te geven hoe een interpellatie zou kunnen verlopen. Ik blijf bij mijn mening dat de interpellant nog in de gelegenheid moet zijn om op de betogen van andere raadsleden in te gaan. Overigens verklaar ik de interpellatie thans voor geslo ten. 240 Interpellatie van de heer H.J. Goote inzake overleg vooraf met de wethouder van onderwijs alvorens on derwijzend personeel de pers te woord mag staan. De heer GOOTE: Mevrouw de voorzitter! Wij heb ben deze interpellatie aangevraagd omdat wij niet te vreden zijn over de beantwoording van schriftehjke vragen terzake van de zijde van het college van burge meester en wethouders. Met name zit er een principië le kant aan deze zaak waarop bij de beantwoording door het college niet ingegaan is. Het gaat hier naar onze mening om de relatie tussen de werkgever, in dit geval de gemeente, en de werk nemers, in dit geval de hoofden van scholen. Deze re latie betreft in dit geval het doen van mededelingen aan derden, zoals de pers, en hun beider verantwoor delijkheid in deze. Uit het antwoord van het college op de schriftelijke vragen blijkt hoe de zaak nu geregeld is. De hoofden van openbare scholen is schriftelijk medegedeeld dat eerst na overleg met de wethouder van onderwijs de pers in de school mag worden toegelaten, onder ver melding van het onderwerp waarover de pers wil spreken. Ik heb in mijn schriftelijke vragen geinfor- meerd, of er sprake moest zijn van toestemming van de wethouder van onderwijs. Uit de beantwoording blijkt dat daarvan niet zozeer sprake is; er is eigenlijk alleen gesproken over „na overleg met de wethou der". Ik meen dat dit een nuanceverschil is en dat er in beide gevallen sprake is van een vorm van preven tieve toetsing, een toetsing vóóraf dus. Een dergelijke vorm van toetsing is in een volwassen relatie tussen een werkgever en een werknemer géén goede zaak. Onzes inziens is in een dergelijke relatie een regeling te prefereren met een mogelijkheid tot toetsing ach teraf. De werknemer - in dit geval het hoofd van de school - heeft daarbij zijn eigen verantwoordelijkheid wat betreft het verschaffen van gegevens aan derden, met name de pers. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat uiteraard geen informatie wordt verschaft waarvan men kan weten of vermoeden dat de werkgever er be zwaar tegen heeft. Het accent bij een dergelijke rege ling dient echter in ieder geval onzes inziens duidelijk te liggen op een stuk eigen verantwoordelijkheid van de werknemer en de mogelijkheid tot toetsing achter af, niet vooraf, door de werkgever. Overigens is een dergelijke regeling niet nieuw; voor diverse bedrijven is iets dergelijks in de c.a.o. opgeno men. Teneinde misverstand te vermijden, wijs ik er hier nog op dat het niet gaat om het geven van voorlichting. Dat is in eerste instantie een zaak van de werkgever, in dit geval dus de gemeente. Het gaat wél om het geven van meningen en commentaar door onderwijzend per soneel. Mijn vraag is of het college in overweging wil nemen om de huidige regeling te wijzigen en dat dan niet zo danig te dóen als bij de totstandkoming van de huidi ge regeling, nl. bij wijze van schriftelijke mededeling aan de hoofden van scholen. Wij menen dat men als volwassen mensen om de tafel moet gaan zitten, ten einde over een nieuwe regeling te spreken. Wethouder PLOMP: Mevrouw de voorzitter! In zijn korte schriftelijke toelichting bij de interpellatie-aan vraag zegt de heer Goote: „Uiteraard wordt er hierbij van uitgegaan dat geen in formatie aan derden verschaft wordt waarvan het be trokken personeel weet of redelijkerwijs kan vermoe den dat de werkgever, i.c. de gemeente, daartegen rechtmatige bezwaren heeft.". Welnu, het overleg vooraf zoals wij dat schriftelijk hebben kenbaar gemaakt aan de hoofden van de scho len, is juist bedoeld om duidelijkheid te krijgen over hetgeen in deze toelichting door de heer Goote zélf wordt gesteld. Ik meen dat volwassen mensen in staat moeten worden gesteld om het onderling eens te zijn over hetgeen „redelijkerwijs vermoed wordt" en over eventuele „rechtmatige bezwaren". Teneinde dus te voorkomen dat op die twee punten die de heer Goote zélf noemt, misverstanden ont staan, is het in de volwassen relatie tussen het gemeen tebestuur en de hoofden van scholen - die volwassen relatie is aanwezig, want met de hoofden van scholen is de huidige regeling besproken en zij hebben zich er ook akkoord mee verklaard - van groot belang om vóóraf overleg te plegen. Daaruit blijkt zeker geen on dergeschiktheid of iets dergelijks van mensen die in dienst van de gemeente werken. De heer GOOTE: Mevrouw de voorzitter! Ik kan mij toch niet aan de indruk onttrekken dat de kern van mijn betoog niet helemaal goed is overgekomen. De wethouder heeft nu gesteld dat overleg vooraf met de hoofden van scholen juist bedoeld is om misverstan den te vermijden en duidelijk te maken tegen welke informatie eventueel van de zijde van de gemeente bezwaar zou bestaan. Ik maak er nu juist bezwaar te gen dat een dergelijke werkwijze wordt gevolgd. Uit de beantwoording van mijn schriftelijke vragen heb ik opgemaakt dat steeds wanneer de pers om informatie vraagt aan hoofden van scholen, overleg moet worden gevoerd met de wethouder. Daardoor wordt de eigen verantwoordelijkheid van betrokkenen ondergraven. In een volwassen relatie moeten in grote lijnen de ka ders worden aangegeven, waarbinnen de informatie kan worden gegeven; dat moet niet van geval tot ge val gebeuren, terwijl ik dat juist proef uit de beant woording van de wethouder. Ik meen dat in eerste instantie de verantwoordelijk heid bij het personeel zélf ligt. Toetsing dient achter af te geschieden. Als iemand iets zegt waartegen dui delijk van de zijde van de gemeente ernstige bezwaren gemaakt kunnen worden, kan die toetsing achteraf geschieden, door betrokkene op het matje te roepen of iets dergelijks. Wethouder PLOMP: Mevrouw de voorzitter! Juist toetsing achteraf en het op het matje roepen van be trokkene acht ik in een volwassen relatie niet noodza kelijk. Teneinde juist te voorkomen dat ik mensen op het matje zou moeten roepen, spreek ik graag vóóraf met de betrokkenen wat over een bepaald onderwerp gezegd zou kunnen worden. In dat overleg vóóraf is nauwelijks sprake van enige hiërarchie. Het is meer een kwestie van een volwassen coördinatie van een aantal problemen, waarbij ik de heer Goote ook nog kan mededelen dat zeker niet op ieder punt de hoof den met mij contact zullen opnemen, hetgeen ook duidelijk met hen is besproken. Bijvoorbeeld op ouderavonden kunnen de hoofden vrijuit spreken en behoeven zij echt niet van te voren aan mij voor te leggen wat er allemaal zal worden besproken.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1976 | | pagina 232