nog even ingaan op vraag 2.14 van de heer Van den
Brakel. Volgens mijn informatie is men op het minis
terie van volkshuisvesting en milieuhygiëne inmiddels
met een wet inzake geluidshinder van industrieterrei
nen, wegen enz. gestart. Men zegt daarbij dat de ge
meenten er ook mee te maken krijgen. Ergens moeten
die wet en de Luchtvaartwet elkaar tegenkomen. Ik
vraag mijd of het college daar al bij betrokken is.
De VOORZITTER: Neen, natuurlijk niet. Eerst moet
die wet van kracht worden.
Wethouder HOEKSTRA: Mevrouw de voorzitter!
Ik geloof dat wat de Klaarwaterweg betreft de heer
Van den Brakel mij iets verkeerd heeft begrepen. Ik
heb gezegd dat wij hopen dat wij in januari de zaak in
het college terug zullen hebben en dat de zaak vermoe
delijk in de raadsvergadering van maart aan de orde
zal kunnen komen. Als wij de zaak inderdaad in maart
in de raad kunnen behandelen, dan zou er zijn voldaan
aan het verzoek van de heer Van den Brakel, want dan
zou het werk in kwestie in de zomer kunnen worden
uitgevoerd, althans mits het raadsbesluit tijdig wordt
goedgekeurd.
De door de heer Verheus bedoelde woning waarvoor
trouw de huur wordt betaald, maar waarvan de huur
ders afwezig zijn, is een bemeubelde woning. Als
iemand trouw de huur van de door hem gehuurde wo
ning betaalt, maar de woning niet daadwerkelijk be
woont, dan kun je er weinig aan doen. Je zou eens
kunnen nagaan of de betrokkene bereid is om de
huur te beëindigen. Ik heb ook wel eens gehoord dat
iemand niet in de door hem gehuurde woning, maar
wegens een ernstige ziekte elders verblijft, maar wel
hoopt later die woning te kunnen gaan bewonen.
De VOORZITTER: Ja, maar dat is in dit geval niet
zo.
Wethouder HOEKSTRA: Neen, dat is in dit geval niet
zo.
De heer VERHEUS: Als iemand in het buitenland
verblijft, dan zou hij formeel genomen toch in het
centraal bevolkingsregister moeten staan ingeschre
ven?
Wethouder EBBERS: Hij heeft zich nooit laten uit
schrijven.
De VOORZITTER: Het wel of niet in het centraal
bevolkingsregister ingeschreven staan heeft niets met
de huur te maken. Ik meen, dames en heren, dat wij
allen wel het geval kennen waarop de heer Verheus
doelt. Het betreft hier iemand die een huis heeft ge
huurd en de daar verschuldigde huur betaalt. Wij heb
ben geïnformeerd of er mogelijkheden zouden zijn om
de woning beschikbaar te krijgen voor mensen die er
daadwerkelijk in willen wonen, maar wij hebben
overal nul op het rekest gehad. Ik meen dat deze zaak
al heeft gespeeld voordat de heer Hoekstra wethouder
werd. Het is wanneer je zo veel woningzoekenden
hebt als de heer Ebbers op zijn lijsten heeft staan, na
tuurlijk afschuwelijk, datje in een geval als het hier
bedoelde niets kunt doen.
Wethouder EBBERS: Bovendien is het zo dat de be
trokkene heel goed weet aan welke condities hij moet
voldoen. Want eens per drie of vier weken is hij of
een van zijn kinderen een paar dagen in het huis, waar
door er aan de terzake geldende eisen wordt voldaan.
Wethouder HOEKSTRA: Mevrouw de voorzitter!
Complex VI is inderdaad een zorgenkind. Het is dat
van het begin af aan geweest en het zal dat wel altijd
blijven. Wij proberen het zo goed mogelijk bij te hou
den, maar het kost veel geld en het zal veel geld blijven
kosten. Er is in het verleden al veel over gesproken en
er zal ook nog wel veel over gesproken worden. We
hebben het nu weer aardig goed voor elkaar wat de
buitenkant betreft, maar we weten niet hoe lang dat
het geval zal zijn.
Mevrouw ALTING-AMBROSIUS: Mevrouw de voor
zitter! Op bladzijde 80 en volgende bladzijden wordt
rekening gehouden met 16% b.t.w., terwijl per 1 okto
ber jl. dit percentage is verhoogd tot 18.
Ik neem aan dat er nog een desbetreffende begrotings
wijziging komt.
De VOORZITTER: Ja, dat vullen we natuurlijk nog
wel aan.
Wethouder HOEKSTRA: Doordat de begroting al
vroeg gemaakt is, is hier nog sprake van 16% b.t.w.,
maar ze zal terzake worden aangevuld.
De begroting van het woningbedrijf wordt zonder
hoofdelijke stemming voorlopig vastgesteld.
Het bedrijf gemeentewerken.
De heer HILHORST: Mevrouw de voorzitter! Hoewel
het terrein van gemeentewerken uit zeer veel verschil
lende taken bestaat, willen wij de aandacht vestigen
op een aantal punten welke ons erg aanspreken.
Wanneer in de nota van aanbieding wordt gesproken
van het ontbreken van een duidelijke wegenstructuur,
dan onderkennen wij dit ten volle. Niet voor niets
heeft ook onze fractie tijdens de algemene beschou
wingen onder meer aangedrongen op een spoedige rea
lisering van de Centrumweg. Wij zijn van mening dat
zolang deze weg niet tot stand is gekomen wij voorlo
pig geconfronteerd zullen blijven met problemen als
ongewenst sluipverkeer, onvoldoende parkeermoge-
lijkheden, te grote verkeersonveiligheid etc. In dit ver
band willen wij het college vragen of er het komende
jaar uitzicht is op een realisatie van de doortrekking
van de Dalweg.
Wij vragen ons af of er wat de straatvervuiling betreft
geen taak ligt voor de politie, maar ook voor de ge
meentelijke voorlichting. Het zou goed zijn om bij
voorbeeld in het voorlichtingsblad Op't Hoogt de
mensen erop te wijzen wat zoal de financiële conse
quenties van het een en ander zijn. Er zou ten aanzien
van dit probleem een mentaliteitsverbetering moeten
komen.
Bij de afdeling bouw- en woningtoezicht wordt ver
meld dat de controle op de naleving van verschillen
de regels steeds meer tijd vergt. Hierbij zij te denken
aan bouwen zonder vergunning, het veroorzaken van
hinder, overtreding van de verordeningen op kampe
ren, milieuzaken en verontreinigingen e.d. Wij willen
erop aandringen dat er aan deze zaken de nodige aan
dacht zal blijven worden besteed, omdat wij van me
ning zijn dat onvoldoende controle op dergelijke
voorschriften spoedig frustraties bij de bevolking te
weeg zal brengen.
Als laatste punt wil ik het probleem van de afvoer van
het rioolstelsel te Soesterberg noemen. Wij betreuren
het dat de provincie zich niet bereid heeft verklaard
bij te dragen in de kosten van de herberekening van
het rioolstelsel en in de kosten van een afvoer van
Soesterberg via een persleiding naar het rioolwater-
zuiveringsbedrijf te Soest. De gemeente zal dit zelf
moeten bekostigen. Wij zijn ervan overtuigd dat met
deze zaak niet te lang gewacht kan worden.
278