bevolking en de instellingen de gelegenheid krijgen om hier aan mee te werken. Wij pleiten ervoor dat beide nota's als grondslag dienen voor het opstellen van bestemmingsplan nen (zie onderdelen ruimtelijke aspecten en de voorlich ting/inspraak). Na deze algemene opmerkingen wil ik nog ingaan op de di verse nota's en de paragraaf ontwikkelingsplan. De visie en waardering voor de wijze, waarop uitgebreid is ingegaan op de verschillende aspecten van welzijn, met hun onderlinge relaties, onderschrijven wij. Bij het woonmilieu (blz. 7) missen wij experimentele wo ningbouw, zowel qua vormgeving als voor andere samenle vingsverbanden. Wat blz. 9 betreft (voorlichting/inspraak) vragen wij ons af hoe burgemeester en wethouders dit concreet gestalte den ken te geven. Waar en hoe wordt dit verder uitgewerkt? Men moet hierbij denken aan alle problemen over onjuiste en onvolledige informatie, wat betreft de relatie tussen be stuurders en burgers. Wat de voorzieningen voor bejaarden betreft (blz. 12, dienstencentra) menen wij dat de ruimtelijke situering daarvan zodanig moet zijn dat het voor inwoners uit de wijk geen belemmering vormt om hiervan gebruik te maken. Het blijkt dat het ruimtelijk koppelen van centra aan verzor gingshuizen of een concentratie van bejaardenwoningen, bijvoorbeeld bij Honsbergen, problemen geeft. Daar had het centrum beter aan de overkant kunnen worden geplaatst. De visie in hoofdstuk 5 (samenlevingsopbouw met onder andere de kwestie van de s ociaal raadsman) onderschrijven wij. Met de doelstelling gaan wij onder voorbehoud akkoord. Wij zullen bij de uitwerking van de nota nader bezien of vol doende garanties worden geschapen; anders zullen wij op dit punt terugkomen. Wat blz. 18 betreft (andere centrale accommodaties) is het alleen al om financiële redenen een voorbarige conclusie in de doelstellingennota. De consequenties en de uitwerking ontbreken, ook bij de ruimtelijke overweging. Waar is bij voorbeeld in het Hart nog ruimte om een dergelijk gebouw neer te zetten? Wij onderschrijven wel het belang van multi functioneel gebruik van ruimte, maar nog nader zal moe ten worden bezien op welke wijze voor iedere wijk dit kan worden gerealiseerd. Wat blz. 20 betreft (sociale dienst) menen wij dat het accent moet liggen op de materiële hulpverlening in de verwijzen de taak. Voor immateriële hulpverlening is in principe het algemeen maatschappelijk werk aangewezen, tenzij de pro blemen voortvloeien uit materiële problemen. Wij onder schrijven wel de koppeling van de materiële en de immate riële hulpverlening in de buitendienst. Wat de nota jeugd welzijnsbeleid betreft, constateren wij dat daarin geen aandacht wordt geschonken aan probleem groepen die geen gebruik wensen te maken van bestaande voorzieningen. Hoe lang laat de districtsgezondheidsdienst nog op zich wachten? Bij de inventarisatie van de voorzieningen op het gebied van de gezondheidszorg wordt opgemerkt, dat deze voorzieningen redelijk tot goed zijn. Zonnegloren wordt genoemd, maar nergens wordt ingegaan op nieuwe ontwik kelingen. De heer GOOTE: Mevrouw de voorzitter! Het gedeelte over het onderwijs is sterk kwantitatief. De wethouder heeft ons een soort beleidsnota beloofd en mijn vraag is wanneer die zal verschijnen. Aan veilige schoolroutes wordt aandacht geschonken. Ge zien de situatie rond de Smitsweg en in Overhees vraag ik mij af hoe het college daaraan concreet inhoud denkt te geven. Op blz. 192 wordt een opmerking gemaakt waaruit valt af te leiden dat de Insingerschool te zijner tijd zal worden op geheven. Is dat inderdaad het geval? In het ontwikkelingsplan is voorts gezegd dat er tegen 1990 een overcapaciteit