iedereen die in Soesterberg aangewezen is op een bejaar
denhuis of verzorgingshuis ondergebracht worden buiten
Soesterberg, bijvoorbeeld in Zeist of Amersfoort. Dat is
natuurlijk een groot euvel.
Ik dacht dat het zinvoller zou zijn om de antwoordbrief
zodanig te redigeren, dat er naast de vermelding van de
cijfers in wordt medegedeeld, dat er van de kant van het
college een poging in het werk zal worden gesteld om los
van de nu gehanteerde cijfers door middel van een schrij
ven aan het desbetreffende departement (ik weet niet of
ik nu het departement van cultuur, recreatie en maat
schappelijk werk dan wel het departement van volkshuis
vesting en ruimtelijke ordening moet noemen; de door
deze beide ministeries ingenomen standpunten schijnen
overigens van elkaar te verschillen) de uitspraak te verkrij
gen, dat het, zij het misschien in een wat verdere toe
komst, toch mogelijk zal zijn om in de bestaande lacune
te voorzien.
Als ik goed ben geinformeerd, wordt er in de Wet op de
Bejaardenoorden behalve van een gemeente of van een
aantal gemeenten ook uitgegaan van bepaalde zelfstandige
delen binnen een gemeente, waarvoor altijd afwijkende
normen zouden kunnen gelden. Ik zou hierover graag het
advies van het college horen.
Wij zouden zo mogelijk graag zien dat er toch eens wordt
getracht bij de rijksoverheid te bereiken, dat er in de la
cune die er in Soesterberg toch echt is, kan worden voor
zien via een principe-uitspraak dat wanneer daar grond
voor zou zijn, er een verzorgingshuis kan worden gereali
seerd.
Wethouder PLOMP: Mevrouw de voorzitter! Natuurlijk
bestaat er begrip voor het feit dat men een boom van een
bepaalde leeftijd niet meer moet verplanten. Het is na
tuurlijk ook wel goed om daaraan uitdrukking te geven
via een zinsnede in de antwoordbrief. Maar ik weet niet
of dat effectvol zou zijn, eenvoudig omdat het duidelijk
is, dat dat begrip er natuurlijk is en dat een ieder weet,
dat in dit soort situaties verplaatsing ongewenst is. Ik
dacht dan ook dat een zinsnede zoals door de heer Van
Aalst bedoeld achterwege zou kunnen blijven.
Ten aanzien van de opmerking van de heer Verheus dat
het wellicht wenselijk zou zijn om ook voor een deel
van een gemeente toch mogelijkheden te scheppen zou
ik op grond van ingewonnen informaties willen zeggen,
dat de staatssecretaris juist de neiging heeft om de bouw
van bejaardenoorden terug te dringen en dat het zeer
moeilijk zal zijn om deze tendens te doorbreken. Het is
volstrekt duidelijk dat dit onplezierig is, maar ik vrees
dat een poging bij het ministerie van cultuur, recreatie
en maatschappelijk werk of het ministerie van volkshuis
vesting en ruimtelijke ordening toch zal stuiten op de
nieuwe tendens dat men de bouw van bejaardenoorden
wenst terug te dringen en de mensen langer in hun eigen
omgeving wenst te laten vertoeven.
De heer VERHEUS: Mevrouw de voorzitter! Ik ben het
er volledig met de wethouder over eens datje bejaarden
natuurlijk zoveel mogelijk in hun eigen omgeving en zo
mogelijk zelfs in hun eigen woonruimte moet laten. Dat
staat buiten alle twijfels. Maar dat neemt natuurlijk niet
weg, dat er zich gevallen voordoen waarin een bejaarde
niet langer in zijn of haar woonruimte kan blijven en dan
op een verzorgingshuis aangewezen is. En dan is het na
tuurlijk waar, dat de antwoordbrief zoals hij nu luidt -
hij komt hierop neer: De cijfers liggen nu eenmaal zo; het
is jammer, maar het gaat eenvoudig niet. - bij de bejaar
den een beetje kil en koud zal overkomen. Ik zou er echt
voor willen pleiten, dat er in ieder geval een poging wordt
aangewend om te bereiken dat zwart op wit wordt ge
steld, dat het wellicht in de wat verdere toekomst moge
lijk zal zijn om een verzorgingshuis in Soesterberg te rea
liseren, ook al gezien de wat bijzondere situatie dat in
Soesterberg wonende bejaarden weliswaar in de gemeente
Soest, maar toch in een geografisch strikt afgescheiden
deel van deze gemeente wonen. Voor de bejaarden uit
Soesterberg die op een gegeven moment naar Molenschot
of een ander verzorgingshuis zijn gegaan, is dat altijd een
hele stap geweest. Daar viel echter niet aan te ontkomen,
eenvoudig omdat er geen andere mogelijkheid was.
