Wethouder EBBERS: Neen.
De heer MENNE: In de eerste plaats is het zo dat hij
aanmerkelijk minder betaalt naarmate de tuin groter
is; er blijft haast niets meer over. In de tweede
plaats
Wethouder EBBERS: Ja, maar als u hetzelfde voor
beeld uitrekent binnen de bebouwde kom, dan komt
u geheel anders uit.
De heer MENNE: Ja.
Wethouder EBBERS: U moet natuurlijk wel dezelf
de dingen en niet twee van elkaar verschillende situa
ties met elkaar vergelijken.
De heer MENNE: Ja. Maar er is nog een tweede punt.
Als iemand rustiger zit, dan zou je zeggen dat hij zijn
grond intenser gebruikt. Toch betaalt hij ook in dat
opzicht minder.
Wethouder EBBERS: Het hoeft niet zo te zijn, dat
hij rustiger zit. In ieder geval kunt u het object op
pagina 2 van de bijlage en het object op pagina 5 niet
met elkaar vergelijken. Juist om een verduidelijking
te geven, om aan te geven hoe de factoren werken,
hebben wij daar een object binnen de bebouwde kom
en een object buiten de bebouwde kom als voor
beeld genoemd. U heeft in de financiële commissie
gevraagd: Geef ons een aantal voorbeelden; dan kun
nen wij een inzicht in de totaliteit krijgen. Welnu, wij
hebben getracht in de bijlage zulke voorbeelden te
geven.
De heer MENNE: Ik vind de voorbeelden betreffende
1000 m2 binnen de bebouwde kom en 2000 m2 bui
ten de bebouwde kom, goede voorbeelden, Daar wil
ik niets aan afdoen.
Wethouder EBBERS: Juist. En er blijkt uit dat men
binnen de bebouwde kom verhoudingsgewijze meer
betaalt, omdat de grond daar meer waard is.
De VOORZITTER: Ja, in het algemeen wel.
De heer VAN EE: Dat is de economische waarde.
Wethouder EBBERS: Ja. We moeten toch de econo
mische waarde zo veel mogelijk benaderen?
De heer MENNE: Maar vindt u het verschil niet erg
groot?
Wethouder EBBERS: Neen.
De heer MENNE: Als ik hier nu eens even op mag in
gaan
De VOORZITTER: Ik vind toch niet, mijnheer Men-
ne, dat wij er nu helemaal een tweede instantie van
zouden moeten maken. Ik zou zeggen: Laat u de wet
houder eerst doorgaan.
De heer MENNE: Ik wacht even af, mevrouw.
Wethouder EBBERS: Mevrouw de voorzitter. Het
door de heer Menne getoonde voorbeeld dat van be
lang zou kunnen zijn in het kader van de voorlich
ting die is gericht op het geven van inzicht, wil ik
graag eens van hem hebben en meenemen. En ik wil
eens in overleg ook met de Stichting Kafi en het
Bouwcentrum bekijken wat er in dit opzicht aan de
voorlichting kan gebeuren om wat inzicht in de op
bouw van de cijfers te geven.
De door de heer Menne bedoelde rijksopcenten krij
gen wij extra. Dat is een meevallertje.
De heer MENNE: Krijgen wij die inderdaad uitbe
taald als wij de onroerend-goedbelasting hebben in
gevoerd?
Wethouder EBBERS: Ja, die komen naar ons toe.
De heer MENNE: En waar danken wij dat aan? Hoe
komt dat?
Wethouder EBBERS: Wij krijgen ze op grond van de
invoering van de wet op de onroerend-goedbelasting.
Wij hoeven ze niet aan het rijk te betalen.
De heer MENNE: Dat notuleren we.
Wethouder EBBERS: Ja, dat is meegenomen.
Mevrouw de voorzitter. Naar aanleiding van de opmer
kingen van de heer Visser over de voorlichting herin
ner ik eraan, dat ik indertijd heb gezegd: Naarmate wij
verder komen met de voorbereiding van de onroerend-
goedbelasting zullen wij uiteraard wederom ook wat
nadere informatie geven. Wij hebben toen ook afge
sproken, dat wij eens zouden bekijken of er misschien
een aparte krant aan zou kunnen worden gewijd om
de bevolking inzicht te geven in wat er gaat gebeuren
en wel op een zodanige wijze, dat men ook weet hoe
een en ander ongeveer is opgebouwd en ook weet op
welke gronden men wellicht bezwaar zou kunnen aan
tekenen.
De heer VISSER: Ik ben er bang voor, dat wij straks
heel veel bezwaren zullen krijgen. Ik ben van mening
dat in een eerder stadium, vóór deze raadsvergadering
de zaak uit de doeken had moeten worden gedaan.
Wethouder EBBERS: In het algemeen is in de loop
der jaren wel gebleken dat bij de invoering van de
onroerend-goedbelasting het aantal bezwaarschriften
bijzonder meevalt, mits je de zaak goed begeleidt
met behulp van vakkundige bureaus, zoals de Stich
ting Kafi en het Bouwcentrum. De voorlichting is
inderdaad van belang. Wij zullen de voorlichting in
de voorlichtingskrant er nog een keer nadrukkelijk
aan wijden. Ik ben het er helemaal met u over eens,
dat dat heel nuttig is.
Ik ben het eens met de opvatting dat de onroerend-
goedbelasting en een rioolretributie eigenlijk geen
verband met elkaar hebben. Een retributie is nogal
iets anders dan een belasting. Wij stellen voor, dat het
nemen van een beslissing over een rioolretributie
wordt uitgesteld tot eind 1978. Zo'n retributie zou
toch niet eerder dan 1 januari 1979 kunnen worden
ingevoerd. Aan de invoering van zo'n retributie moet
natuurlijk wel de nodige voorbereiding voorafgaan.
De heer DE WILDE: Ik heb er met name over gespro
ken, mevrouw de voorzitter, omdat het college in
het voorstel dat hier op 17 juni 1976 is behandeld,
veel positiever ten opzichte van deze zaak stond. Die
redactie moet u nog maar eens nakijken. Er wordt
ook in gerefereerd aan meer gemeenten waar het ge
beurt. Wij konden eigenlijk concluderen, dat al was
besloten om een rioolretributie te gaan heffen. Ik
vind dat als je dat niet wilt, je je meer moet inspan
nen om dat duidelijk te maken dan gebeurt in het
geen er nu terzake in het voorstel staat.
Wethouder EBBERS: Wij hebben inderdaad in een
eerdere instantie min of meer gesuggereerd, dat wij
het wel zouden gaan doen.
De heer DE WILDE: Ja, stellig.
Wethouder EBBERS: Nou ja, ik wil graag in overwe
ging nemen om het gereed te maken. Dat is helemaal
geen punt.
De heer DE WILDE: Ik zou het wel doen.
De VOORZITTER: Wij zullen ons erover beraden.
Wethouder EBBERS: Ja, ik geloof dat dat een heel
goede zaak is.
174