdat wij de visie, die wij nu hebben, altijd nog kun
nen aanpassen.
Bijna alle sprekers hebben het gehad over de bevol
kingsprognoses. Men heeft daarbij onderkend dat men
in Nederland wat dit aangaat op het ogenblik werkt
met bijzonder verschillend cijfermateriaal. In de open
bare vergadering van de commissie voor ruimtelijke or
dening van vorige week hebben wij daarover uitvoe
rig gesproken; daarbij is geconstateerd dat wij langza
merhand de nieuwste cijfers ter beschikking hadden.
Wij beroepen ons voortdurend op de P.P.D. waarvan
wij steeds nieuwe cijfers krijgen. Wij hebben toen te
vens geconstateerd, dat de P.P.D. weer met een lager
groeipercentage per jaar rekening hield dan wij de
den. De P.P.D. werkte met een gezamenlijk percenta
ge voor Eemland en de Utrechtse Heuvelrug, waarbij
evenwel werd erkend, dat in Eemland de natuurlijke
groei hoger is dan op de Heuvelrug.
Wij zullen, hoe dan ook, met een zekere prognose re
kening moeten houden. Vanavond is gezegd, dat een
prognose maar een prognose is en dat die dikwijls niet
uitkomt. Ik meen dat ook de heer Lange zich in die
richting heeft uitgelaten. Anderzijds moet ik zeggen
dat, wil men nog een zekere planning kunnen maken
en een zekere toekomstvisie, zij het op niet te lange
termijn, kunnen ontwikkelen, men toch van bepaalde
prognoses zal moeten uitgaan. Wij zijn dan ook uit
gegaan van het cijfermateriaal in het minimum-model.
Wij hebben rekening gehouden met een bepaalde be
volkingsgroei voor de eerste vijf jaar. Daaruit hebben
wij getracht met hantering van een delingsfactor van
2,9 - de gemiddelde woningbezetting - het aantal wo
ningen te berekenen, die wij in de eerstkomende vijf
jaren nodig zullen hebben.
In de vergadering van de commissie voor ruimtelijke
ordening en vanavond opnieuw is geconstateerd - men
kan dit ook zien in het nieuwste cijfermateriaal dat
op verzoek van de commissie vanavond is uitgereikt -
dat de kwantitatieve woningbehoefte weer is gestegen
vergeleken met 1 november 1975 en wel van 621 tot
689. De kwalitatieve woningbehoefte is praktisch
hetzelfde gebleven. Een en ander betekent dat wij op
dit moment zouden moeten bouwen - en liefst mor
gen klaar zouden moeten hebben - 689 wooneenhe
den. Maar dan komen er iedere dag nieuwe woning
zoekenden bij. De vorige keer is gezegd: u behoeft
geen rekening te houden met de babies omdat die de
eerste 18 jaar geen eigen woning nodig hebben. Maar
wél hebben natuurlijk de babies die 18 jaar geleden
geboren zijn morgen een woning nodig. Men zal dus
op een of andere manier met een prognose rekening
moeten houden. Prognoses zal men moeten opstellen
aan de hand van het meest recente cijfermateriaal.
Dit betekent dat wij niet alleen 689 woningen moe
ten bouwen om de kwantitatieve woningnood op te
heffen, maar ook moeten bouwen voor een progno
secijfer; dat hebben wij uitgerekend in onze model
len.
Er is gevraagd waar wij die woningen zouden willen
bouwen. Wij hebben dit aangegeven. Wij gaan er
voorshands van uit, dat wij rii^t de 700 woningen die
nu in aanbouw zijn dan wel komen - daarbij behoort
Overhees fase 2 - plus Overhees fase 3 en 4 een heel
eind zouden kunnen komen. Wij hebben altijd nog
wat kleine gaatjes die wij zouden kunnen opvullen.
Wij hebben ook nog wat ruimte in Soesterberg. Voor
die 689 woningzoekenden menen wij dus, inclusief
die open gaatjes, voldoende te hebben aan Overhees
fase 3 en 4. Wij hebben daarbij gezegd dat, als Over
hees 3 en 4 in 1978 niet gereed komt, wij zullen moe
ten uitwijken naar Boerenstreek en wellicht een stuk
je van Klein Engendaal. Ik heb begrepen dat de mees
ten uwer, wat het centrum betreft, toch voor een stuk
Klein Engendaal in willen gaan. Men zal dus moeten
bezien, hoeveel woningen men daar verantwoord kan
bouwen, want ook in Klein Engendaal zal voorzichtig
gebouwd moeten worden, omdat er zoveel groenop-
standen zijn. Vooralsnog nemen wij dus aan dat Over
hees 3 en 4 worden goedgekeurd. Er is vanavond opge
merkt dat het wellicht aanbeveling zou verdienen
morgen al te beginnen met het opstellen van bestem
mingsplannen voor Boerenstreek en/of Klein Engen
daal, omdat wij dan beter vooruit zouden kunnen.
Ik meen dit te mogen betwijfelen. Een nieuw be
stemmingsplan ontwerpen kost veel tijd. Ik betreur
het dan ook als hier door gemeenteraadsleden al iede
re keer gedreigd wordt met een Kroonprocedure. Ik
dacht niet dat het de taak van een gemeenteraadslid
was om in de raad op een dergelijke afbrekende ma
nier te werk te gaan; dat komt echter voor de verant
woordelijkheid van het desbetreffende gemeenteraads
lid. Als wij nu zouden beginnen aan een bestemmings
plan Boerenstreek en/of Klein Engendaal in verband
met woningbouw, zal het echter een aantal jaren du
ren, voordat daar het eerste huis gebouwd kan worden.
Voor de korte termijn wil ik de raad dus eigenlijk
voorstellen even af te wachten hoe het loopt met
Overhees 3 en 4, Wij kunnen een gelukje hebben bij
de vaststelling van het streekplan en wij kunnen ook
geluk hebben ten aanzien van ons beroep op de Kroon.
Ik zie eerlijk gezegd niet zoveel tijdwinst, als wij nu
weer aan andere bestemmingsplannen beginnen. Daar
enboven krijgt men niet zo gemakkelijk een bestem-