Wethouder PLOMP: Mevrouw de voorzitter! De opmer
king van de heer Verheus dat wij met een vervelende si
tuatie hebben te maken is juist. Maar nogmaals aandrin
gen bij de instanties die er iets over te zeggen hebben, zou
onzes inziens illusies kunnen wekken bij degenen die
thans in een bepaalde positie verkeren. Wij gaan ervan uit,
dat er pogingen zijn ondernomen om ter plaatse maatre
gelen te treffen. Die pogingen zijn mislukt. Wij zijn uiter
aard genegen om weer te bekijken wat er gedaan kan wor
den, maar ik wil hier direct bij zeggen, dat dat niet een il
lusie mag wekken dat er een kans van slagen is, te meer
daar de staatssecretaris die hierover gaat, juist heeft ge
zegd, dat deze zaak afgeremd dient te worden. Het pro
beren dezerzijds kan gebeuren, maar het zou jammer
zijn als daardoor illusies werden gewekt.
De VOORZITTER: Dames en heren! Ik stel voor dat de
antwoordbrief wordt verzonden zoals hij u in concept is
voorgelegd. Want ik meen dat de raad zakelijke uitspra
ken moet doen.
Natuurlijk zijn wij allen bewogen wanneer mensen op
oudere leeftijd van hun stekkie afgehaald moeten worden.
Maar ik vrees met grote vreze dat daar in een aantal ge
vallen niet aan valt te ontkomen. Er zijn natuurlijk erg
veel kernen van bepaalde gemeenten in Nederland en een
kern van 5000 inwoners kan dit soort voorzieningen nu
eenmaal niet hebben.
Als er vroeger in plaats van in Soest toevallig in Soester
berg een gebouw was neergezet, zou dat ook voor de he
le gemeente geweest zijn.
Aangezien de aantallen almaar teruggedrongen moeten
worden en er bedden gesloten moeten worden, wat na
tuurlijk ergens ook een financiële zaak is, zien wij geen
enkele mogelijkheid dat alle pogingen resultaat zouden
kunnen hebben.
Met betrekking tot het stuk wordt besloten overeen
komstig hetgeen daaromtrent door burgemeester en wet
houders is voorgesteld.
3 Vragenhalfuurtje.
De VOORZITTER: Dames en heren! Wij hebben giste
ren de vragen van de heer Van Aalst gekregen die u hier
vanavond op uw tafel heeft gevonden. U weet dat wij
hebben afgesproken: 2 x 24 uur van tevoren. Natuurlijk
is de zaak ons bekend. Toch zou ik willen voorstellen er
mede in te stemmen dat de vragen van de heer Van Aalst
schriftelijk worden beantwoord, aangezien a) het niet
zo'n dringende haast heeft, omdat de sluiting blijkens
een door de eerstaanwezend ingenieur van de genie on
dertekende brief aan Icarus zal worden geëffectueerd op
30 juni en b) onze vragenbeantwoording waarschijnlijk
negatief moet zijn, maar wij haar graag willen onderbou
wen. Wij zien hoogst waarschijnlijk geen mogelijkheid
om er ook maar iets zinvols aan te doen, maar wij willen
het graag onderzoeken.
Kan de heer Van Aalst er genoegen mee nemen dat hij
schriftelijk antwoord krijgt?