De heer STORIMANS: Dat kan niet.
De heer VAN POPPELEN: Zou het niet verstandig
zijn om als iemand een bouwvergunning aanvraagt,
hem te vragen wat zijn buren ervan vinden en als het
vermoeden bestaat dat de buren het er niet mee eens
zijn, hem te wijzen op het Burgerlijk Wetboek?
De heer LANGE: Mijnheer de voorzitter! Ik wil erop
wijzen dat op pagina 3 van het vonnis onder andere
staat:
„Overwegende dat Wij, mede gelet op het voorts
door gedaagde betoogde, dit verweer slechts aldus
kunnen verstaan, dat gedaagde steeds bereid is ge
weest de constructie van het balkon aan de bepalin
gen van het burenrecht aan te passen, en ook thans
daartoe nog bereid is, zodat dit geding onnodig zou
zijn aangespannen".
De heer DE WILDE: Dat had het college dus heel ge
makkelijk met de heer Tieland voor elkaar kunnen
krijgen.
De heer VAN POPPELEN: Ja. Dan was de zaak opge
lost. Dat bedoelde ik ook.
De heer LANGE: Verder wil ik erop wijzen, mijnheer
de voorzitter, dat in de brief van de heer Knoppers
onder andere staat:
„Dit kort geding heb ik, zoals voorzienbaar was, ge
wonnen."
Dit vind ik een mooie kreet van een advocaat en pro
cureur. In de brief van de heer Knoppers staat ver
der:
„Dat bij iets meer luisteren naar belanghebbenden
tijdens aanpassing aan de onderhavige bouwvergun
ning zou hebben plaats gevonden".
Ik vind dit toch opmerkingen die eigenlijk tekenend
zijn voor de vervelende situatie waarin deze beide
mensen tegenover elkaar staan.
De heer DE WILDE: Ja, dat is precies wat wij bedoe
len.
De heer LANGE: Het lijkt erop, mijnheer de voorzit
ter, dat de heer Knoppers in beroep is gegaan niet te
gen de heer Tieland, maar tegen burgemeester en wet
houders, die de bouwvergunning hebben verleend.
Want de heer Tieland was gewoon bereid tot aanpas
sing. Wie heeft er nu gelijk? Wat is voor de heer Tie
land nu de procedure? Hij heeft een bouwvergunning.
Mag hij nu bouwen of mag hij niet bouwen? Ik meen
dat hij mag bouwen. Maar als hij gaat bouwen, komt
een deurwaarder hem sommeren de zaak af te breken.
De heer DE WILDE: Hij mag bouwen conform het
vonnis van de president van de rechtbank, waarin op
de laatste bladzijde precies is aangegeven wat mag.
Maar mijn indruk is inderdaad ook, dat de heer Knop
pers meer het ongenoegen heeft gekregen toen burge
meester en wethouders gewoon geweigerd hebben
om af te stappen van hun formele standpunt en zich
niet hebben willen verdiepen in de merites van de ge
hele zaak.
De heer LANGE: Burgemeester en wethouders heb
ben zich, dacht ik, er wel in verdiept, mijnheer De
Wilde. Zij hebben gewoon heel standvastig vastgehou
den aan de voorschriften zoals zij die willen hanteren.
De heer DE WILDE: Ja. Maar u weet wel wat de be
doeling is, mijnheer de voorzitter. Als gedaagde in
derdaad bereid was geweest om aan te passen, was
enige bemiddeling van de kant van het college moge
lijk dienstig geweest om dat te bereiken zonder dat de
rechter eraan te pas behoefde te komen.
Mevrouw ORANJE-ENTINK: Het zijn niet de buren
geweest die het geding hebben aangespannen, mijnheer
de voorzitter. Het geding is aangespannen door de
eigenares van het naburige pand.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Ja. De buren vinden
het prima.
Wethouder HOEKSTRA: Mijnheer de voorzitter! Men
is in beroep gegaan niet bij burgemeester en wethou
ders, maar bij de raad. Pas toen het beroepschrift bij
de raad binnenkwam, kwamen burgemeester en wet
houders tot de ontdekking dat er bezwaren waren.
De zaak is in oorsprong zo, dat er een bestemmings
plan met een aantal duidelijke bepalingen is vastge
steld. Mevrouw Loeven had dus eigenlijk vroeger, tij
dens de tervisielegging van het bestemmingsplan, al
bezwaren moeten indienen tegen de daarin geboden
mogelijkheden. Of wij hadden bij het vaststellen van
het bestemmingsplan moeten zien, dat er misschien
wel bezwaren uit zouden kunnen voortkomen. Laten
wij dus met elkaar zeer kien zijn als wij straks weer
eens een bestemmingsplan vaststellen.
Verder geloof ik dat het het beste is, dat wij er op
het ogenblik het zwijgen toe doen en de zaak eens
meenemen en rustig gaan onderzoeken. Dat wilde ik
dan ook maar voorstellen.
De heer VAN POPPELEN: Het woord „meenemen"
hoor je tegenwoordig vaak wanneer er moeilijke vra
gen worden gesteld en men niet direct antwoord kan
geven. Wij respecteren het dat er nu niet direct kan
worden geantwoord. Maar betekent „meenemen" in
dit geval, dat wij binnenkort ook antwoord krijgen?
Wethouder HOEKSTRA: Wat heb ik zo zachtjes aan
allemaal meegenomen?
De heer VAN POPPELEN: Wij hebben het over het
voorstel dat hier nu aan de orde is.
Wethouder HOEKSTRA: Dus nog niets. Ik bedoel
met meenemen doodgewoon dat wij overeenkomstig
de suggestie van de heer De Wilde eens gaan bekijken
of er met betrekking tot problemen als het onderha
vige jurisprudentie in Nederland is enz. En dan hoort
u daar wat van. De heer De Wilde heeft gezegd dat
wij de zaak in de commissie of in de raad zouden
kunnen brengen. Welnu, daar bezinnen wij ons op.
Wij gaan eens bekijken of er over dingen als die waar
mede wij nu te maken hebben gekregen in het land
meer bekend is. Ik meen dat wij in Soest nu voor het
eerst met een dergelijke zaak hebben te maken. Als
wij het al dan niet afgeven van bouwvergunningen
toetsen aan het burenrecht en iemand als gevolg daar
van niet de door hem gevraagde vergunning krijgt,
kan het best zijn dat hij in beroep gaat bij de raad.
Het is allemaal niet zo eenvoudig, maar wij nemen het
mee.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
106 Voorstel tot het nemen van een beslissing op een
door T.B.S. Soest B.V. ingesteld beroep tegen de wei
gering van een bouwvergunning.
Wethouder HOEKSTRA: Mijnheer de voorzitter! Het
betreft hier een hek in de buurt van de Beckeringh-
straat enz. Daar staan al enkele kolossale hekken. Wij
weten uit die buurt dat men deze hekken niet zo vrien
delijk en niet zo geweldig fijn vindt. Er is wel eens ge
zegd: Het begint hier en daar op een soort gevangenis
te lijken.
Wij hebben aan T.B.S. vergunning verleend voor een