U heeft geen antwoord gegeven op mijn vraag of na
dat het Samenwerkingsorgaan Eemland rechtspersoon
lijkheid zal hebben gekregen verschillende bestaande
gemeenschappelijke regelingen kunnen worden opge
ruimd. Ik zou het prettig vinden als u daarop toch nog
even zou ingaan.
Wat de trage procedures en de trage totstandkoming
van een aantal zaken in Eemlandverband betreft zou
ik u willen vragen of u ook in het dagelijks bestuur
van Eemland de desbetreffende punten, mogelijk ook
als punten uit deze raad (ik heb het gevoel dat wij in
dezen wel ongeveer hetzelfde denken), nog eens aan
de orde zou willen stellen.
Ik had natuurlijk best begrepen dat het idee inzake
het gedurende een maand met het college meelopen
door raadsleden als waren zij wethouder niet makke
lijk te realiseren is. Velen van ons zullen het niet kun
nen. Dat neemt niet weg dat toen ik hierover in De
Nederlandse Gemeente iets las, ik het gevoel heb ge
kregen dat het erg belangrijk is als je een tijdje vóór
en een tijdje achter de collegetafel zit, dat dat je erva
ring zeer steunt en het begrip voor eikaars werk erg
stimuleert. Ik zou er dan ook voor willen pleiten, dat
als het in de praktijk eens mogelijk zou zijn, het toch
eens bij wijze van experiment gebeurt.
U heeft niet geantwoord op wat ik heb gezegd over
een beter gerichte informatie. Ik wil er toch nog eens
voor pleiten dat het college nagaat in hoeverre het
het raadswerk kan verlichten door de informatie com
pacter, meer in de voim van keuzemodellen aan ons
voor te leggen. Een voorbeeld: het ontwikkelingsplan
is 23 juni besproken, pas een dag daarvoor zijn de
twee tracés die voor de Centrumweg aan de orde zou
den kunnen komen, aan de orde gesteld, ondanks het
feit dat daar vanuit de inspraakgroepen op aan is ge
werkt. Ik vind dat dat niet een goede informatie van
de gemeenteraad is op basis waarvan wij tot een goe
de beleidsbepaling kunnen komen.
Op mijn idee betreffende een werkgroepje bent u niet
ingegaan. Ik ben het er natuurlijk erg mee eens dat u
bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten wilt
informeren wat er in het land gaande is, maar ik zou
mij kunnen voorstellen, dat we het bedoelde werk
groepje zouden gaan vormen, dat dat groepje eens
wat gegevens zou verzamelen en eens een paar ideeën
op tafel zou leggen en dat er dan op basis van die
ideeën een informele overlegbijeenkomst van de raad
zou kunnen plaats vinden.
Wat het vragenhalfuurtje betreft moet ik u eerlijk
zeggen, dat ik zo langzamerhand in de mist geraakt
ben. Ik heb het gevoel gekregen, dat, ook door mijn
voorbeeld, men nu toch wel meer in de gaten heeft,
dat het van belang kan zijn om behalve de mogelijk
heid om schriftelijke vragen te stellen en de mogelijk
heid van interpellatie ook een vragenhalfuurtje te
hebben, vooral als aan interpellaties de zware aanzet
moet worden gegeven die de heer Van Poppelen heeft
bepleit en die u eigenlijk ook heeft ondersteund. Ik
heb hierbij het oog op een voorbereid vragenhalf
uurtje (misschien moeten we van de 3 x 24 uur 2 x
24 uur maken), zodanig voorbereid, dat het college
zich heeft kunnen bezinnen op de vragen die gesteld
worden. Ik vind dat het afschaffen van het vragenhalf
uurtje niet verstandig is geweest. Ik heb gezien dat de
heer Visser een voorstel zal doen om het weer in te
voeren. U begrijpt dat ik dat eigenlijk wel graag zou
ondersteunen.
U heeft niet geantwoord op mijn vraag of de in open
bare commissievergaderingen te behandelen stukken
al aan de pers worden toegezonden en ook ter inzage
worden gelegd voor belangstellenden, U heeft het
zelf meegemaakt hoe toen wij het hadden over het
tracé van de Centrumweg, velen erbij zaten zonder
voldoende informatie te hebben.
Ik heb ook gevraagd of het college een onderzoek wil
instellen naar de situatie van het spreekrecht in de Ne
derlandse gemeenten in commissievergaderingen. Ik
ben blij met de opmerking van mevrouw Korthuis
dat enkele commissies al proberen om daar op een be
scheiden, beperkte manier iets aan te doen.
Ook met betrekking tot de openbaarheid van de juri
dische commissie heeft u mij voor zover ik mij kan
herinneren geen antwoord gegeven.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Daar ben ik niet op
ingegaan, maar wij gaan akkoord met openbaarheid
van deze commissie.
De heer DE WILDE: Ik heb best begrepen, mevrouw
de voorzitter, dat u het punt van de ambtelijke hulp
aan raadsleden wat relativeert en zegt: Het loopt al
lemaal zo'n vaart niet Ik waarschuw er een beetje
voor. Wanneer wij als fractie bijvoorbeeld zouden vra
gen om ons te helpen het alternatieve tracé van de
Centrumweg naar ecologische, financiële, grondver-
wervings- en verkeersafwikkelingsaspecten samen met
de directeur van gemeentewerken verder uit te wer
ken, dan kan ik mij wel voorstellen dat de positie van
de directeur van gemeentewerken daarbij niet gemak
kelijk is. Als je dat ziet, dan vind ik datje van tevoren
over de positie van de ambtenaren goed met elkaar
moet praten. Ik heb niets meer of niets minder be
doeld dan hulp ook aan raadsleden die een volkomen
andere zienswijze hebben dan het college, hulp die
erop gericht is het standpunt van het college op een
deskundige manier te bestrijden.
Wat de wijze van begrotingsbehandeling betreft plei
ten wij nog steeds voor een openbare commissieverga
dering.
Ik wil graag weten wat de heer Visser heeft bedoeld
toen hij sprak over onverenigbaarheid van de functie
van raadslid met functies in het verenigingsleven. Ik
heb dat eerlijk gezegd niet begrepen. Hij zal er onge
twijfeld een bedoeling mee hebben gehad. Misschien
wil hij er nog iets van zeggen.
Met betrekking tot Ons Belang is mijn vraag: Wordt
de raad direct na de bespreking in Den Haag geïnfor
meerd door u?
Ten aanzien van hetgeen mevrouw Korthuis in ver
band met Ons Belang heeft gezegd over discriminatie
van de kant van staatssecretaris Schaefer heb ik het
gevoel, dat het zo is, dat de heer Schaefer zich er niet
op planologische gronden, maar op financiële investe-
ringsgronden mee bemoeit En daarmede is meteen
ook het probleem getekend. Ik denk dat er geen een
duidigheid in het beleid van de regering op dit punt
is. De planologie zou eigenlijk moeten verbieden dat
er vrije-sectorbouw, premiebouw of woningwetbouw
in de zones in kwestie komt. Maar de planologie ver
zet zich blijkbaar niet tegen woningbouw aldaar. Al
leen de staatssecretaris die het geld moet geven om al
daar de woningen te bouwen in de gesubsidieerde
sfeer, weigert om de subsidie te geven. Ik geloof dat
dat met discriminatie niets te maken heeft. Je kunt
zeggen, dat het beleid op dit punt niet eenduidig is.
En dat is op zich zelf ook een foute toestand. Ik ge
loof dat het daarbij zo is dat het ministerie van volks-