Op welke bestemmingsplannen doelt het college als het in het schriftelijke antwoord op het afdelingson- derzoek stelt, dat met de voorbereiding van nieuwe bestemmingsplannen in elk geval al gedeelten van het bestemmingsplan Soestereng-Weg over de Eng verval len? En voor welke gebieden blijft het bestemmings plan Soestereng-Weg over de Eng dan nog bestaan? Ook het antwoord van het college op de vraag hoe het staat met de verouderde bestemmingsplannen bevredigt ons niet helemaal. Volgens de wet op de ruimtelijke ordening had de herziening van deze plannen al vóór 1970 dienen plaats te vinden. Nu weet ik ook wel dat het in heel veel gemeenten niet is ge schied, maar toch zijn wij niet gelukkig met de trage gang van zaken. Is het niet mogelijk dat het college ons een tijdschema geeft waaruit blijkt wanneer aan gevangen gaat worden met de zogenaamde revisieplan nen? Ook wij zijn niet erg gelukkig met de voortgang van de inspraak bij het ontwikkelingsplan tweede fase. De inspraak bij de eerste fase, de raamstructuur, is goed gestart, met een groot aantal deelnemers en met goe de producten. Uiteraard was er ook een aantal kriti sche kanttekeningen in die fase, maar datgene wat mij nu bereikt over de gang van zaken tijdens de twee de fase is niet erg opwekkend. Ik noem enkele punten die mij ter ore zijn gekomen: 1. De materie wordt op weinig gestructureerde wijze aangeboden aan de insprekers, zodat het erg veel tijd kost om het gepresenteerde te verwerken en de hoofd lijnen er uit te halen, 2. De interne begeleiding schijnt te beperkt te zijn en de vergaderfrequentie aan de hoge kant, Ik wil er nogmaals met nadruk op wijzen, dat wan neer wij willen dat inspraak ook werkelijk goed func tioneert, de voorwaarden voor het goede functioneren ook geschapen dienen te worden Volgens datgene wat mij nu bereikt lijkt dit op dit moment niet het geval. Vandaar mijn dringende vraag aan het college om zo spoedig mogelijk de inspraak bij het ontwik kelingsplan in de commissie ruimtelijke ordening ter evaluatie aan de orde te stellen. Een andere vraag betreft de inspraak bij de bestem mingsplannen Albert Cuyplaan en Soest-Midden. Vindt deze inspraak door de bevolking plaats voordat of nadat het overleg ex artikel 8 van het besluit ruim telijke ordening heeft plaats gevonden? Zo het ach teraf geschiedt, is het college dan niet van mening, dat inspraak voorafgaande aan dat overleg zinvoller is? Ik heb begrepen dat wethouder Hoekstra gisteren heeft gezegd dat woonerven in bestaande wijken niet zouden kunnen vanwege de wijziging van bestem mingsplannen. Het waarom daarvan is mij niet geheel duidelijk. Misschien kan het college er een nadere uit leg van geven. Het antwoord van het college op vraag 2.92 omtrent een apart ontwikkelingsplan Soesterberg is niet erg duidelijk. Enerzijds komt er een hoofdstuk in het ont wikkelingsplan Soest dat de grote lijnen voor Soester berg aangeeft, anderzijds komt er een apart ontwikke lingsplan Soesterberg waarin de details zullen zijn uit gewerkt; althans dat begrijp ik uit het antwoord. Lijkt het niet verstandiger, mede gezien het feit dat de in spraak in Soesterberg over het ontwikkelingsplan nog niet op gang gekomen is, om een apart, maar compleet ontwikkelingsplan Soesterberg op te zetten, dat dan ook op een later tijdstip dan 2 juni a.s. door de raad kan worden vastgesteld? Op pagina 7 van de aanbiedingsbrief wordt gesproken over de plannen van hogere overheden op het gebied van de ruimtelijke ordening en zegt het college vervol gens: „Het ontwikkelingsplan zal uiterlijk juni 1977 in uw raad worden behandeld. Afwijking van in onze raam structuur vastgelegde doelstellingen tengevolge van inzichten van hogere overheden zal alleen kunnen ge schieden indien deze inzichten duidelijk worden ge motiveerd en de redelijkheid van de argumenten kan worden ingezien," Als ik deze alinea goed begrijp dan zou er eventueel al bij de vaststelling van het ontwikkelingsplan afgewe ken kunnen worden van hetgeen in de raamstructuur staat indien hogere overheden ons daarvan de nood zaak gemotiveerd laten inzien. Dat nu lijkt ons lichte lijk voorbarig. Omstreeks juni 1977, wanneer wij het ontwikkelingsplan vaststellen, zal het streekplan Utrecht-Oost nog niet door provinciale staten zijn vastgesteld, het is nog maar de vraag of tegen die tijd de verstedelijkingsnota in de Tweede Kamer zal zijn behandeld, terwijl het tevens de vraag is hoe ver wij dan zijn met de structuurschets in Eemland. Ons standpunt is dat wij bij de vaststelling van het ont wikkelingsplan onverkort aan de hoofdlijnen, met name waar het gaat over het minimum model, dienen vast te houden. Graag ontvangen wij van het college een toelichting op dit punt, omdat het uit de aange haalde alinea niet helemaal duidelijk naar voren komt. De heer LANGE: Mevrouw de voorzitter! In de raam- structuurvergadering van dit jaar is onze visie duide lijk uitgesproken, In het afgelopen jaar zijn er voor ons nog geen redenen geweest om daar nu al van te willen afwijken. Er zijn wel enige momenten geweest waarop wij ongerust waren. Wij hebben immers toen uitgesproken dat de groei van Soest eigenlijk plano logisch bepaald moest worden. De omgeving legt ons planologische beperkingen op en aan de hand van de regels van de vijfvingertheorie moeten wij ervoor zor gen dat de gebieden die voor woningbouw in aan merking komen, gefaseerd volgebouwd worden en dat er niet verder wordt gegaan. Volgens geruchten stelt een minister voor om men sen die in Soesterberg niet terecht kunnen, toch maar ergens in Soest neer te zetten. Wij zitten nog met een verstedelijkingsnota waardoor wij misschien gedwongen kunnen worden een groot aantal woningen op Soester grondgebied neer te zet ten en waarschijnlijk op dat gedeelte van het Soester grondgebied dat wij niet willen bestemmen voor wo ningbouw. Verder heeft uzelf gezegd dat als zou worden gesteld dat de polder Zeldert moet worden volgebouwd, waar door er tegenover de Melm woningbouw zou verrij zen, wij gewoon op grond van gebruik van gezond ver stand minder kwetsbare grond binnen onze gemeente grenzen voor bebouwing zouden moeten aanbieden. Dat is natuurlijk volkomen logisch en ik ga ook hele maal met u mee als dat inderdaad de bedoeling is. Iedereen heeft hier in de algemene beschouwingen ook duidelijk uitgesproken, dat juist om dit soort dingen te verhinderen het noodzakelijk is, dat bin nen Eemland het gesprek op gang gebracht gaat wor den. Het is natuurlijk dwaasheid wanneer een ge- 310

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1976 | | pagina 311