prof. Crince le Roy wordt gesproken van een open baar besluit van burgemeester en wethouders Het lijkt mij een beetje zwaar om dit alles door de ge meenteraad te laten doen. Wel is het college van oor deel, dat de inspraakprocedure zal moeten worden vastgesteld, na overleg in een openbare vergadering van de commissie ruimtelijke ordening. Het betreft hier overigens slechts een nuanceverschil. Wanneer de raad erop staat dat met betrekking tot ieder plan de rnspraakprocedure door de raad zelf wordt vastge steld, dan is dat natuurlijk ook mogelijk. Maar het lijkt mij beter om voor een wat eenvoudiger procedu re te kiezen. Een tijdschema hebben wij niet expliciet in onze aan bevelingen opgenomen, Maar wij doen in Soest al een aantal jaren - ik hoop niet dat men dit op-de-borst- klopperij vindt - aan network-planning en daarin is ook een tijdschema opgenomen Het is dus duidelijk de bedoeling de procedure aan tijden te binden. Maar wanneer de raad graag het woord „tijdschema" in de nota opgenomen wil zien, behoeft daarover niet ver der gediscussieerd te worden. De heer Visser heeft het betreurd dat de nota beperkt is gebleven tot de ruimtelijke ordening. Het democra tiseringsproces omvat de hele mens en je kunt dus zeggen: Wij moeten daarom inspraak op elk terrein hebben Ik wil daarover echter vanavond geen discus sie aangaan. Wij hebben duidelijk in onze nota gesteld: Wij hebben het hier over inspraak met betrekking tot het ruimtelijk beleid; wij hebben het over een concre te zaak die in augustus door de heren Goote en De Wilde aan de orde is gesteld, nl. het op gang brengen en in goede banen leiden van de inspraakprocedure met betrekking tot bestemmingsplannen. Met de heer Visser ben ik erg voor openheid. De heer Visser is voorts erg voor openbaarheid. Dat ben ik in het algemeen ook, hoewel wij als college die open baarheid misschien wat anders benaderen dan de heer Visser Wij zeggen: Wat in het openbaar kan, moetje rustig in het openbaar doen; maar het kan wel eens be ter zijn om bepaalde zaken, die nog niet helemaal rijp zijn, te behandelen in een open sfeer in de besloten heid In de volgende fase kan dan hetgeen je in beslo tenheid hebt gedaan, in de openbaarheid komen. Ik geloof dat hier sprake is van een nuanceverschil tus sen het standpunt van de heer Visser en dat van mij. Ik vraag mij af waaruit de heer Visser concludeert, dat wij alleen met betrekking tot globale bestemmings plannen en niet met betrekking tot concrete plannen de inwoners willen laten meespreken. Dat staat ner gens. Het staat wel in de nota „Inspraak en inspraak procedures". Daarin haalt de heer Winkelaar nl. een aantal gevallen in de Kop van Noord-Holland aan. Naar aanleiding daarvan zegt hij in zijn nota: De be volking aldaar werd wel betrokken bij bepaalde glo bale zaken, maar werd niet bij de zaak betrokken toen het ging om - naar ik meen - elektriciteitsnetten. Ik weet het niet precies meer, omdat het alweer enige tijd geleden is dat ik die nota heb gelezen. De heer Visser is ingegaan op de volgende op pagina 2 van onze nota voorkomende zin: „Waar de standpunten van verschillende insprekers onderling dikwijls sterk conflicteren kan een even wichtige belangenafweging moeilijk alle gezichtspun ten onverkort overnemen." In de eerste plaats zij opgemerkt dat het hier een ci taat betreft. Het is wel een citaat waar het college he lemaal achter staat. De heer Visser heeft elders in zijn betoog gezegd dat het ook gaat om de belangen van de minderheid. Dan zeg ik: Dat klopt, want de gezichts punten van een meerderheid en een minderheid kun nen ook conflicteren. Bij de belangenafweging is het erg moeilijk al die gezichtspunten onverkort over te nemen. Je zult zo veel mogelijk rekening moeten houden met de gezichtspunten van iedereen. De heer Goote heeft opgemerkt dat wij een tegen stelling tussen belanghebbenden en belangstellenden creëren. Hier is niet zozeer sprake van een tegenstel ling als wel van een onderscheiding Wij hebben het altijd gehad - dat is ook in de commissie ruimtelijke ordening besproken - over een zekere gerichte in spraak. Wanneer het gaat om een concreet bestem mingsplan - ik heb het nu niet over het ontwikke lingsplan vinden wij dat er een duidelijk verschil moet worden gemaakt tussen belanghebbenden en belangstellenden. Anders ligt het bij een ontwikke lingsplan. Ook in de nota „Inspraak en inspraakpro cedures" en in de nota van Progressief Soest wordt gezegd dat het ontwikkelingsplan een abstractieni veau heeft en dat hoe abstracter de zaak is, hoe moei lijker de inspraak wordt. Dat is een gedachtengang in de nota van de heer Winkelaar, die ik helemaal kan onderschrijven. Maar met betrekking tot een con creet bestemmingsplan vind ik, dat bij de uiteinde lijke afweging - en die afweging moet uiteindelijk de gemeenteraad doen - hetgeen door de belanghebben den is aangedragen, eventueel zwaarder moet wegen dan hetgeen is aangedragen door de belangstellenden. Daar het hierbij om concrete zaken gaat, mag je daar bij naar onze mening aan gerichte inspraak doen en een verschil maken tussen belanghebbenden en belang stellenden. De heer OLDENBOOM: In de lezing waarvan wij de weerslag in de nota van Progressief Soest voor ons hebben gekregen, werd de inspraak zelfs nadrukke lijk beperkt tot de eigen leef-, woon- en werksituatie van de burger. Daarbij gaat het dus eigenlijk alleen maar om belanghebbenden. De VOORZITTER: Verder sprak de heer Visser over hetgeen wij op bladzijde 7 van onze nota onder „ad 2" schrijven: „De basis voor de toekomstige bestemmingsplannen in Soest is het „Ontwikkelingsplan". Een betere voorbereiding voor bestemmingsplannen kunnen wij ons nauwelijks indenken." Deze stelling wil ik toch graag handhaven. Wanneer men ter voorbereiding van de op te stellen concrete bestemmingsplannen een ontwikkelingsplan heeft - vroeger noemde men dat: structuurplan -, beschikt men over de uitgangspunten waaraan een bestem mingsplan kan worden „opgehangen". Je gaat dan, nadat de zaken bekeken zijn vanuit bredere gezichts punten dan die welke alleen het bestemmingsplan be treffen, het concrete bestemmingsplan maken. Een betere voorbereiding kunnen wij ons inderdaad nauwe lijks indenken. De heer Visser had enige moeilijkheid met het gestel de onder „ad 5" op pagina 7: „De toetsing bij de afronding van de onderscheidene planfasen geschiedt in Soest in de Stedebouwkundige Coördinatiegroep, de adviesgroep, de beleidsgroep en de commissie ruimtelijke ordening." Voor „beleidsgroep" mag men hier lezen: het college van burgemeester en wethouders. Wij hebben dat hier

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1976 | | pagina 54