Ik heb dus in de commissievergadering beslist geen oordeel uitgesproken. Ik heb ook groot respect voor vroegere bestuurders en voor de huidige bestuurders van Molenschot. Ik weet wat dit wil zeggen, want ik ben indertijd ongeveer tien jaar voorzitter van het be stuur van een bejaardenhuis geweest, zodat ik waar achtig wel weet wat er in een bejaardenhuis te doen is. Ik hoop dat misverstanden op dit punt nu grondig de wereld uit zijn. Wat de zaak zelf betreft, blijft mij het gevolgde sy steem met betrekking tot het nadelig saldo frapperen. Het is merkwaardig dat men een nadelig saldo pas in de exploitatie mag opvangen in het tweedejaar nadat het nadelige saldo is ontstaan. Ik wil op dit punt zelfs spreken van een grote dwaasheid en ik meen dat wij alle wegen moeten bewandelen om deze omschrijving daar naar voren te brengen waar die thuis hoort. De pensionprijzen zijn nu over 1976 28% hoger dan in 1975. In 1975 was er een nadelig saldo van ruim f. 40.000,-- en dat kan pas in 1977 worden verre kend. In 1977 zijn de prijzen echter toch al veel hoger door de prijsontwikkeling en als klap daar bovenop komt dan nog eens het tekort uit 1975 van f. 40.000,- te drukken op 1977. Bovendien lijdt men hierdoor ook renteverlies, doordat men de liqui diteit moet handhaven en daarvoor kapitaal moet le nen, waarvoor rente verschuldigd is. Waarom wordt er niet een raming van de uitgaven gemaakt op een zo reëel mogelijke basis en stelt men op grond hiervan de pensionprijzen vast? Dan nog zal men het ene jaar wellicht iets tekort komen, maar het andere jaar houdt men dan weer iets over. In ieder geval kan men dan trachten via een soort „schommelfonds" een toe stand te bereiken waarbij de pensionprijzen jaarlijks alleen maar stijgen met de algemene prijsontwikke ling. Wanneer de nu gevolgde methode op voorschriften van gedeputeerde staten berust, is mijn voorstel dat de raad zich wendt tot gedeputeerde staten met verzoek om dit nog eens nader te bezien. Wanneer een en ander op landelijke voorschriften berust, zou naar mijn me ning de V.N.G. hierin dienen te worden betrokken. Ik heb tot mijn genoegen gezien dat de post voor in tern onderhoud van het gebouw met toestemming van gedeputeerde staten ingaande 1976 verhoogd zal wor den. Ik heb dit ook bepleit, omdat er ieder jaar voor dit onderhoud méér werd uitgegeven dan was gere serveerd. Moeilijkheden op dit punt behoeven dus niet meer te worden verwacht. Ik ben het voorts bijzonder ermee eens dat de onder houdskosten niet apart aan de bewoners in rekening worden gebracht. Ik meen dat deze op de exploitatie van het gehele gebouw moeten drukken en dat met het oog hierop de pensionprijzen moeten worden ver hoogd. Dat bejaarden soms voor moeilijke problemen komen te staan in verband met de hoge prijzen die zij moeten betalen, is een ander hoofdstuk; dit heeft te maken met de A,O.W,-uitkeringen, met bijstandsverle ning enz., maar niet met de exploitatie van een tehuis. Daarbij moet men van sociale, maar ook van econo mische maatstaven uitgaan. Ik ben blij dat het toegezegde gesprek met het be stuur van Molenschot heeft plaats gevonden Op grond van de verzamelde gegevens verlenen wij graag onze steun aan dit voorstel. De heer VERHEUS: Mevrouw de voorzitter! Ik had oorspronkelijk niet de indruk dat de nu gevolgde me- 177 178 179 thode van hogerhand is opgelegd, maar uit de woorden van de heer De Wilde heb ik begrepen dat dit wél het geval is. De VOORZITTER: Dat is inderdaad het geval. De heer VERHEUS: Ik meen dat daarmee de verhou dingen volkomen scheef worden getrokken. Deze stichting moet zichzelf bedruipen en ik ben het dan ook volmaakt met de heer De Wilde eens dat zij een en ander onmiddellijk in de kostprijs zou moeten kunnen doorberekenen. Overigens staat in het voorstel „De stortingen in het onderhoudsfonds zijn in het verleden te laag geweest". Dat bevreemdt mij, omdat Molenschot in de woning wetsector is gebouwd, naar ik meen. Dan is men toch verplicht om een bepaald percentage van de huuropbrengst te storten in het onderhoudsfonds? De VOORZITTER: Er is hier sprake van een misver stand. De huisjes zijn in de woningwetsector gebouwd, maar het bejaardenhuis zelf is in de premiesector ge bouwd. De heer VERHEUS: Nu, dan vind ik het nóg vreemder, mevrouw de voorzitter. Wethouder EBBERS: Mevrouw de voorzitter! Het stellen van een aantal vragen door de heer De Wilde in de financiële commissie is door mij niet als kritiek opgevat. Ik heb ze wel degelijk als een positieve vraag stelling ervaren en met het oog daarop hebben wij ook een onderhoud gehad met het bestuur van Molen schot om daarover nadere uitleg te krijgen. Het is ook het volste recht van leden om in een commissie zake lijke vragen te stellen; op dat punt zijn de misverstan den zeker de wereld uit, wat mij betreft. De door de heer De Wilde gewraakte methode van doorberekening geschiedt op voorschrift van gedepu teerde staten. Ik zeg hem toe dat wij hierover eens met gedeputeerde staten zullen gaan spreken en zul len trachten, hierin verandering te brengen. Ik weet overigens niet of het mogelijk is dat veranderingen worden aangebracht. Aan het adres van de heer Verheus merk ik nog op dat Molenschot in feite huurder is van het gebouw; de stichting Molenschot is niet zélf eigenaar. De door de heer Verheus geciteerde zin heeft betrekking op het interne onderhoud. Mevrouw ALTING-AMBROSIUS: Mevrouw de voor zitter! Het bestuur van Molenschot zal bijzonder blij zijn als de wethouder contact wil opnemen met gede puteerde staten teneinde de schommelingen in de pensionprijzen weg te nemen. Voor Molenschot is het ook altijd bijzonder vervelend geweest dat de tekor ten pas twee jaar later kunnen worden opgevangen. De VOORZITTER: Ik begrijp dat wij de voorzitter van Molenschot even in ons midden hebben! Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aan genomen. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet voor de aanschaf van meubilair en materialen ten be hoeve van de Minister de Visserschool voor g.l.o. en de aan deze school gebouwde kleuterschool. Voorstel tot het vaststellen van een besluit tot wijzi ging van het besluit tot herziening van de voorschrif ten van een viertal bestemmingsplannen. Voorstel betreffende onttrekking aan het openbaar verkeer van een gedeelte van de Rademakerstraat. 169

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1976 | | pagina 170