dus be vatting dat ;1 tijd vergt, uitdrukke- teressant wet op de 3mdat een is er in dsvisie d ook weer ti een struc- jlan nader- r beleidsor- i, terwijl de- i te pas ko- vijze een en doorge nt wikke- nisch ge- d van ge- pulsen, nieuwe visie lig- gebracht, l het oor de sta- >epaalde t, waarmee raag komt et worden ngen en vaarbij i dat wij en - de con- n besproken, gingsvoor- jgelijk zal dan wel in angzamer- le bevol- eor middel en dan in eringen moe- >r belang- avond zal grondslag. i bezwaar, besturen iigende de- Dngeveer erdt geno- legenheid en? Ik ben le door mij eed, dat zij ndig, juist e mogelij k- epenen art uitlaat- ■rediging de raad kan De VOORZITTER: Ik heb juist het gevoel dat het door middel van inspraak vooraf beter mogelijk is om de visies die men heeft, te verwerken in de plannen. In de werk groep die zich speciaal met Soest heeft beziggehouden, is ook uitgesproken dat veel van haar ideeën, met name op het punt van het verkeer, in het ontwikkelingsplan kunnen worden teruggevonden. Trouwens, ik heb de indruk - ik word daarin gesteund door de literatuur - dat hoe concre ter een zaak is, des te gemakkelijker de zaak ook voor ieder een te verwerken is. Wanneer dan ook een bestemmingsplan aan de orde is, is het voor iedereen veel eenvoudiger moge lijk om concrete bezwaren aan te tekenen dan nu bij het ontwikkelingsplan. De heer DE WILDE: Daar hebt u gelijk in. Inspraak kan in derdaad veel bereiken en op dat punt is er in Soest ook veel bereikt. Dat er ingrijpende wijzigingen in de verkeers plannen zijn gekomen, is ook te danken aan de inspraak van de betreffende werkgroep; die heeft gelukkig verkeers- deskundigen kunnen inschakelen. Wat Soesterberg betreft, is er echter een algemeen onlustgevoelen, bij alle fracties. De VOORZITTER: Daarover komen wij nog te spreken. De heer DE WILDE: Jawel, maar ik heb begrepen dat dit gevoelen algemeen is. Op dit punt kan inspraak dus in ieder geval nfet een remplacering zijn voor de mogelijk heid om bezwaarschriften in te dienen. Een groep uit Soesterberg pleit er zelfs voor om het hele plan te verwer pen. Daarvan kan natuurlijk geen sprake zijn, maar wel zou men pas de definitieve beslissing kunnen nemen als er gele genheid is gegeven om bezwaarschriften in te dienen. U moet het verder zelf weten, maar ik waarschuw u namens de fractie dat men met de nu gevolgde werkwijze op de verhardende toer is, hetgeen een onverstandige, polarise rende werking zal hebben. De heer VISSER: Ik wil hierover ook bij interruptie iets zeggen. De VOORZITTER: Ik wil graag interrupties toelaten, maar het wordt wel enigszins chaotisch. De heer VISSER: De chaos ligt niet aan deze kant, mevrouw de voorzitter. De heer VAN POPPELEN: Ik wil een punt van orde stellen, mevrouw de voorzitter. De VOORZITTER: Daarvoor hebt u de gelegenheid De heer VAN POPPELEN: Ik meen dat de discussie niet moet vervallen in een tweegesprek tussen een raadslid en u, mevrouw de voorzitter. Het college moet nu eerst eens de opmerkingen van alle fracties beantwoorden en in tweede termijn kan daarop weer van de zijde van de raadsleden worden gereageerd. De VOORZITTER: Ik heb de heer De Wilde enkele inter rupties toegestaan omdat hij eigenlijk nog veel meer had willen zeggen bij de algemene beschouwingen en waarschijn lijk, door bepaalde omstandigheden, niet de tijd heeft ge had om zijn eerste termijn bij de algemene beschouwingen precies te „timen". Ik ben niet tegen interrupties, maar wij moeten nu inderdaad eerst de beantwoording van de kant van het college afwerken. Voor de heer Visser geldt zeker niet hetzelfde als voor de heer De Wilde, want de heer Vis ser heeft zelfs nog tijd overgehouden bij de eerste termijn van de algemene beschouwingen. De heer VISSER: Ja, ik heb mij ook gehouden aan de ge maakte afspraak. De