De heer DE WILDE: Mijn bezwaren tegen het door
de raad gekozen tracé groeien, mevrouw de voorzit
ter. En ik ben, gezien het feit dat de besluitvorming
zo langzaam verloopt, dat het zo lang duurt voordat
wij nadere gegevens krijgen, er bang voor, dat wij
straks weer in juni zullen zijn aangeland en dat er
dan niet een behoorlijk gesprek over dat tracé van de
Centrumweg heeft kunnen plaats vinden.
De heer VISSER: Ik dacht dat u ook nog meer infor
matie had over het voorgestelde Centrumwegtracé,
maar dat is dus niet zo.
Mevrouw de voorzitter Ik moet zeggen, dat het colle
ge maandag beter op onze opmerkingen is ingegaan
dan in voorgaande jaren. Ik had gezien de afspraken
die we daarover gemaakt hebben, ook niet anders
verwacht. Met name ben ik bijzonder tevreden over de
zakelijke manier waarop de wethouders zijn ingegaan
op een aantal zaken die ik aanroerde en die hun porte
feuille betroffen.
Ten aanzien van de moeder-mavo wil ik nog vragen
wanneer de wethouder zijn onderzoek zal afronden en
met een voorstel zal komen.
Minder tevreden ben ik over uw improvisatie van
maandagavond. Ik blijf volhouden (ik heb de notulen
van het seniorenconvent en de schriftelijke reactie
daarop van mevrouw Korthuis er nog eens op nagesla
gen), dat u ons een stukje aanbiedingsbrief heeft toe
gezegd en niet een zogenaamde algemene toelichting
van de hoofden van dienst. Onze taak is het beleid
van het college van burgemeester en wethouders te
onderzoeken en niet het onderzoeken van de schrifte
lijke ideeën van de ambtenaren.
Ik blijf ook volhouden, dat op pagina 20 van de Struc
tuurstudie Eemland niet een cijfermatig verhaal staat
van de werkgroep die het rapport heeft samengesteld,
maar gewoon een zakelijk verhaal over Soest dat niet
klopt met de raamstructuur. Dat verhaal kan nooit
geschreven zijn door de niet-Soester leden van de
werkgroep. U heeft als vertegenwoordiger van de ge
meente Soest deze tekst geschreven of minstens goed
gekeurd.
De VOORZITTER: Neen, dat is onjuist. Het is een
ambtelijke werkgroep en u zult in de brief waarbij de
structuurstudie Eemland de wereld ingegaan is, iets
hebben aangetroffen waarin duidelijk stond, dat wet
houder Huslage als voorzitter en ik als vice-voorzitter
ons duidelijk hebben beperkt tot het leiden van de ver
gaderingen.
De heer VISSER: Goed. Maar er was toch een verte
genwoordiging van Soest in die werkgroep
De VOORZITTER: Ja.
De heer VISSER: en die heeft dus die tekst ge
maakt of minstens goedgekeurd. Die tekst klopt niet.
In januari komt de Structuurstudie Eemland in de
raadsvergadering. Ik zou graag voordien een gewijzig
de tekst willen inzien. Anders constateren wij in janua
ri alleen maar, dat de tekst niet klopt en dan houdt de
discussie op.
Mevrouw de voorzitter. Op een aantal opmerkingen
mijnerzijds bent u, bewust of onbewust, niet ingegaan.
In eerste instantie heb ik gezegd:
„De verhoging van salarissen in verband met het be
reiken van het inwonertal 40.000 blijft beperkt tot
het hogere kader en heeft reeds plaats gevonden. Het
antwoord op vraag 2.39 ten aanzien van de lagere
ambtenaren is onbevredigend. Het blijft onduidelijk
waarom hun functiewaardering, uitgedrukt in salaris
verhoging, nog niet heeft plaats gevonden".
Opzienbarend was maandagavond uw belofte, dat
ambtenaren voortaan raadsleden rechtstreeks techni
sche adviezen mogen geven, alternatieven mogen op
stellen. Mijn vragen zijn echter: Mag dat ook inhou
delijk? Wat denken de ambtenaren zelf hiervan?
Heeft men alle consequenties hiervan wel overzien?
Want nog steeds zit ik met de levensgrote frustratie
(en u draait daar maar steeds omheen): Krijg ik nu
inzage in de stukken die ook mijn collega-raadsleden
hebben of niet?
Veel werk zou bespaard kunnen worden als de verle
den jaar gedane belofte dat in de leeskamer alle ver
slagen van de diverse commissies ter inzage worden ge
legd werd nagekomen. Het laatste verslag van de
stichting zwembaden dateert van maart 1975 en het
laatste verslag van de culturele commissie dateert
van september 1975. Wat het laatste betreft vervoeg
ik mij tegenwoordig bij de redactie van een plaatselij
ke krant die ze wel allemaal heeft en beter wordt ge
ïnformeerd dan ik. Gekkenwerk natuurlijk, laten we
eerlijk zijn.
Nu kom ik op de inspraakprocedure voor het ontwik
kelingsplan. Gisteravond ben ik even op bezoek ge
weest bij het inspraakwerkgroepje dat nog over is; een
door ons zeer gewaardeerde werkgroep, die er nu tegen
wil en dank mee wordt opgezadeld te moeten inspre
ken over het verkeersmodel, het centrum, het welzijn,
de sport, de recreatie en de financiële paragraaf. Het
lijkt mij een onmogelijke opgave. Waarom wordt niet
de P.U.S.W., een instantie waarover we hier in de pro
vincie kunnen beschikken en die staat te trappelen
van ongeduld om nog te redden wat er te redden valt,
ingeschakeld? Graag ontvang ik van u een overtuigend
antwoord.
Ik ben de wethouder van welzijnszaken nog een nadere
uitleg schuldig over het er bekaaid afkomen van de
zachte sector. Mijn desbetreffende uitspraak slaat op
het verhogingspercentage van de desbetreffende uitga
ven ten opzichte van 1976 in verband met het totale
verhogingspercentage van de uitgaven, te weten 17,5.
De cijfers ten aanzien van de zachte sector blijven ach
ter bij de 17,5%. U kunt dit achter in de nota van
aanbieding duidelijk overzien. Ten aanzien van cul
tuur en recreatie bedraagt de stijging 14,34%; ze blij
ven dus ongeveer 3% achter bij de 17,5%. De stijging
ten aanzien van sociale zaken en maatschappelijk
werk bedraagt 14,81% en blijft dus ook ongeveer 3%
achter. Verleden jaar bedroeg de stijging ten aanzien
van cultuur en recreatie 9,7%, terwijl het algemene
stijgingspercentage toen 16,5 was; cultuur en recrea
tie bleven toen dus ongeveer 7% achter. Met betrek
king tot openbare werken is de stijging nu 12,77%,
dus bijna 5% lager dan het algemene stijgingspercen
tage van 17,5%.
Ik dien thans de volgende motie in:
„De Raad van de Gemeente Soest, overwegende dat
een vragenhalfuurtje een efficiënte manier is om
actuele vragen zo snel mogelijk te beantwoorden in
de raadsvergadering
minder omslachtig is en minder tijdrovend dan het
beantwoorden van schriftelijke vragen
minder zwaarwichtig is dan het houden van interpel
laties
verzoekt het college van B W het vragenhalfuurtje
opnieuw in te stellen."