voorbeeld in de richting van de concrete voorstellen
die in ons initiatiefvoorstel zijn vervat Dat gebrek
aan concreetheid is een duidelijk manco.
Een ander punt is het in de aanbevelingen gemaakte
onderscheid tussen belanghebbenden en belangstellen
den. Ik kan mij wel in de gedachte verplaatsen, dat
bij de uiteindelijke belangenafweging het belang van
de belanghebbenden zwaarder weegt dan dat van de
belangstellenden Zoals ik de aanbevelingen nu lees,
wordt er echter een duidelijk verschil gemaakt tussen
beide groepen wat de inspraakprocedure betreft.
Er staat nl. dat direct belanghebbenden benaderd zul
len worden voor het eventueel vormen van werkgroe
pen, en verder dat belangstellenden op zinvolle wijze
zullen worden ingeschakeld. Het lijkt me juister dat
voor beide groepen in principe dezelfde inspraakmo
gelijkheden aanwezig zijn.
Mevrouw de voorzitter, het zal u duidelijk zijn dat ik
niet sta te juichen over de nota die u op tafel heeft
gelegd. Toch zie ik een aantal positieve kanten aan de
nota Wij denken dat mede door het feit dat deze nota
was toegezegd, de discussie over inspraak op het ter
rein van de ruimtelijke ordening in brede kring ge
voerd is en men uiteindelijk ook tot een andere opzet
van de inspraak ten aanzien van het ontwikkelings
plan is gekomen. Wij beschouwen dat beslist als
winst. Onze opstelling ten aanzien van uw aanbeve
lingen zal er dan ook een zijn van kritische afwach
ting. Laten wij maar eens op deze manier gaan wer
ken en kijken hoe de zaak in de praktijk geconcreti
seerd wordt. Wij geven u, wat dit betreft, het voordeel
van de twijfel. Een belangrijke toetssteen hierbij zal
zijn, hoe de gang van zaken bij de inspraak ten aan
zien van het ontwikkelingsplan verloopt.
De heer OLDENBOOM: Mevrouw de voorzitter! Men
zou de hele avond bezig kunnen blijven met het uit
diepen van de hier aan de orde zijnde moeilijke en
ingewikkelde materie. Uit het feit dat een aantal ons
gegeven pamfletten reeds verwijzen naar 29 min of
meer wetenschappelijke en drie onwetenschappelijke
publicaties, blijkt wel hoe moeilijk de zaak is.
Waaruit is de behoefte aan inspraak te verklaren?
Zelfs dat is niet zeker. Ik heb het gevoel dat de be
hoefte aan inspraak voortvloeit uit een stuk hoger op
leidingsniveau van de burgers en een stuk grotere be-
hoeftenbevrediging, waardoor er meer belangstelling
ontstaat voor immateriële zaken.
De moeilijkheid van het onderwerp vindt ook haar
weerslag in de pamfletten die wij voor ons hebben
gekregen. Wanneer je daarin ziet in welke kaders de
inspraak geplaatst wordt, blijkt dat die kaders, zo ze
al niet met elkaar in strijd zijn, toch heel andere doel
stellingen betreffen. Door de stukken bladerend, kom
je tegen: het kader van de communicatie, het kader
van de bewustwording, het kader van het leerproces,
een stuk aanvulling van een bestaand representatief
democratisch systeem. Daarnaast ziet men een stre
ven naar een participatiedemocratie (daarbij is sprake
van een continuproces). Je kunt de inspraak plaatsen
in het kader van een gevoel van welzijn. Dan kom je
natuurlijk weer te staan voor de vraag: Wat bedoel je
precies met „welzijn"? Andere vragen zijn: Wat willen
we met de inspraak; willen we medezeggenschap,
medebeslissingsrecht? Kortom: er komt bij deze mate
rie een heleboel kijken.
Wanneer ik dan zie hoe het college deze moeilijke ma
terie heeft behandeld, moet ik toch respect uitspreken
voor de wijze waarop in de nota deze bijzonder ab
stracte zaak naar voren wordt gebracht en voor de
wijze waarop men zich in de problematiek heeft ver
diept. Dat het college daarbij slechts globale proce
dureregels heeft aangegeven, valt alleen maar toe te
juichen. Tijdens een lezing hoorde ik de uitspraak,
dat een „inspracoloog" iemand is die zijn doel volle
dig voorbijschiet, doordat hij als deskundige het wel
zijn ondergraaft Ik geloof dan ook dat je je doel ver
voorbijschiet als je de inspraak via „inspracologen"
strak gaat structureren. Je doet dan geen recht aan de
complexiteit van de materie. Je creëert bovendien
machtshongerige mensen, die weer op bepaalde stoe
len willen gaan zitten. Op die wijze schiet je het
doel voorbij: het tot stand brengen van een stuk com
municatie met de bevolking. Wij zijn dan ook geluk
kig met de wijze waarop in de nota een en ander is
aangegeven.
Dit betekent overigens niet, dat er in de nota geen
dingen voorkomen waarvan wij stellen: Dat hadden
wij zo niet gezegd Ik wil niet spreken van zelfge
noegzaamheid, maar ik vind wel dat wij, door als ge-
gemeenteraad deze nota te aanvaarden, onszelf wat
erg over de bol strijken.
De doelstellingen die op pagina 2 van de nota wor
den aangestipt, zijn wat vaag. Ik heb reeds aangege
ven dat dit ook nauwelijks anders kan. Wanneer je
het leest, denk je: Ik had het graag anders geformu
leerd willen hebben Maar wanneer je je afvraagt wat
je dan wél zou willen, dan weetje het eigenlijk niet.
Het als proef inschakelen van het N.C.I.V. vinden wij
positief. Daardoor wordt geheel recht gedaan aan de
hinkstapsprongsituatie, waarin wij met betrekking tot
de inspraak verkeren.
De conclusie dat de behoefte aan inspraak wordt ge
boren uit het niet meer goed functioneren van poli
tieke partijen, wil ik geheel voor een andere rekening
laten.
Wanneer u in de nota overgaat tot het toepassen van
een aantal punten op de Soester situatie, komt het
door mij reeds genoemde „over de eigen bol strijken"
onzes inziens wat erg naar voren. Onder „ad 2"
schrijft u:
„Een betere voorbereiding voor bestemmingsplannen
kunnen wij ons nauwelijks indenken,"
Met betrekking tot „ad 5" heb ik zelfs een concrete
vraag op dit zeer drijfzanderige gebied. U schrijft:
„De toetsing bij de afronding van de onderscheidene
planfasen geschiedt in Soest in de Stedebouwkundi-
ge Coördinatiegroep, de adviesgroep, de beleidsgroep
en de commissie ruimtelijke ordening.
Vooralsnog bestaat er geen behoefte hierin wijziging
te brengen."
Ik geloof dat je tijdens de inspraakprocedure inspraak
fases daar tussendoor kunt weven. Daardoor voldoe je
beter aan de behoefte aan inspraakmogelijkheden. Ik
geloof daarom dat er wel behoefte is aan het brengen
van wijziging in de hier geschetste situatie, Hetgeen
terzake door de onder leiding van prof. Crince le Roy
staande commissie is aanbevolen, is ook niet geheel in
overeenstemming met hetgeen wij vandaag in Soest
doen.
Het tijdschema achten wij voor de rechtszekerheid
van de burgers van uitermate groot belang. Wanneer
wij ons van tevoren goed op de inspraak bezinnen en
daarbij meteen een tijdschema vaststellen, geloof ik