hm
grijp best, dat hij zelf wel wil, maar dat hij met het
probleem zit, dat misschien de leden van het bestuur
van de sportstichting nog een beetje moeten wennen
aan deze gedachte. Ik hoop zeer dat het de wethou
der gelukt om in een goede overlegsfeer met het
stichtingsbestuur toch tot het resultaat te komen dat
men in het openbaar gaat vergaderen.
De heer VISSER: Hier komt nog bij, mevrouw de
voorzitter, dat er enerzijds wel steeds wordt gezegd
dat de meerderheid niet wil, maar dat anderzijds de
argumenten ten enen male ontbreken. Ik zou wel eens
willen horen waarom de meerderheid niet wil. Ik ben
werkelijk zeer benieuwd naar de desbetreffende argu
menten, De discussie hierover in het stichtingsbestuur
speelt zich achter gesloten deuren af. Daardoor horen
wij er nooit iets van. Je leest ook nooit een verslag
van de raadsleden die zitting hebben in het bestuur
van de sportstichting. Het is trouwens wat meer stich
tingen betreft waarin raadsleden zitten zo, dat er niet
wordt teruggekoppeld naar de gemeenteraad.
Mevrouw GREEFHORST-VAN OVERDAM: Mevrouw
de voorzitter! Ik ben een van de raadsleden die in de
sportstichting zitten. Inderdaad voelen de verenigings
mensen in het stichtingsbestuur niet veel voor open
baarheid. Op een gegeven moment zijn wij overgegaan
tot het uitnodigen van de verenigingen als er een aspect
van hen aan de orde was. Dat loopt op het ogenblik
voortreffelijk. Met het oog daarop hebben wij in het
stichtingsbestuur gezegd: Laten wij het zo een poosje
aankijken en daarna kunnen wij de volgende stap,
naar de totale openbaarheid, doen. Ik meen dat wij de
volgende stap maar in januari of februari moeten
aanzwengelen. Ik weet zeker dat de heer Van den Bra-
kel het hiermede eens is en ik neem aan dat ook de
wethouder het ermede eens is. Ik dacht dat als wij in
derdaad in januari of februari de volgende stap aan
zwengelen, de totale openbaarheid er heus wel door
komt.
Wethouder PLOMP: Mevrouw de voorzitter! Ik heb
met opzet de laatste twee keren de openbaarheid in
de sportstichting naar voren gebracht, teneinde daar
natuurlijk ook aan dit woord enige gewenning te ge
ven. Op dit moment is de situatie er zo dat men er
niet voor voelt. Er is hier nu weer een aantal argu
menten op tafel gekomen. Ik heb natuurlijk geen be
hoefte om daarop op dit moment in te gaan, maar ik
zal ze meenemen naar de sportstichting, in de hoop
dat wij daarmede weer een stapje verder komen, ik
hoop dat men tevreden is met deze toezegging mij
nerzijds.