heer De Wilde heeft kennelijk thuis niet „getimed"; ik heb dat wél gedaan. De heer DE WILDE: Een voorwaarde voor „timen" is dat je eerst alles precies moet opschrijven. Daar begin ik echter niet aan. De heer VISSER: Ja, ieder heeft zo zijn eigen methode. Ik wil nu graag mijn interruptie afmaken. Het gaat erom dat in de hele opzet - het woord „structuurplan" staat ook weer in de voorstudies en het kwam ook in de groene modellen voor - tegenover de bevolking de indruk wordt gewekt dat het vanavond gaat om het rechtskracht hebbende structuur plan, mét opsturen naar gedeputeerde staten, de inspecteur voor de ruimtelijke ordening, enz. De VOORZITTER: Goed, dan zal ik het nog een keer uit leggen. De heer VISSER: U behoeft mij niets uit te leggen, want ik begrijp precies wat u bedoelt. Het gaat erom dat u din gen wilt die wij niet willen. De VOORZITTER: Dat is mogelijk, maar daar gaat het nu niet om. Het is heel normaal om dit plan toe te zenden aan gedepu teerde staten en de inspecteur voor de ruimtelijke orde ning, opdat men dit plan ook bij de hand heeft als wij te zijner tijd bestemmingsplannen toezenden aan gedeputeer de staten. Voor de inspecteur voor de ruimtelijke ordening als allerbelangrijkste adviseur op het gebied van de ruimte lijke ordening geldt precies hetzelfde. De heer DE WILDE: Maar stapt u nu ook af van de zin snede op blz. 4 van de voorstudies dat het plan nog, na de genomen raadsbesluiten, ter visie zal worden gelegd? De VOORZITTER: Neen, zeker niet. Het plan zal ter in zage worden gelegd voor iedereen. De heer DE WILDE: Wat is het doel daarvan dan? De VOORZITTER: Dat iedereen er kennis van kan nemen. De heer DE WILDE: Maar zonder de mogelijkheid om be zwaarschriften in te dienen? De VOORZITTER: Dat is inderdaad niet onze bedoeling. De heer VISSER: Dat is helemaal mooi! Legt u dan alleen iets ter visie om de mensen ernaar te laten kijken, zonder dat ze hun mond mogen opendoen?! De VOORZITTER: Ik begrijp de opwinding hierover hele maal niet, want het gaat vanavond alleen om een ontwik kelingsplan, dus om beleidsvoornemens van het gemeen tebestuur, althans als de raad het plan aanvaardt. Dit bete kent dat de raad uitspreekt voornemens te zijn toekomsti ge bestemmingsplannen hieraan te toetsen. Voor het colle ge is het ontwikkelingsplan dus een kader waarbinnen de bestemmingsplannen dienen te worden opgesteld. De raad blijft echter altijd de mogelijkheid houden om hiervan te zijner tijd af te wijken. Ik begrijp dan ook niet goed wat precies de moeilijkheden zijn op dit punt. Waarschijnlijk waren alle moeilijkheden voorkomen als wij hadden ge sproken van „beleidsnota". Indertijd, in 1972, is door de raad gesteld dat nodig de structuurnota uit 1967 zou moe ten worden herzien. Wij hebben toen de nieuwe plannen „ontwikkelingsplan" genoemd, maar wij hadden ze ook een andere naam kunnen geven. De heer Lange heeft gesteld dat Soest moet worden bezien in relatie tot de regio. Daarmee is het college het geheel eens. Hij heeft voorts erop gewezen dat, als Amersfoort groeistad wordt, dit wellicht een uitstralingseffect op Soest zal hebben. Dit punt is ook bij een andere gelegen heid al ter sprake gekomen, nl. toen wij de structuurstudie Eemland hebben behandeld. De heer De Wilde heeft toen ook al over dit uitstralingseffect gesproken en gezegd, dat in dat geval wellicht Soest meer zal moeten bouwen dan men in Soest eigenlijk wil. Ik noem dit maar even, omdat men in de pers soms zulke vreemde citaten ziet! De heer Lange heeft ook gesteld dat de bebouwingsgrens van het centrumplan de Parklaan niet moet overschrijden. Ik ben blij dat hij hierover even heeft gesproken, omdat er op dit punt de nodige misverstanden zijn gerezen. Wij be- 119

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1977 | | pagina 114