gold zeker niet voor Soest. Wij beschikten toen immers al
over een aantal bestemmingsplannen en waren toen reeds
bezig met het plan voor het Landelijk Gebied. De hoofd
problemen in Soest vormden toen de verkeersafwikkeling
en de centrumplannen die toen op veel grotere schaal wa
ren opgezet.
In de aanbiedingsbrief bij de begroting-1973 heeft het col
lege dan ook gesteld dat niet zou behoeven te worden be
gonnen aan de opstelling van een structuurplan ex artikel 7
van de wet op de ruimtelijke ordening. De gemeenteraad
heeft zich daarbij toen aangesloten en met het oog hierop
heeft het college de weg van een structuurplan dan ook
niet verder gevolgd.
De heer De Wilde heeft weliswaar gesteld dat het enige ver
schil met een ontwikkelingsplan zoals wij dat nu voor ons
hebben, ligt in de tervisielegging vóór de vaststelling van
het plan, maar ik meen toch dat dit niet geheel juist is. Im
mers, bij een structuurplan ex artikel 7 van de wet op de
ruimtelijke ordening is volgens het besluit ruimtelijke or
dening ook vooroverleg verplicht met alle instanties waar
mee ook vooroverleg moet worden gepleegd wanneer het
gaat om een bestemmingsplan. Juist omdat tijdens het op
stellen van een ontwikkelingsplan nog dikwijls veranderin
gen worden aangebracht, aan de hand van nieuwe ontwikke
lingen, ook in gebieden buiten de gemeente - daarvan is
veel minder sprake als aan de opstelling van een concreet
bestemmingsplan wordt gewerkt - was de raad dan ook des
tijds van mening dat het werkbaarder zou zijn om te ko
men tot een ontwikkelingsplan of beleidsnota - men mag
het noemen zoals men wil - in plaats van te komen tot een
structuurplan ex artikel 7 van de wet op de ruimtelijke or
dening.
Nu staat in de toelichting op artikel 7 van de wet op de
ruimtelijke ordening vermeld, dat het structuurplan, even
als het streekplan, slechts een programma is en geen tot de
burger gerichte voorschriften bevat; waar de behoefte is
aan voorschriften dient een bestemmingsplan te worden
vastgesteld, aldus de toelichting. Het enige rechtsgevolg
van een structuurplan ex artikel 7 is dan ook dat er dan een
voorbereidingsbescherming is van twee jaar in plaats van de
gebruikelijke één jaar die geldt bij een voorbereidingsbe-
sluit. Daartegenover staat het bezwaar dat men, als men in
de loop van de opstelling van een structuurplan nog zaken
wil wijzigen, mede op grond van bijvoorbeeld visies van het
Samenwerkingsorgaan Eemland, steeds terug moet naar al
le voorgeschreven overleginstanties.
Met het oog op dit alles is dan ook duidelijk gekozen voor
het opstellen van een ontwikkelingsplan of een beleidsnota,
als men het zo wil noemen. Wellicht was het duidelijker ge
weest als wij het plan ook inderdaad hadden betiteld als
een beleidsnota voor de ontwikkeling van Soest.
Toevallig heb ik vandaag de gelegenheid gehad om aan een
aantal burgemeesters te vragen of in hun gemeenten in de
provincie Utrecht sprake was van een structuurplan ex arti
kel 7 van de wet op de ruimtelijke ordening. Geen enkele
burgemeester heeft daarop bevestigend geantwoord. Alleen
overweegt men thans in Amersfoort of misschien voor
Amersfoort-Noord toch een structuurplan ex artikel 7 zou
dienen te worden opgesteld. Overal elders werkt men met
beleidsnota's, ook in Amersfoort voor bijvoorbeeld de
Amersfoortse binnenstad. De ambtenaar van de provincie
die zich onder andere bezighoudt met gemeentelijke struc
tuurplannen, had de indruk dat hij nog maar enkele keren
een dergelijk plan onderhanden had gehad in alle jaren dat
de wet op de ruimtelijke ordening in werking is, terwijl die
enkele plannen nog nooit tot een écht structuurplan had
den geleid.
