De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Ik heb
ook een interpellatieverzoek gedaan en ik heb de brief
met dat verzoek en de vragen op 16 november inge
diend. Er staat echter op de brief het stempel dat de
brief pas op 17 november zou zijn binnengekomen.
Daar maak ik bezwaar tegen, want de brief was ruim
schoots op tijd.
De VOORZITTER: Het hangt ervan af wanneer de
brieven bij de gemeentesecretarie binnenkomen. Brie
ven worden 's morgens geboekt en toen zal de brief
van de heer Visser er dus nog niet geweest zijn. Brie
ven die 's middags binnenkomen of die in de loop van
de dag worden afgegeven, worden pas de volgende
morgen geboekt.
Overigens is het interpellatieverzoek van de heer Vis
ser nu nog niet aan de orde; dat komt straks pas.
De heer DE WILDE: Mevrouw de voorzitter! Het is
moeilijk om opmerkingen over de orde en opmerkin
gen over de inhoud van het interpellatieverzoek uit
elkaar te houden. Mevrouw Korthuis heeft nu, staan
de deze vergadering, een aantal criteria gesteld aan de
toepassing van artikel 27 van het reglement van orde
die helemaal voor haar rekening moeten blijven.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Voor rekening van de
fractie.
De heer DE WILDE: Ik vind het ook niet juist dat zij
die nu stelt, zeker niet na uw opmerking, mevrouw de
voorzitter, dat het nodig is om eens nader te spreken
over de toepassing en de eventuele nadere uitwerking
van artikel 27. Ik lees in dit artikel niet de criteria die
mevrouw Korthuis nu heeft genoemd.
Daarnaast wijs ik erop dat het criterium „belangrijk"
een subjectieve zaak is. Hetgeen mevrouw Korthuis in
eerste instantie wellicht niet belangrijk vindt, kan ik
wél belangrijk vinden. Een goed functioneren van de
democratie betekent dat men elkaar tracht de ruimte
te geven voor die zaken die minderheden beschouwen
als belangrijk. Ik meen dat er overwegende redenen
zouden moeten zijn - niet veronderstellenderwijze - om
iemand die in ernst zijn raadslidmaatschap uitoefent,
te beletten gebruik te maken van de mogelijkheden die
het reglement van orde biedt om het college van bur
gemeester en wethouders te interpelleren.
Wat de zaak zelf betreft, herinner ik eraan dat in een
openbare vergadering van de commissie ruimtelijke
ordening die werd geleid door uw vervanger, de heer
Ebbers, deze zaak is besproken. Er bleek daar me
ningsverschil te heersen. Ik heb ernstig gewaarschuwd
tegen toepassing van artikel 19, maar de fracties van
de V.V.D. en het C.D.A. waren ervoor dat het college
zich tot gedeputeerde staten zou wenden om het
standpunt van gedeputeerde staten te polsen. Ik heb
in die commissievergadering al aangekondigd dat ik
mij daartegen zou verzetten. Bovendien heb ik nog
enige constructieve denkbeelden in petto die ik bij de
interpellatie ook op tafel wil leggen.
Naar mijn mening is een interpellatie op dit ogenblik
de enig juiste weg om deze zaak aan de orde te stellen.
Ik zou het bijzonder betreuren als de raad mij dit
vanavond zou belemmeren.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Mevrouw de voorzit
ter! Ik ben het geheel met de heer De Wilde eens,
dat men in een democratie naar elkaar moet luisteren,
dat de één aan een bepaalde zaak zwaarder tilt dan
de ander en dat meningen van minderheden ook belang
rijk zijn. Echter, als wordt besloten om het vragenhalf-
uurtje af te schaffen - bij zo'n besluit moet de minder
heid zich dan neerleggen - is het niet juist als door een
oneigenlijk gebruik van het recht van interpellatie
De heer DE WILDE: Ik beschouw dit als een onaan
vaardbare aantijging, mevrouw de voorzitter; ik zal
graag zien dat mevrouw Korthuis die aantijging terug
neemt. Zoeven, toen het ging om afschaffing van het
vragenhalfuurtje, heb ik niet aan de discussie deelge
nomen, maar slechts aangekondigd dat ik dit punt in
het kader van het functioneren van de raad bij de al
gemene beschouwingen over de begroting voor 1977
aan de orde zou stellen. Bovendien heb ik toen niet
tegen de afschaffing van het vragenhalfuurtje willen
stemmen en heb daarom voorgesteld om de brief van
burgemeester en wethouders terzake voor kennisge
ving aan te nemen. Mevrouw Korthuis legt nu ten
opzichte van mij een bepaald verband dat ik niet ac
cepteer en ik zal het bijzonder op prijs stellen als me
vrouw Korthuis dit in het openbaar terugneemt.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Mevrouw de voorzit
ter! Mijn uitlating is ingegeven door het feit dat er
vanavond drie interpellatieverzoeken liggen. In een
vorige vergadering is door de heer De Wilde gezegd,
dat het niet juist zou zijn als wij overstelpt zouden
worden met interpellatieverzoeken en ik wil in die
zin mijn oordeel wel milder maken door nu akkoord
te gaan met het verzoek tot interpellatie van de heer
De Wilde, omdat er nog geen criteria zijn gesteld ten
aanzien van interpellaties.
Overigens is het mij nog niet duidelijk waarom de
heer De Wilde de vragen die hij wil stellen in zijn in
terpellatie, niet zou kunnen stellen in de vorm van
schriftelijke vragen.
De heer DE WILDE: Omdat ik wellicht aan het einde
van mijn interpellatie een oordeel van de raad wil vra
gen en dat is niet mogelijk met schriftelijke vragen.
Ook als er nog een vragenhalfuurtje zou zijn, zou ik
deze vragen daarin nooit hebben gesteld. Het gaat
hier nl. om een belangrijk onderwerp, dat de verhou
ding tussen bestuurders en bestuurden raakt. Mevrouw
Korthuis mag het hiermee niet eens zijn, maar dit is
mijn opinie.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Deze nadere uitleg is
duidelijk, mevrouw de voorzitter. Ik neem aan dat
onze fractie de interpellatie nu graag zal toestaan.
De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter!
Bij de discussie over het vragenhalfuurtje heb ik ge
wezen op andere mogelijkheden die er voor de raad
zijn, waarbij ik ook de mogelijkheid van een interpel
latie heb genoemd. Ik heb daaraan toegevoegd dat
wij ons dan bij iedere interpellatie afzonderlijk willen
beraden op de vraag of deze al dan niet toegestaan
dient te worden.
Ik herinner eraan dat in de vorige raadsvergadering,
toen de C.D.A.-fractie een interpellatie had aange
vraagd, allerlei opmerkingen daarover zijn gemaakt,
terwijl men toen nog niet eens wist waarover de
C.D.A.-fractie wilde interpelleren. Inzake het inter
pellatieverzoek van de heer De Wilde is er méér be
kend, want er is een aantal vragen geformuleerd en
verschillende punten hebben al in de krant gestaan.
Met het oog hierop gaan wij akkoord met het verzoek
tot interpellatie van de heer De Wilde.
De VOORZITTER: Dames en heren! Ik constateer
dat de raad overeenkomstig mijn voorstel het gevraag
de verlof aan de heer De Wilde verleent. Rest dan nog
de vraag wanneer de interpellatie zal worden gehouden.