zal zijn van vier gewone lagere scholen en drie kleuterscholen. Welk beleid denkt het college ten aan zien van deze leegstaande ruimte te gaan voeren? De heer VAN DEN BRAKEL: Mevrouw de voorzitter! Gezien de tijd zal ik mij beperken tot het bespreken van het deel inzake de recreatie. In het algemeen stelt het col lege daarin dat de mens zichzelf dient te ontplooien. Hier voor zullen dan toch mogelijkheden moeten worden ge schapen en in de toekomst zullen wij dan ook ten aanzien van bestemmingsplannen geen belemmerende bepalingen meer moeten inbouwen voor deze ontplooiing. Op dit ogenblik ondervinden mensen die zich op de een of ande re manier op recreatief gebied willen ontplooien, daarmee nog wel eens moeilijkheden, gezien allerlei voorschriften. De VOORZITTER: Kunt u een voorbeeld noemen? De heer VAN DEN BRAKEL: Nu, ik kan verwijzen naar de kwesties die in de commissie voor de beroepschriften aan de orde komen. Ik meen dat wonen óók welzijn is en als mensen bepaalde zaken willen realiseren met hun eigen geld, maar de overheid hier en daar een streepje op een kaart heeft gezet waardoor dat niet mogelijk is, meen ik dat wij op dit punt toch tot een bepaalde regeling moeten komen, waardoor deze mensen ook welzijn kunnen bele ven. Op blz. 27 schrijft het college: „Een probleem is echter de klacht terzake het gebrek aan zaalruimte". Het college stelt daarop de vraag of deze klacht reëel is, dit te meer, omdat deze klacht slechts spaarzaam naar vo ren wordt gebracht. Het komt mij voor dat burgemeester en wethouders kennelijk niet veel tussen de verenigingen vertoeven, want van hen horen wij legio klachten over het gebrek aan zaalruimte; meestal is er niet eens een behoor lijke zaal beschikbaar om een ledenvergadering te houden. Ik zal het op prijs stellen als hiervoor in de toekomst voor zieningen worden getroffen. Ik hoop dat het wijkdiensten centrum in Overhees in belangrijke mate hiertoe kan bij dragen. Ik wijs in dit verband ook op de zaalruimte die er moet zijn voor de sport. De laatste weken hebben wij bijzonder veel moeten doen om twee uur vrij te krijgen voor de ge handicapten, teneinde hen te kunnen laten boogschieten. Gelukkig zijn wij daarin geslaagd en kunnen ook deze mensen sport bedrijven. Over de openluchtrecreatie zegt het college iets dat mij uit het hart is gegrepen, nl. dat het van plan is om visstek- jes te creëren voor bejaarden, minder-validen en jeugdigen in de waterpartijen in Overhees. Ik weet dat de hengel sportverenigingen hiernaar uitzien en ik hoop dat dit op korte termijn kan worden gerealiseerd. Daarnaast wijs ik er nog eens op dat er 2.000 woningzoe kenden in Soest zijn. Ik hoop dat wij op korte termijn mogelijkheden kunnen creëren om deze mensen aan een woning te helpen; voor die mensen is dat ook welzijn. De heer VAN POPPELEN: Amendementen indienen! De heer VAN DEN BRAKEL: Tenslotte zal ik nog graag horen wanneer de Eigendomweg fietspad wordt. Dit is beloofd aan de ter plaatse wonende mensen en ik zal graag zien dat dit op korte termijn gebeurt. De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Evenals gisteren eerst weer iets over de procedure. Op 18 november 1976 sprak de wethouder van welzijn: 146 „Wij le verenij opstel van ve worde ragraa met ui te ben Ik citt In de gen, g gedac hele h zijn" bezwt wordt reden len er datun In de waarv dan v „Uw beleic Gaart opdai kan t de ra, te me Weln ve. D bescl kele Nu d aangi welz: dit ti Ik vr het v de n keer Ik di tegej Aals veili: worc 162 staal derg aan gene avot berg plaa chel Ooi - en te v wer mee geh ling moi gen Vet die bes

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1977 | | pagina 141