156
dit voorstel. Het lijkt mij een goede zaak dat de ver
schillende groeperingen op het punt van de recreatie
eens om de tafel gaan zitten en nagaan,wat haalbaar
is op het punt van de recreatie in onze streek.
Mevrouw VAN GELDER-CORNELISSEN: Mevrouw
de voorzitter! Ook wij vinden het bijzonder plezierig
dat er nu eindelijk iets zal worden aangepakt op dit
gebied. Bij de inventarisatie zal men inderdaad voor
een aantal dilemma's komen te staan, waarin het bij
zonder moeilijk kiezen zal zijn. Dat is echter juist bij
zonder belangrijk, want op dit moment zijn die di
lemma's er ook, maar zijn ze niet op een rijtje gezet
en niet voor iedereen duidelijk zichtbaar.
Is in het samenwerkingsorgaan ook een termijn ge
noemd waarbinnen men met het onderzoek gereed zal
zijn?
Wethouder PLOMP: Mevrouw de voorzitter! Ik ben
het eens met mevrouw Oranje en mevrouw Van Gel
der dat er vele facetten aan deze zaak zitten en dat
wij voor de nodige dilemma's zullen komen te staan.
Toch is het van belang dat er een regionaal onderzoek
wordt ingesteld naar de gemeenschappelijke beharti
ging van de recreatie in Eemland-verband. Vanavond
gaat het vooral om een positieve intentieverklaring.
Een evenwichtige verdeling van de verschillende zaken
zal te zijner tijd uiteraard goed in het oog worden ge
houden.
De angst van mevrouw Oranje dat één van de gemeen
ten niet mee zal doen, kan ik voor een groot deel weg
nemen. Wanneer nl. de gemeente Nijkerk niet mee zou
willen doen, bestaat de kans dat de provincie - het be
lang van dit onderzoek inziende - de bijdrage van de
gemeente Nijkerk voor haar rekening neemt.
Met de verklaring van de heer Van Poppelen kan ik
uiteraard alleen maar instemmen.
De VOORZITTER: Dames en heren! Wat de vraag
van mevrouw Van Gelder betreft, is er - als ik mij
goed herinner - gesproken over een termijn van een
half jaar. Voorts heb ik de indruk gekregen dat er al
enige verkennende contacten met de provincie zijn
geweest over een eventuele bijdrage van de zijde van
de provincie. Bovendien wijs ik erop dat onze bijdra
ge maar een bedrag van f. 3.247,- is. Het grootste
deel van de kosten wordt betaald door het ministerie
van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk en de
provincie. Wanneer bijvoorbeeld de gemeente Nijkerk
niet mee wil doen, gaat het om een bedrag van
f. 1.200,-. Dat bedrag zal worden opgevangen door
rijk of provincie.
De heer STORIMANS: Ik meen dat dit niet juist is.
Als één van de gemeenten niet meedoet, zal het rijk
zelfs helemaal niets betalen.
De VOORZITTER: Dat is inderdaad een voorwaarde
die het rijk heeft gesteld, maar het is ook nog moge
lijk dat alle gemeenten de gevraagde intentieverkla
ring afleggen en dat toch een enkele gemeente van me
ning is dat men het gevraagde bedrag niet kan missen.
Voor een kleine gemeente is een bijdrage van bijvoor
beeld f. 1.000,- ook altijd nog een heel bedrag.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
Voorstel tot het benoemen van leden van de Wel
standscommissie.
Mevrouw VAN GELDER-CORNELISSEN: Mevrouw
de voorzitter! Ik meen dat er een vergissing in het
voorstel is geslopen. De heer Smit wordt nl. voorge
steld als buitengewoon lid met ingang van 1 januari
1979 en dat lijkt mij niet de bedoeling. Bedoeld zal
wel zijn: aftredend met ingang van 1 januari 1979.
De VOORZITTER: Het is inderdaad niet juist ver
meld in het voorstel. Bedoeld is dat de heer Smit met
ingang van 1 januari 1979 aftreedt als buitengewoon
lid en dan plaatsvervangend buitengewoon lid wordt.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Mevrouw de voorzit
ter! Ik stel u voor mevrouw Walma van der Molen tot
buitengewoon lid te benoemen en de heer Smit tot
plaatsvervangend buitengewoon lid. Het is nl. zeer
waarschijnlijk dat mevrouw Walma van der Molen op
1 januari 1979 niet meer in Soest zal wonen. Als zij
nu eerst als buitengewoon lid start, kan zij nog gedu
rende enige tijd goede werkzaamheden verrichten en
als zij dan de gemeente verlaat, kan de heer Smit het
buitengewoon lidmaatschap gaan vervullen en kan er
een nieuw plaatsvervangend buitengewoon lid be
noemd worden.
Wethouder HOEKSTRA: Mevrouw de voorzitter!
Wij hebben op dit punt advies gekregen van de cultu
rele commissie, waar wij ook om gevraagd hebben. Het
college heeft gemeend de heer Smit eerst te moeten
voordragen als buitengewoon lid, omdat hij adjunct
directeur van een bouwbureau is en daardoor goed in
gewerkt in deze zaak. Hij zal dan ook van het begin
af aan onmiddellijk goed mee kunnen draaien in de
commissie. Bovendien worden de gewone leden heel
vaak vervangen door hun plaatsvervangers en ditzelfde
zou kunnen gebeuren met de buitengewone leden, op
dat ook mevrouw Walma van der Molen de kans krijgt
om mee te doen met het werk van deze commissie die
overigens eens in de drie weken vergadert.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Mevrouw de voorzit
ter! Ik meen toch dat het weinig zin heeft om me
vrouw Walma van der Molen te benoemen als plaats
vervangend buitengewoon lid; dan kan zij toch maar
enkele keren deelnemen aan het werk van de commis
sie.
De heer VAN LOGTENSTEIN: Dat is toch altijd het
geval met een plaatsvervangend lid?
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Onder de gegeven om
standigheden dat mevrouw Walma van der Molen te
zijner tijd uit Soest zal vertrekken, heeft het dan wei
nig zin.
De heer BLAAUW: Ik kan de verzekering geven dat
mevrouw Walma van der Molen binnen vier maanden
de gemeente Soest verlaat en voor het lidmaatschap
van de welstandscommissie moet men inwoner van de
gemeente zijn.
De VOORZITTER: Dan lijkt het mij beter om de heer
Smit nu te benoemen tot buitengewoon lid en nog
niet de plaats van plaatsvervangend buitengewoon lid
te vervullen. Naar mij blijkt kan de raad hiermee in
stemmen.
Benoemd worden:
- tot leden de heren J.M. van Dael met 23 stemmen,
ir. J. Plas en ir. H. Elsas, beiden met algemene (24)
stemmen (de heer J.B. van Grunsven verkrijgt één
stem);
- tot plaatsvervangende leden: de heren C.P. Bos en
L.J.G.M. Steenhardt Carré, beiden met algemene (24)
stemmen, alsmede de heer J.B. van Grunsven met 23
stemmen (de heer J.M. van Dael verkrijgt één stem);
157