dering van het jaar ook heeft gewezen. Dat een ieder zich voor de volle honderd procent dient in te zetten, is vanzelfsprekend. Er leeft echter een zeker ongenoe gen door de overstelpende hoeveelheid vergaderingen, de oeverloze discussies over vaak detailpunten en de talloze stukken. Wij zullen ons een grotere discipline moeten opleggen, teneinde tot een zakelijke discussie te komen. Dat spreekt vanzelf. In de praktijk is he laas verschillende malen gebleken dat het materiaal voor een goede voorbereiding niet altijd voldoende juiste gegevens bood. Daardoor ga je als raadslid van zelf dieper in de zaken door en ga je je vaak bezighou den met details die je anders had gelaten voor wat ze waren. Vandaar de wens ons nog eens over de gang van zaken te bezinnen. Hierbij willen wij vooropstel len, dat de raad de hoofdlijnen van het beleid moet aangeven en dat de raadsleden bereikbaar moeten zijn en blijven voor de burger. Zo dit niet het geval zou zijn, dan zou er iets fundamenteels aan schorten. Wij hebben echter begrepen dat een afzonderlijke studiebijeenkomst van de raad aan deze materie zal worden gewijd en wij zullen dan ook thans niet ver der op dit punt ingaan. Wel zouden wij het college willen verzoeken een dergelijke bijeenkomst schrifte lijk voor te bereiden, waarbij de bij de diverse fracties levende gedachten in kaart gebracht en doorgegeven kunnen worden. Overigens kunnen wij het in dit verband niet nalaten erop te wijzen, dat verschillende onderwerpen in het afdelingsverslag onzes inziens op een weinig overtuigende wijze door het college zijn behandeld. Daarom zullen wij bij de hoofdstuksgewij- ze behandeling op verschillende zaken moeten terug komen. Bijvoorbeeld op de vraag hoe de mogelijkhe den onderzocht kunnen worden om ongeorganiseerden toch aan het georganiseerd overleg te laten deelnemen (je moet toch in de eerste plaats nagaan of het wense lijk is en daarop hadden wij graag een antwoord van het college gehad; als het wenselijk wordt geacht, ga je na hoe je een methode kunt vinden om het te rea liseren) en het functioneren van het gemeentelijke woningbedrijf binnen de S.S.W. Ook zullen wij aan dacht geven aan het functioneren van de politie in Soesterberg, het opnamebeleid voor bejaarden per 1 januari a.s. en het personeelsbeleid. Wij willen een enkel woord wijden aan de toch belang rijke kwesties van de bestuurlijke reorganisatie en de consequenties daarvan voor Eemland. In de aanbie dingsbrief stelt het college, dat de minister van binnen landse zaken eraan twijfelt of de wetten inzake de re organisatie van het binnenlands bestuur nog in deze zittingsperiode het Staatsblad zullen bereiken. Wij zetten zelfs geen vraagteken meer. Voor ons is het he laas al te duidelijk dat, nu met de invoering van de geplande reorganisatie enige miljarden guldens zullen zijn gemoeid en per jaar nog eens zo'n f. 7 miljoen extra, het ontwerp in deze vorm alleen daarom al niet haalbaar zal blijken te zijn. Wij ontkennen de nood zaak van een reorganisatie echter niet. Integendeel. Gaarne zouden wij u daarom willen verzoeken in de eerstkomende vergadering van Eemland gezien deze ontwikkelingen toch nog eens op versteviging van de samenwerkingsstructuur aan te dringen. Wij weten dat u zich hiervoor steeds sterk hebt gemaakt in het dagelijks bestuur van Eemland, wat ons zeer verheugt. Wij zouden u in dezen graag extra steunen en u willen aansporen om op deze wijze voort te gaan. Broodnodig dienen ook de verschillende planologische voorstellen op elkaar te worden afgesteld. Wij hebben het voorontwerp Streekplan Utrecht-Oost, de verste- delijkingsnota, het structuurplan Eemland en ons eigen ontwikkelingsplan. Een en ander zal voor zover mogelijk zo spoedig mogelijk tot één geheel moeten worden verwerkt. Wij zullen ook hier nog op terugko men. Tot slot breng ik graag dank aan alle gemeentelijke medewerkers voor hun inzet ook dit jaar. De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter! Toen de raad op 23 juni jl. een besluit moest nemen over de raamstructuur, heb ik namens onze fractie in mijn algemene visie op deze structuurnota de mens centraal gesteld. Dat uitgangspunt - de mens in het brandpunt - wil ik nu, een halfjaar later, doortrekken naar mijn algemene beschouwingen over het begro tingsvoorstel van het college voor het jaar 1977. De begroting 1977 die ter behandeling voor ons ligt, is wederom sluitend en na de „gewenningsverhoging" vertoonde ze zelfs nog een batig saldo. In ons demo cratische bestel heeft de gemeenteraad namens de be volking nog de mogelijkheid om binnen zekere gren zen het niveau van de collectieve voorzieningen te be palen, dit in het kader van de offers die de Soester bewoners daarvoor willen opbrengen. Door een goed afgewogen beleid hebben wij financieel gezien een „gezonde" gemeente en beschikken we over reser ves, die nodig kunnen zijn om tegenslagen te kunnen opvangen. Het is zeker niet de bedoeling van de C.D.A.-fractie om tot potverteren over te gaan. Inte gendeel willen we opmerken, dat het een noodzake lijke plicht is om ons erover te bezinnen of een aantal reserves wel voldoende is, dit in het kader van de ont wikkelingsplannen. Wat is bijvoorbeeld de visie van het college op met name de reserve stadsuitleg? De totale uitgaven voor 1977 worden geraamd op plus minus f. 52.433.000,-. Dit is een stijging ten opzichte van 1976 van 17,5%. Na bepaalde in komsten voornamelijk door uitkeringen van het rijk blijft er voor de gemeente nog een stijging over van 15,95%. Bij vergelijking van de cijfers van 1976 met die van 1977 worden wij dus wederom sterk herin nerd aan de nog immer voorthollende inflatie in ons land. Wanneer zal het mogelijk zijn om de cijfers te beoordelen zonder deze storende inflatie-invloed? De zogeheten 1%-operatie van de rijksoverheid zal haar invloed ook op de uitkeringen van het gemeente fonds hebben. Wij zullen er rekening mee moeten houden, dat dit voor de beteugeling van de inflatie een absoluut maximum is. Ook als gemeente hebben we de verantwoordelijkheid om in het kader van de inflatiebestrijding onszelfbeperkingen op te leggen. Dat geldt met name voor die posten ten aanzien waarvan de rijksbijdragen als zogenaamde doeluitke ringen beschikbaar worden gesteld, bijvoorbeeld in de personeelssector, de politie. Bij het aannemen van nieuw personeel zullen we de uiterste voorzichtigheid dienen te betrachten en het dient gepaard te gaan met een jaarlijkse aanpassing van de prioriteiten. Op 17 juni jl. heeft de raad besloten de oppervlakte te kiezen als basis voor het berekenen van de belas ting op onroerend goed en een krediet van f. 960.000,- beschikbaar te stellen voor de invoering. De onroerend-goedbelasting zal het terrein van de ge meentelijke belastingheffing aanzienlijk overzichte lijker maken. Met nadruk zouden wij het college wil len verzoeken ten aanzien van de belastingdruk grote, plotselinge verschillen met de huidige toestand te ver-

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1976 | | pagina 238