Wethouder EBBERS: Mevrouw de voorzitter! Naar aanleiding van hetgeen mevrouw Korthuis heeft ge zegd over bezuinigingen meen ik namens het college te kunnen zeggen, dat als binnen de raad de mening heerst, dat bepaalde posten te hoog zijn geraamd, het college graag vanuit de raad verneemt op welke pos ten en met welke bedragen er bezuinigd zou moeten worden. Ik vind dat als wij zouden toezeggen een des betreffend onderzoek te zullen instellen, wij onszelf ongeloofwaardig zouden maken. Wij maken zo even wichtig mogelijk een begroting op en ik zie het op dit moment als een onmogelijkheid om een onderzoek te gaan instellen naar mogelijkheden tot verlaging van bepaalde uitgaven. Wanneer de raad er anders over denkt, zou ik graag vernemen welke posten men op het oog heeft. Naar aanleiding van hetgeen mevrouw Korthuis heeft gezegd over een eventueel voorstel om op de begro ting minstens 0,5% te bezuinigen zou ik het volgende naar voren willen brengen, De raad voor de gemeente- financiën heeft, zoals ook valt te lezen in een vrij uit voerig artikel in De Nederlandse Gemeente van 22 ok tober jl., er bij de Tweede Kamer nadrukkelijk voor fepleit, dat het trendmatig volume-accres van de uit ering uit het gemeentefonds niet wordt verlaagd. Dat is deze keer wel gedaan; het is met ingang van 1977 van 4% naar 3,5% gebracht. Daarmede is het ver laagd tot minder dan de helft van het accres van de rijksuitgaven. Zo gaat het nu al jaren. In 1975 en 1976 was het accres van de rijksuitgaven 8% en van de gemeentelijke uitgaven 4%. Dit jaar is het accres van de rijksuitgaven zelfs 8,5%, ondanks de 1%-opera- tie. Ik ben in dat opzicht nog altijd van mening dat wij echt niet te ruim geweest zijn met onze ramingen. Integendeel. De rekening zal achteraf moeten uitwij zen hoe het in werkelijkheid is gegaan. Ik ben ervan overtuigd, dat wij in de loop van het komende jaar echt nog wel een paar uitgaven te verduren krijgen die wij nu nog niet kennen. In de jaren waarin ik als wethouder van financiën heb geopereerd, ben ik steeds weer,tot de conclusie gekomen, datje tijdens een be grotingsjaar onherroepelijk komt te staan voor uitga ven die je doen zeggen: Had ik dit maar eerder gewe ten; dan had ik het misschien nog anders moeten doen. Wat de onroerend-goedbelasting betreft heb ik in eerste instantie abusievelijk gezegd, dat er 100 woningen aan een proeftaxatie worden onderworpen. Deze taxa tie betreft in feite honderd proefobjecten en daar zijn ook bedrijven bij. Ik meen dat ik met deze opmerking de heer Van Poppelen heb kunnen geruststellen. Wat de kwantitatieve woningnood betreft zou ik eigen lijk acuut over 700 a 800 woningen willen beschikken. Door de doorstroming die het gevolg zal zijn van de totstandkoming van de ongeveer 300 woningen die in Overhees 2e fase worden gebouwd, kunnen we de kwantitatieve woningnood een stukje terugdringen, althans dat hopen we. Ik heb eerder al eens nagedacht over het geschikt ma ken van oude woningwetwoningen voor alleenstaan den en kleine gezinnen, maar het is juist gezien de nog bestaande kwantitatieve woningnood niet mogelijk gebleken, Met name flatgebouwen zou je geschikt kunnen maken voor alleenstaanden en kleine gezin nen, maar De heer VAN POPPELEN: Die bedoelde ik ook. Wethouder EBBERS: die heb ik op dit moment zo ontzettend hard nodig voor anderen, dat ik er niet eens aan toe kom er een gedachte over te kunnen lanceren. Ik zit op het ogenblik in het kader van de kwantitatieve woningnood met onvoorstelbare moei lijkheden. Ik zou wat dat betreft in aansluiting aan een desbetreffende suggestie van de heer De Wilde willen zeggen, dat ik wel eens zou willen dat iemand bij wij ze van spreken mijn spreekuur zou overnemen om te kunnen constateren hoeveel ellende er nog steeds door de woningnood wordt veroorzaakt en hoe vaak je mensen die je om een woning komen vragen, met een zeer onbevredigend gevoel naar huis moet sturen. Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONEN- BERG: Mevrouw de voorzitter! De heer Visser houdt het mij ten goede, dat ik niet op de stijgingspercenta ges van gemeentewerken inga. Daar zit ik hier niet voor en ik vind het ook moeilijk om dat op dit mo ment in één adem met welzijn samen te voegen. Wij hebben vandaag voor de heer Visser een aantal stij gingspercentages precies uitgezocht: de welzijnsuit- gaven (waaronder wij de afdelingen verstaan die res sorteren onder de afdeling welzijn, inclusief de sport- uitgaven en op dit moment even exclusief onderwijs, omdat er te dien aanzien van een geheel andere soort van rijksvergoeding sprake is) zijn van 1974 op 1975 met f. 745.441,- ofte wel 22,5% gestegen, van 1975 op 1976 met f. 1.455.412,- ofte wel 35,8% en van 1976 op 1977 (dan komt er weer eens iemand anders aan de beurt) met f. 636.754,- ofte wel 10,3%. Wan neer het laatstgenoemde percentage wordt gerela teerd aan de 22,5% en de 35,8%, dan vind ik het niet terecht dat de heer Visser zegt dat de stijgingen in de welzijnssector achterop zijn gekomen. De heer VISSER: Openbare werken is wel zeker een stukje welzijn, mevrouw de voorzitter. Het gaat daar bij om de leefomstandigheden van de mensen. Bijvoor beeld een plantsoentje of een oversteekplaats behoort bij het welzijn van de mensen. Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONEN- BERG: U gaat het nu veel meer vernauwen, mijnheer Visser. U had het net over de welzijnsuitgaven in hun algemeenheid. De heer VISSER: Neen, ik ga het verruimen. Ik wil niet het welzijn eng beperken tot sport en cultuur. Welzijn'is veel meer. De VOORZITTER: Een interruptie is toegelaten, een discussie in derde instantie niet. De heer VISSER: O.K. Ik zal de cijfers zoals me vrouw de wethouder ze heeft genoemd bestuderen. Ik kon het zo gauw niet bijhouden, Ik hoop er een kopie van te krijgen. Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONEN- BERG: Dan kunt u er bij de posten op terugkomen. De heer VISSER: Ik zal ze graag bekijken. De heer BLAAUW: Bij de krant hebben ze ze ook. Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONEN- BERG: Ik ga langzamerhand wel denken, mevrouw de voorzitter, dat we in plaats van een opbouwwerker eerder een relatietherapeut nodig hebben in Soest, want alle relaties schijnen grondig verstoord te zijn. Ik zeg de heer Visser graag toe dat hij morgen een verklaring krijgt waarom de verslagen van de culturele commissie zo lang niet zijn aangevuld. Ten aanzien van de schoolmelk is de subsidie die de gemeente verstrekt, gerelateerd aan de subsidie die het rijk verstrekt. Het rijk en de gemeente betalen elk drie en een halve cent per liter. 268

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1976 | | pagina 269