/él
n-
un-
be-
k Ge
le
igs-
n te
Lan
Irijfs-
risch
tho-
rie bij
ve-
Ltuatie
rkpad,
rleend
:d be-
be-
seld?
omis-
ig
ngen
unning
it ik
zit-
in-
)U zijn
;en. De
de kas
;eker
er een
/ee per-
i bij
e keer
be-
c.
jiterst
otho-
1 wij
n deze
lat ech-
is toe
had
voor te
er! Het
ïn daar
ïge-
rgestie
r de
ling
olgens
en met
;en kas-
soort
nogelijk
hobby-
orzitter!
Inderdaad kan alleen het voorstel van het college
worden gevolgd, maar ik dring er toch nog eens op
aan dat men gaat praten met de heer Pothoven. Wel
licht kan men komen tot inruil van alle oude rommel
- het is er echt een puinhoop - tegen een nieuw kasje
en of het dan een kasje wordt van 15 m2 of van 20
m2, vind ik niet meer zo belangrijk.
Wethouder HOEKSTRA: De heer Pothoven is op
mijn spreekuur hartelijk welkom Dan kunnen wij de
zaak eens rustig bekijken
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
De heer Visser krijgt op zijn verzoek aantekening in
de notulen dat hij zich met de genomen beslissing
niet heeft verenigd.
189 Voorstel tot het nemen van een beslissing op een door
de heer H. Otto ingesteld beroep tegen de weigering
van een bouwvergunning.
De VOORZITTER: Naar mij blijkt, verlangt geen der
leden hierover in eerste instantie het woord. Dan wil
ik graag namens het college van burgemeester en wet
houders enkele opmerkingen maken Burgemeester en
wethouders kunnen zich nl. niet verenigen met het
voorstel van de commissie voor de beroepschriften.
Dit voorstel van de commissie heeft het college hoge
lijk verwonderd. Het college is van mening dat dit
voorstel niet in overeenstemming is met de wet. Zo
wel in de overwegingen als in het ontwerp-besluit van
de commissie voor de beroepschriften wordt gesteld
dat de commissie, in tegenstelling tot de raadsman
van degene wiens bouwvergunning door burgemees
ter en wethouders is geweigerd, die meende dat bur
gemeester en wethouders met de afwijzing van de
bouwvergunning gelijk hadden, van mening is dat het
besluit van burgemeester en wethouders niet juist is
geweest. In het stuk zelf staat dat door de raadsman
van betrokkene is erkend dat het besluit dat burge
meester en wethouders thans hebben genomen, juist
is; wel gaf de raadsman in overweging te trachten door
middel van toepassing van artikel 19 van de wet op de
ruimtelijke ordening iets te doen. Daarentegen meent
de commissie voor de beroepschriften echter, dat het
college niet juist heeft gehandeld, omdat het de weige
ring heeft gebaseerd op het gebruik in strijd met het
bestemmingsplan, terwijl volgens de commissie de ge
bruiksvoorschriften van een bestemmingsplan los
moeten worden gezien van de bouwvoorschriften en
de bestemmingen, gelegd in het bestemmingsplan.
Deze opvatting nu bestrijdt het college van burge
meester en wethouders en de jurisprudentie van de
Kroon geeft het college in deze gelijk. Als een bepaald
perceel een zekere bestemming heeft en er wordt een
bouwvergunning gevraagd voor een gebruik in strijd
met de bestemming die het perceel heeft in het be
stemmingsplan, is dat volgens de jurisprudentie van de
Kroon een reden om een bouwvergunning te weigeren.
Ik kan daarbij wijzen bijvoorbeeld op een besluit van
de Kroon van 20 november 1975, waarbij het ging
om een bestemming agrarisch gebied in een plan Lande
lijk Gebied. Aangevraagd werd vergunning voor de
bouw van een stal voor schapen en jong vee, formeel
dus geheel in overeenstemming met de bestemming
agrarisch gebied. Toch werd de vergunning geweigerd,
omdat de aanvrager geen agrariër was, maar een on
derwijzer die in zijn vrije tijd schapen en jong vee wil
de houden.
Kortom, bij het geven van een bouwvergunning moet
dus wel degelijk erop worden gelet of het toekomstig
gebruik in strijd zal komen met het bestemmingsplan.
Burgemeester en wethouders menen dan ook met het
oog hierop dat de beroepschriftencommissie op de
verkeerde weg is en in strijd handelt met de wet op
de ruimtelijke ordening als dit voorstel zou worden
aangenomen. Burgemeester en wethouders moeten
de raad dan ook ernstig in overweging geven het voor
stel van de commissie voor de beroepschriften niet
te volgen.
De commissie voor de beroepschriften heeft wel ge
steld dat na verlening van de vergunning en het gereed
komen van de uitbreiding de betrokkene zou kunnen
worden aangeschreven omdat het gebruik van het
pand in strijd is met de bestemming. De commissie
voor de beroepschriften wil dus een en ander ontkop
pelen, maar vaak wordt juist gesteld in de raad dat
men zaken zo enigszins mogelijk niet moet ontkoppe
len. Zo wordt wel gesteld dat het plezierig zou zijn
als tegelijk met het afgeven van een bouwvergunning
ook een hinderwetvergunning zou kunnen worden af
gegeven. Dat is echter niet mogelijk. Nu kan en móet
zelfs volgens de jurisprudentie de zaak gekoppeld
blijven, maar nu stelt de commissie voor de beroep
schriften voor, beide aspecten apart te bezien. Het
college van burgemeester en wethouders is van me
ning dat dit niet juist is.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Mevrouw de voorzit
ter! Door toevallige omstandigheden is mij vanmid
dag het Koninklijk besluit dat u heeft genoemd, on
der ogen gekomen. Inderdaad worden in dat besluit
de gebruiksvoorschriften en de bouwvoorschriften
gekoppeld en ik meen dan ook dat aan de toch wat
gekunstelde oplossing van de commissie voor de be
roepschriften geen medewerking kan worden ver
leend.
De heer OLDENBOOM: Mevrouw de voorzitter!
Onze fractie is overtuigd door uw betoog. Wij staan
niet achter het advies van de commissie voor de be
roepschriften.
De heer DE WILDE: Mevrouw de voorzitter! Komt
er nog een verdediging door de commissie voor de
beroepschriften? ik wil geen oordeel vellen voordat
ik een lid van deze commissie heb gehoord. Wellicht
echter voelt deze commissie zich zodanig overvleu
geld door de gang van zaken, dat men behoefte heeft
om zich eerst nog eens te beraden. Of kent deze
commissie de argumenten die u nu zojuist hebt ge
bruikt
De VOORZITTER: Neen, dat is niet het geval. Wel
kent men natuurlijk het verweerschrift van de raads
man van de appellant, waarin wordt toegegeven dat
burgemeester en wethouders de bouwvergunning te
recht hebben geweigerd.
De heer DE WILDE: Maar de jurist-voorzitter van de
commissie voor de beroepschriften heeft blijkbaar
deze commissie ervan overtuigd dat hij het gelijk aan
zijn kant heeft; zo heeft het althans in de krant ge
staan. Is de commissie daarvan nog overtuigd, of is
zij nu om?
De VOORZITTER: Ja, daar kan ik verder niets over
zeggen. Het college van burgemeester en wethouders
was bijzonder verwonderd over het voorstel van de
commissie en heeft daar nu blijk van gegeven.
183