Wat de atletiekaccommodatie betreft zijn wij op het
ogenblik zeer intensief bezig met het voorbereiden
van de tekeningen. Wanneer de accommodatie er
komt hangt grotendeels af van het moment waarop de
raad het benodigde geld ter beschikking stelt. Ik vind
dat de raad in dezen een belangrijke rol speelt. Wij
zijn momenteel bezig om de zaak uit te werken. Daar
is gewoon een bepaalde tijd voor nodig. Ik ben er
haast van overtuigd dat wij het volgende jaar niet in
de situatie verkeren die de heer Van Poppelen net zei
te vrezen, nl. de situatie dat wij dan weer geen stap
verder zijn. Ik geloof dat wij diverse stappen verder
zijn. Er is alleen nog niet veel zichtbaar. Naar mijn
gevoel zal er het volgende jaar beslist wel veel zicht
baar zijn. Maar bepaalde zaken moeten op een rijtje
worden gelegd, de financiën moeten er zijn en ik ge
loof dat wij geen mensen te vroeg blij moeten maken
met een dode mus. Dat hebben wij in Soesterberg
niet willen doen,
De heer VAN POPPELEN: De atletiekvereniging is al
veel te vaak blij gemaakt met een dode mus. Maar er
gebeurt niets, Laat ik mij voorzichtiger uitdrukken:
Het laatste jaar schijnt er wel iets aan de zaak te wor
den gedaan. Maar ik heb geen antwoord gekregen op
mijn concrete vraag. Als er financieringsmiddelen no
dig zijn, dan moet er een raadsvoorstel komen. Daar
hoeft niet mee te worden gewacht. De vertraging is
ontstaan doordat er buiten de atletiekvereniging Soest
om relaties met Baarn en Amersfoort zijn ontstaan en
dat men toen in plaats van naar de Bosstraat naar de
Eemweg is gegaan. Ik heb nu de concrete vraag ge
steld: Als Amersfoort of Baarn afhaakt, gaat het dan
toch door? Daar had u het straks niet over, maar ge
lukkig nu wel een beetje, want u verdraait nu wel de
feiten. Nu beluister ik in uw antwoord dat wanneer
Amersfoort of Baarn afhaakt, er toch in 1977 uitein
delijk wel zal worden doorgegaan met de aanleg.
Wethouder PLOMP: Mevrouw de voorzitter! Het
woord „verdraaien" zou ik mij toch niet graag in de
schoenen geschoven zien, aangezien ik hier geen be
hoefte heb om iets te verdraaien. Bovendien is het bij
de insiders voldoende bekend
De heer VAN POPPELEN: Neen, maar het werd
straks niet genoemd.
Wethouder PLOMP: Goed. Dat is dan wat anders. Dan
heb ik vergeten iets te noemen.
De VOORZITTER: Dat is inderdaad iets geheel an
ders.
Wethouder PLOMP: Ik wil zeer duidelijk stellen, me
vrouw de voorzitter, dat wij erop uit zijn om voor de
atletiek een optimale voorziening te krijgen. Hoe
krijg je een optimale voorziening? Doordatje daar
voor veel geld wilt uitgeven. Hoe is dat mogelijk? Dat
is mogelijk in regionaal verband. Om iets in regionaal
verband tot stand te brengen heb je natuurlijk de me
dewerking van de partners nodig. Wij hebben gepro
beerd om de medewerking van de partners te krijgen,
niet omdat wij zo graag uitstel in deze zaak hebben,
maar omdat wij voor de atletiek een optimale voorzie
ning willen hebben. Ik ben ervan overtuigd dat je als je
regionaal werkt, tot een meer adequate accommodatie
kunt komen dan wanneer je plaatselijk werkt; dit is
ook door de provincie gezegd. Dat het beleid erop is
gericht om een optimale voorziening te krijgen, heeft
tot gevolg gehad dat er enige vertraging is ontstaan,
omdat wij terzake de medewerking van de partners
Amersfoort en Baarn nodig hebben. Omdat wij op dit
moment vinden dat wij niet langer moeten wachten,
hebben wij nogmaals aan de provincie gevraagd om
contact op te nemen met Amersfoort en Baarn. Ha
ken Amersfoort en Baarn af, dan hebben wij geen be
hoefte om nog langer te wachten. Ik vind dat wij dan
plaatselijk moeten beginnen. De vraag is dan alleen of
je ook zo'n accommodatie krijgt als je bij een regionale
opzet zou hebben. Ik vind dat men zich van tevoren
moet realiseren, dat het waarschijnlijk niet zo zal zijn.
De heer VAN POPPELEN: Dat hoeft ook niet.
Wethouder PLOMP: Mevrouw de voorzitter! Er schijnt
in 1963 inderdaad een nota te zijn geweest.
De heer VERHEUS: Dat is wel zeker. Maar ik wil
graag weten of het college al dan niet voornemens is
om nogmaals een dergelijk stuk te produceren.
Wethouder PLOMP: Ik dacht dat u die vraag wel di-
292