Kortom, de weg die het college heeft gevolgd, is dus be
paald niet zo vreemd. Vrijwel overal heerst de opvatting dat
het opstellen van een structuurplan bijzonder veel tijd vergt,
terwijl ons tevens van provinciale zijde indertijd uitdrukke
lijk is gezegd dat het voor Soest helemaal niet interessant
was om tot een structuurplan ex artikel 7 van de wet op de
ruimtelijke ordening te komen. Trouwens, juist omdat een
structuurplan toch geen enkel rechtsgevolg heeft, is er in
wezen bij een dergelijk plan sprake van een beleidsvisie
van het gemeentebestuur, een visie die naderhand ook weer
gewijzigd kan worden. Wanneer men daarentegen een struc
tuurplan heeft vastgesteld en men een dergelijk plan nader
hand wil wijzigen, moeten alle overlegorganen en beleidsor
ganen van de provincie er weer aan te pas komen, terwijl de
ze organen toch al bij bijzonder veel zaken eraan te pas ko
men.
In dit verband is ook de vraag gesteld op welke wijze een
wijziging van deze beleidsvisie zou kunnen worden doorge
voerd. Wij hebben indertijd al besloten dat het ontwikke
lingsplan, juist omdat er sprake is van een dynamisch ge
heel, steeds zou worden bijgehouden aan de hand van ge
wijzigde cijfers en nieuwe ontwikkelingen en impulsen,
ook van buiten af. Zo zal per 1 augustus a.s. het nieuwe
streekplan voor Utrecht-Oost twee maanden ter visie lig
gen. Daartegen kunnen dan bezwaren worden ingebracht,
ook door de gemeentebesturen en vervolgens zal het
nieuwe plan in ieder geval vóór eind mei 1978 door de sta
ten worden vastgesteld. Wellicht zullen daarbij bepaalde
nieuwe lijnen worden getrokken, ook voor Soest, waarmee
opnieuw rekening moet worden gehouden; de vraag komt
dan op of het ontwikkelingsplan al dan niet moet worden
aangepast.
Wij stellen ons dan ook voor dat alle ontwikkelingen en
cijfers worden bijgehouden en dat regelmatig - waarbij
eens per jaar mij wel wat al te veel lijkt; ik meen dat wij
het ook eens in de twee jaar zouden kunnen doen - de con
sequenties daarvan met de gemeenteraad worden besproken.
Dit zal dan naar alle waarschijnlijkheid tot wijzigingsvoor
stellen moeten leiden, waarbij weer inspraak mogelijk zal
zijn voor degenen die zich daarvoor aanmelden, dan wel in
nieuwe vormen van inspraak waarover wij ook langzamer
hand kunnen gaan denken, nl. het toch de gehele bevol
king benaderen met duidelijke vragen en niet door middel
van de inspraakwerkgroepen. In ieder geval zullen dan in
een kort tijdsbestek de mogelijke beleidsveranderingen moe
ten worden besproken met degenen die daarvoor belang
stelling hebben.
De heer DE WILDE: De besluitvorming die vanavond zal
plaats vinden, berust dus niet op een wettelijke grondslag.
Kennelijk vindt u dat geen bezwaar.
De VOORZITTER: Inderdaad, dat acht ik geen bezwaar.
De heer DE WILDE: Is vandaag de dag modern besturen
niet dat, wanneer de raad in een vertegenwoordigende de
mocratie zich vastlegt op een beleidsvisie voor ongeveer
vijfjaar die stringent als beleidsuitgangspunt wordt geno
men, de burgers in ieder geval allemaal in de gelegenheid
worden gesteld om hun mening daarover te geven? Ik ben
nog steeds van mening dat het onjuist is dat u de door mij
aangegeven juridische toer niet op wilt; maar goed, dat zij
dan zo. Is het dan echter bestuurlijk niet verstandig, juist
in Soest waar de zaken zo geladen liggen, om de mogelijk
heid van het indienen van bezwaarschriften te openen
voordat de raad een definitief besluit neemt?
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Dat zou een soort uitlaat
klep voor de bevolking zijn die toch weinig bevrediging
kan geven, want er is geen beroep mogelijk en de raad kan
alle bezwaren naast zich neerleggen.
118