Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
162 Voorstel tot aankoop van een perceel grond met op
stallen, gelegen aan het Oude Grachtje te Soest van
de heer J.G. van Esveld.
163 Voorstel tot het aanvaarden van een zakelijk recht
van riolering van de heer J.G. van Esveld.
Deze voorstellen worden achtereenvolgens zonder dis
cussie en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
164 Voorstel tot het instellen van beroep tegen het be
sluit van gedeputeerde staten van Utrecht tot gedeelte
lijke goedkeuring van het bestemmingsplan Landelijk
Gebied.
De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Ik meen
dat het zaak is om dergelijke punten voortaan aan het
begin van de agenda te zetten. Er zijn heel wat men
sen op de publieke tribune aanwezig die speciaal voor
dit punt zijn gekomen en die hebben nu lang moeten
wachten op de behandeling van dit punt, vooral men
sen van het kampeerterrein die nog terug moeten naar
Utrecht en andere plaatsen.
Ik ben het met een aantal punten uit de brief aan hare
Majesteit niet eens. Er staat onder andere:
„In het kader van de voorgenomen sluiting van het
gemeentelijke kampeerterrein is een commissie inge
steld, die onderzoekt in hoeverre de gemeente Soest
behoefte heeft aan een eigen kampeerterrein en, zo de
ze vraag bevestigend wordt beantwoord, welke plaats
daarvoor geschikt zou kunnen zijn. Deze commissie
heeft nog geen advies uitgebracht.".
Het college doet echter vervolgens of het toch al heel
wat weet van die commissie, bijvoorbeeld dat deze
commissie al min of meer heeft vastgesteld dat de
mensen die ter plaatse kamperen, helemaal geen ander
terrein willen. Het college schrijft: „Wij houden er ech
ter ernstig rekening mee dat het kampeerterrein binnen
afzienbare tijd moet worden gesloten". Juist met het
oog hierop hebben wij indertijd de commissie inge
steld. Wij zijn het er nog steeds niet over eens of dit
kampeerterrein al dan niet moet worden gesloten.
Vervolgens staat er:
„Er zullen in de nabije toekomst met name forse in
vesteringen moeten worden gedaan om het huidige ter
rein aan te passen aan de nieuwe kampeerwetgeving.".
Echter, één van de resultaten tot nu toe van de door
het college ingestelde kampeercommissie is juist dat
dit helemaal niet waar is; dit staat althans in één van
de verslagen van vergaderingen van deze commissie en
het gaat hier om een uitspraak van de heer Bakker van
de A.N.W.B. Die is daar helemaal niet bang voor; hij
stelt dat de nieuwe kampeerwetgeving nooit zodanig
kan worden dat er enorm hoge kosten voor het kam
peerterrein zouden moeten worden gemaakt, waardoor
een exploitatie niet meer mogelijk zou zijn. Ook ik zie
dit helemaal niet zo somber in.
Ik meen dan ook dat het beroepschrift op allerlei pun
ten een nogal chaotische indruk maakt. Ik heb voor
mij een notitie van 14 juli, ondertekend door de voor
zitter van de kampeercommissie, waarin duidelijk
staat dat helemaal niet in beroep zal worden gegaan
tegen de onthouding van goedkeuring aan de wijzigings
bevoegdheid. Twee weken later echter gebeurt dat
toch, althans komt er een dergelijk voorstel bij de
raad. Dat gebeurt dan allemaal in de vakantieperiode,
waardoor ook de kampeercommissie niet meer kon
worden geraadpleegd, hoewel telefonisch wel pogin
gen in het werk zijn gesteld. In de notitie staat onder
andere: „Kortom, het gemeentelijk kampeerterrein
kan op overgangsrecht gewoon blijven doorgaan".
Ik meen dat wij nog lang niet uitgepraat zijn over de
ze zaak. Wij moeten maar de notulen van de volgen
de vergadering van de kampeercommissie meesturen
naar de Koningin en het beroepschrift iets genuan
ceerder opstellen. Zoals het nu luidt kan het naar mijn
mening niet verstuurd worden.
De heer GOOTE: Mevrouw de voorzitter! Wij gaan
akkoord met het instellen van beroep tegen onthou
ding van goedkeuring aan artikel 25, derde lid, opdat
de mogelijkheid van de vestiging van een nieuw kam
peerterrein open blijft. Eveneens zijn wij akkoord met
het beroep dat wordt ingesteld tegen onthouding van
goedkeuring aan artikel 3, lid 2, sub b, betrekking heb
bende op de caravans.
Wat teleurgesteld zijn wij dat geen beroep wordt inge
steld op een ander punt. Mijn fractiegenoot De Wilde
heeft dit reeds in de commissie ruimtelijke ordening
naar voren gebracht en ik wil dit nog eens op tafel
leggen, omdat wij niet van mening veranderd zijn. On
ze fractie heeft bij de behandeling van het plan Lan
delijk Gebied gepleit voor inpassing van zowel de ge
meentelijke camping als de particuliere campings. Een
motie van die strekking heeft het echter niet gehaald
in de raad. Gedeputeerde staten hebben nu wel de
particuliere campings, maar niet de gemeentelijke
camping ingepast, hetgeen mij een inconsequent beleid
van gedeputeerde staten toeschijnt. In ieder geval is
hierdoor een nieuwe situatie ontstaan. Aangezien wij
niet in beroep gaan tegen de inpassing van de particu
liere campings en dus in feite akkoord gaan met de
conserverende bestemming die gedeputeerde staten er
op hebben gelegd, lijkt het mij consequent dat wij
wél trachten door middel van beroep inpassing van de
gemeentelijke camping te verkrijgen. Hoewel er de
facto misschien niet zoveel verschil is tussen een con
serverende bestemming en een bestemming natuurge
bied, waarbij de camping op overgangsrecht blijft be
staan, bestaat er dan toch wel een stuk rechtsongelijk
heid.
Ik pleit er dan ook voor dat alsnog in dit beroepschrift
het punt van de gemeentelijke camping wordt opge
nomen.
De heer OLDENBOOM: Mevrouw de voorzitter! He
laas moet ik herhalen hetgeen ik al in de commissie
ruimtelijke ordening heb gesteld en dat naar mijn me
ning sluitend was. Wanneer men over rechtsongelijk
heid spreekt moet men weten waar men het over
heeft, voor welke subjecten de rechtsongelijkheid zou
gelden. De eigenaren van particuliere campings en de
eigenaar van een overheidscamping zijn geheel verschil
lende subjecten en het is een volslagen denkfout om
hier te pleiten voor het systeem van gelijke monniken,
gelijke kappen.
De heer VISSER: Dat klinkt allemaal nogal juri
disch, maar het C.D.A. pleit altijd zo voor de mens.
Wij moeten opkomen voor de mensen die kamperen.
De heer OLDENBOOM: Als wij spreken over rechts
subjecten, is dat in dit geval „de mens".
De heer LANGE: Mevrouw de voorzitter! Wij gaan ak
koord met het beroep dat wordt aangetekend tegen
het onthouden van goedkeuring aan de wijzigingsbe
voegdheid, omdat wij inzien dat het in een regionale
planning wel eens noodzakelijk kan zijn dat regionaal
besloten wordt dat in de regio behoefte bestaat aan
159