overigens zou ik dit eigenlijk tussen aanhalingstekens
moeten plaatsen omdat wij er ons allemaal van be
wust zijn dat het veel fijner zou zijn als er niets be
hoefde te gebeuren. Wanneer men dit tracé af
weegt tegen het alternatieve tracé - ik zal het zo maar
aanduiden - dan blijkt voor het oorspronkelijke tracé
toch meer grond beschikbaar te zijn dan voor het
nieuwe, het alternatieve tracé. Wij zouden dan dus te
maken hebben met minder grondverwervingsmoei-
lijkheden. Het alternatieve tracé heeft een nogal moei
lijk beloop. Er zitten wat bochten in. Het zou een aan
tal verkeersdeelnemers, waar zij toch al een omweg
moeten maken, ervan kunnen afschrikken om deze
bochtige weg te nemen. Wanneer men het oorspronke
lijke tracé kiest, houdt men toch meer relatie van het
winkelcentrum tot de Eng. Dan tast men met het oor
spronkelijke tracé minder houtopstanden aan dan het
alternatieve tracé met de bochten. Dit kan men even
tueel constateren aan de hand van de luchtfoto die
hier is opgehangen. Een moeilijk punt bij keuze voor
het alternatieve tracé vinden wij ook dat de overweg
bij de Kolonieweg helemaal wordt afgesloten. Dege
nen die aan de Kolonieweg wonen worden hierdoor
ook afgesloten. Bovendien zou de verkeersafwikkeling
naar de Kolonieweg moeten plaats vinden via de
Soesterengweg, om haar zo maar aan te duiden. Ik
herinner mij dat er wel stemmen zijn opgegaan om
van deze Soesterengweg een pad uitsluitend voor wiel
rijders te maken. Dit zou dan uitermate moeilijk wor
den, want de mensen aan de Kolonieweg zullen dan
alléén nog die kant op kunnen.
De heer VISSER: Om hoeveel mensen gaat het, me
vrouw de voorzitter?
De VOORZITTER: Wij zouden de huizen even kun
nen tellen. Ik denk dat er 20 huizen staan.
De heer SMIT: Aantallen lijken mij wat irrelevant.
Ik dacht dat wij over mensen praatten en niet over
aantallen.
De VOORZITTER: Inderdaad staat de mens cen
traal; dit heeft de heer Van Poppelen ook nog duide
lijk gesteld. Dit is een uitgangspunt waarmee iedereen
het helemaal eens is. Ik begrijp uit de woorden van de
heer Smit dat het er niet om gaat hoeveel mensen er
hinder van hebben, maar dat het erom gaat dat men
sen er afgesneden worden. Het is één van de argumen
ten. Je moet alle plussen en alle minnen afwegen. De
Eng als zodanig wordt door het alternatieve op ver
zoek van de commissie getekende tracé minder aange
tast, maar als men alle plussen en minnen tegenover
elkaar zet, ervan uitgaande dat men in Soest rekening
moet houden met de mens, komen wij tot de overtui
ging dat het door ons voorgestelde tracé de voorkeur
verdient boven het tracé langs de spoorbaan.
De heer Van Poppelen is bang dat er een spannings
veld gaat ontstaan tussen de Van Weedestraat en het
andere winkelcentrum en hij vond daarom het woord
„pool" niet zo geschikt.
De heer VAN POPPELEN: Het spanningsveld wordt
door die naam gesuggereerd.
De VOORZITTER: Wij kunnen dan misschien het
woord „poot" gebruiken. Ik moet echter zeggen dat
ik een zeker spanningsveld helemaal niet onaccepta
bel zou vinden. Ik geloof dat een zekere concurren
tie en een zekere spanning tussen die centra best goed
zouden zijn, maar misschien is dit een heel ouderwet
se opvatting. Wij zijn echter ook best bereid het „een
tweede poot" te noemen en dan maar niet over span
ningsvelden te spreken.
De fractie van de Partij van de Arbeid kiest voor het
alternatieve tracé voor de Centrumweg. Daarmee staat
men ook tegenover het centrum wat anders. Ik heb
echter begrepen dat met name de fracties van de V.VJ3.
en van het C.D.A. zich kunnen vinden in een centrum
waarin zowel nieuwe winkelvoorzieningen komen als
bepaalde centrumvoorzieningen voor geheel Soest. Wij
zouden dan een stuk over de Nieuweweg heen moeten
gaan, Klein Engendaal in, terwijl als wij kiezen voor
de „grote slinger", om het zo maar eens te noemen,
meer ruimte overblijft.
De heer DE WILDE: Wat is bij die grote slinger de
noordkant?
De VOORZITTER: De percelen aan de noordkant
van de Parklaan.
De heer DE WILDE: Alleen de weg is dus het verschil
in ruimte.
De VOORZITTER: Maar het weglichaam, met taluds
en alles wat erbij hoort, is een heel stuk.
De heer DE WILDE: U sprak overigens over de inhoud
van het centrum; daarover bestaat geen verschil van
mening.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Met Progressief Soest,
niet met de P. v.d. A.
De heer DE WILDE: Ook wij vinden dus dat in het
tweede winkelcentrum de voorzieningen zoals het ge
meentehuis moeten worden getroffen.
De VOORZITTER: Alleen bestaat in de door u voor
gestane oplossing voor de Centrumweg minder ruim
te daarvoor.
De heer DE WILDE: Zeker, zeker.
De VOORZITTER: Het aantal hectares is dan minder,
tenzij wij een heel eind Klein Engendaal ingaan.
De heer DE WILDE: Ik reageer op uw opmerking dat
het C.D.A. en de V.V.D. voor een centrum zijn waarin
behalve winkels ook andere voorzieningen worden
getroffen; hieruit zou men kunnen afleiden dat wij
hier niet voor zijn.
De VOORZITTER: In die zin heb ik het per se niet
bedoeld. Ik heb er slechts op willen wijzen dat door
de keuze van de P. v.d. A. voor een ander tracé van
de Centrumweg de situering van het winkelcentrum
wat anders wordt of wat verkleind wordt, tenzij wij
heel diep Klein Engendaal ingaan. Dit lijkt mij voor
het centrum niet zo goed, want dan komt het weer
meer a-centrisch te liggen.
De heer LANGE: Hoe diep? Wat is „heel diep"? Het
gaat toch alleen maar om de breedte van het talud
over de lengte die de Centrumweg daar heeft?
De VOORZITTER: Maar dat is ongeveer een hectare.
Bovendien moet er dan meer houtopstand weg.
De heer DE WILDE: Mag ik u nog een inlichting vra
gen, want dit is erg belangrijk. Ik begrijp dat het oor
spronkelijke tracé een mogelijkheid geeft van 7,5 ha
en het andere een mogelijkheid van 6,5 ha. Op mijn
vraag in de commissie voor ruimtelijke ordening hoe
groot het college denkt dat het winkelcentrum moet
zijn, hebt u geantwoord 4 tot 5 ha. Ik kan niet begrij
pen waarom de situering, zoals wij die voorstaan, zo
veel nadeliger is met betrekking tot dat centrum, ge
zien de maten die u zelf hebt genoemd.
126