Wethouder PLOMP: Mevrouw de voorzitter! In de cember 1975 is aan de nieuwe regeling goedkeuring onthouden De redenen daarvoor waren enkele redac tionele punten, betrekking hebbend op de openbaar heid van de vergaderingen, deskundigen of adviseurs in het bestuur Een nieuwe gemeenschappelijke rege ling wordt thans voorbereid Begin maart wordt het ontwerp in het dagelijks bestuur van het werkplaats schap besproken. Na vaststelling door het algemeen be stuur zal de gemeenteraden worden verzocht de nieuwe regeling mede vast te stellen. Mij is medegedeeld dat dat rond mei zal kunnen gebeuren, Het bestuur van het werkplaatsschap heeft er de voorkeur aan ge geven met mededeling aan de gemeenteraden te wach ten tot het tijdstip waarop ook een nieuwe regeling kan wo* den voorgelegd Het feit dat de betalingen van het rijk nogal lang op zich laten wachten is uiteraard een wat onverteerbare zaak. Wij zouden graag een wat snellere afhandeling hebben gezien De nadelige saldi ontstaan in de loop van een jaar. De lonen moeten maandelijks worden betaald De voor rekening van het rijk komende nade lige saldi bestaan uit 90% van 15% van de lonen en de sociale lasten Het rijk gaat pas over tot voorschotbe taling zodra het accountantsrapport over het betrok ken jaar is ontvangen. De afrekening vindt dan plaats nadat ook het rijk controle heeft verricht. Dat kost natuurlijk tijd Het werkplaatsschap heeft de jaarrekening altijd in het voorjaar (omstreeks deze tijd) gereed, maar de ac countantscontrole door het verificatiebureau laat nog al eens op zich wachten. Het rapport over 1974 is nog steeds niet ontvangen, maar de controle is inmid dels wel verricht Ondanks herhaalde verzoeken onzerzijds (ook kort geleden nog) is het betrokken ministerie niet bereid eerder voorschotten te verlenen Alle overige lasten van de werkplaats moeten worden opgebracht door dienstverlening en bijdragen van de gemeenten; de gemeenten ontvangen van de betaalde bijdragen 80% uit het gemeentefonds terug. De heer DE WILDE: Ik neem aan dat u met mij dit antwoord over de financiële verhouding niet vreselijk bevredigend vindt. Wethouder PLOMP: Dat is een duidelijke zaak. De heer OLDENBOOM: Het rijk leent op deze wijze bij de Bank voor Nederlandsche Gemeenten. De VOORZITTER: Begrijp ik goed dat er zo langza merhand vijfjaar tussen gaat zitten? Wethouder PLOMP: Er gaat inderdaad enorm veel tijd tussen zitten, maar ondanks herhaalde verzoeken is men niet bereid deze zaken sneller af te handelen. Deze zaak betreft niet alleen Soest, want er is sprake van een landelijk probleem. Ook elders zal men con stant blijven aandringen op een verbetering van deze onbevredigende situatie. De heer VERHEUS: Mevrouw de voorzitter! Het ver haal van de heer Plomp was mooi, maar ik vraag mij af of het nu niet mogelijk is dat de deelnemende ge meenten via de V.N.G. bij het rijk aandringen op be spoediging Kan erop worden aangedrongen dat het rijk een voorschot geeft, wanneer de rekening van een bepaald jaar is gecontroleerd door de accountants van de V.N.G.? Dat gebeurt ook bij het onderwijs tegen woordig Dat is gebeurd op aandrang van de onderwijs organisaties en de V.N.G Op die wijze zal men niet zo'n eind behoeven achter te lopen. Wethouder PLOMP: Het onderwijs loopt in dezen voor op. Ik weet niet of een dergelijke regeling haalbaar is, maar wij kunnen het proberen. De heer VERHEUS: Graag, want dit is te gek! De VOORZITTER: Wij zullen via het werkplaatsschap aan de V.N.G. vragen of dat mogelijk is. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aan genomen. 39 Voorstel tot wijziging van de tegemoetkoming inge volge artikel 6 van de „Verordening subsidiëring godsdienstige en levensbeschouwelijke vorming". De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! In de on derwijscommissie heb ik een aantal vragen gesteld over de subsidiëring godsdienstige en levensbeschou welijke vorming. Ik heb onder meer gevraagd hoeveel scholen bij de subsidieregeling zijn betrokken. Voorts heb ik gevraagd hoe het zit met het schrifte lijk verzoek van de ouders (dat staat nadrukkelijk in de verordening). Wie geven dit onderwijs? In artikel 8 van de verordening staat iets over een jaarverslag dat vóór 1 december moet worden ingele verd. De betrokken wethouder heeft mij toegezegd, dat het antwoord op mijn vragen vóór deze raads vergadering ter inzage zou worden gelegd, maar maan dag was dat antwoord niet aanwezig. Dan is het moei lijk om advies te geven over dit ondewerp, want er ontbreekt een aantal gegevens. Dat valt zeer te betreu ren. Daarom stel ik voor dit voorstel nog maar even aan te houden. De heer DE WILDE: Mevrouw de voorzitter! Ik sluit mij aan bij hetgeen de heer Visser heeft gezegd. Ik weet dat de heer Goote in de onderwijscommissie soortgelijke vragen heeft gesteld. Ik vind het een beet je vervelend dat het antwoord op de vragen niet bij de stukken ligt. Dat zou eigenlijk wel het geval moeten zijn. De verordening lag bij de stukken ter inzage. Het is mij opgevallen dat in artikel 1, lid 1 van deze verorde ning wordt gesproken over gewoon lager onderwijs. Dat kan natuurlijk niet; er dient sprake te zijn van openbaar gewoon lager onderwijs. De subsidieverle ning vanwege de gemeente kan nl. aan geen andere instantie plaats vinden dan aan het openbaar gewoon lager onderwijs. De subsidie kan niet aan het bijzon der onderwijs worden gegeven, omdat in het bedrag per leerling de bedragen voor eventueel godsdienstige en levensbeschouwelijke vorming aan het bijzonder onderwijs begrepen zijn. Bij het openbaar basisonderwijs mag buiten het leer plan een uur worden toegevoegd voor godsdienstige en levensbeschouwelijke vorming, mits het gemeente bestuur een verwarmd en verlicht schoollokaal be schikbaar stelt. De godsdienstige en levensbeschouwe lijke vorming dient te worden gegeven door een vere niging, een stichting of een kerkgenootschap, die een vergoeding krijgen voor hetgeen zij ten behoeve van het openbaar onderwijs op de openbare scholen doen. Ik merk thans enige verwarring achter de tafel van het college. Deze zaak had echter in het college kunnen worden besproken, want ik heb over deze kwestie reeds gesproken in de financiële commissie en ik heb daarbij aangekondigd, dat ik erop zou terugkomen, wanneer ik in de toelichting niets over deze zaak zou kunnen vinden. Het wil er bij mij nl. niet in, dat ik het in dit opzicht verkeerd heb. Het college heeft echter de kans om mij ervan te overtuigen, dat ik fout zit, 30

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1976 | | pagina 31