f. 1,5 miljoen. Ik zou het bijzonder voorbarig vinden
als werd besloten de bibliotheek nu te realiseren. Als
de raad daartoe toch zou besluiten en straks zou be
sluiten eerst zes en later nog twee hockeyvelden in
plaats van meteen acht hockeyvelden aan te leggen,
dan zou ik de hele redenatie en onze richtlijnen niet
begrijpen. Ik ben er niet tegen dat de bibliotheek er
komt. Neen, ik ben ertegen dat ze er nu komt. Er
mag wat mij betreft gerust vijfjaar worden gewacht
met de realisering van deze voorziening. Want er
wordt terzake nu uitgegaan van een wensenpakket
waarvan nog niets wettelijk vastligt, van een wens
droom, van ideeën die nog moeten worden getoetst.
Ik zal eventueel, wanneer er belangstelling voor blijkt
te bestaan in de raad, een motie indienen die erop is
gericht, dat wij pas over vijfjaar met het realiseren
van de bibliotheek beginnen.
De heer VISSER: Mevrouwde voorzitter! Progres
sief Soest gelooft dat het wijkdienstencentrum een
bijzonder goede zaak is voor het Soesterveen. Ik
maak de betrokken wethouder een compliment voor
de voortvarendheid waarmede zij het afgelopen jaar
en misschien nog wel langer aan het desbetreffende
plan heeft gewerkt. Wij hebben begrepen dat het vre
selijk veel moeite heeft gekost. Wij zijn er erg blij mee,
dat deze zaak nu zo ver is als ze is.
Ik zou het rampzalig vinden als het advies van de heer
Van Ee door de raad werd overgenomen, omdat ik
vind dat de bibliotheek juist een van de belangrijk
ste elementen voor de betrokken wijk is. Als de heer
Van Ee zich verslikt in een cake van twee ton, dan
wil ik hem toch wijzen op de taart van f. 1 miljoen
die wij elk jaar overhouden. Ik dacht dat dat geld
uitermate goed besteed is aan een dergelijk welzijns
aspect.
Ik heb begrepen dat het wijkdienstencentrum ook
is bestemd voor een bewoner van Klaarwater zoals ik,
Ik was ook langzamerhand uitgekeken op het schaak
spel in Klaarwater. Ik begrijp dat ik nu zal kunnen
bowlen in Overhees. Dit is een element dat voor mij
niet had gehoeven, maar ik zal mij hier beslist niet
tegen verzetten.
Op pagina 5 van het voorstel tot het verlenen van me
dewerking bij de realisering van een wijkdiensten
centrum staat, dat de deelname van Artishock en de
Stichting Peuterspeelzalen geen extra last voor het ge
meentelijke budget zal betekenen. Ik zou graag nog
eens van de wethouder vernemen - ook vanavond,
zodat het in de notulen wordt opgenomen - wat er
gaat gebeuren als Artishock niet het aantal cursisten
haalt dat nodig is om een sluitende begroting te krij
gen. Het halen van dat aantal lijkt mij in het begin
erg moeilijk. Wij hebben er tien jaar over gedaan om
het in Soest te bereiken en het lijkt mij moeilijk om
het in één jaar te halen.
Op de laatste regel van de genoemde pagina staat met
betrekking tot het eventueel vragen van een bijdrage
in de inrichtingskosten door Artishock: „Dit staat
evenwel nog niet vast."
Ik zou graag horen in hoeverre het inmiddels wel
vaststaat.
Kan de wethouder nog iets mededelen over de moei
lijkheden die er volgens een artikel in de Amersfoort-
se Courant van verleden week waren tussen de r,k.-
kerk en de wijkvereniging Overhees in verband met
het gebruik van de zaal op zaterdagavond?
De heer DE WILDE: Mevrouw de voorzitter! Ik denk
dat in de aanloop van het voorstel tot het verlenen
van medewerking bij de realisering van een wijk
dienstencentrum in het Soesterveen, waarin de ge
schiedenis nog eens wordt opgehaald, overtuigend is
aangetoond dat wij bezig zijn met een goede zaak. Ik
zeg dit na met mevrouw Korthuis en de heren Van Ee,
Verheus en Visser. Ik ben er ook blij mee, dat de heer
Visser de speciale activiteiten van de wethouder voor
welzijnsaangelegenheden hier in het bijzonder heeft
genoemd. Ik noem hierbij in het bijzonder ook het be
stuur van de betrokken groep. Wij hebben als finan
ciële commissie een paar maal met die bestuursforma-
tie gepraat en wij hebben de indruk gekregen dat ze
een goed werkend team is dat probeert met elkaar de
zaak goed op poten te zetten. Ik ben daar erkentelijk
voor en ik sluit mij ook wat onze fractie betreft zeer
bepaald aan bij de woorden van lof aan het adres van
wethouder mevrouw Van Stiphout.
Wij zitten zo nu en dan tegen zaken aan te hikken,
ons afvragende wat wij allemaal op ons gaan nemen en
of het wel kan. Er zijn vele dingen die in de infrastruc
tuur van Soest eigenlijk nog moeten gebeuren. Maar
ik denk toch dat wij te weinig oog zouden hebben
voor de wijkvoorzieningen op wat grotere schaal, als
wij niet deden wat het college nu voorstelt. Als ik het
goed heb begrepen, dan zal ongeveer een kwart van
de Soester bevolking straks - ik denk aan de situatie
dat ook Overhees 2, 3 en 4, die er ongetwijfeld zullen
komen, zullen worden gebouwd, aan het Smitsveen
en aan Klaarwater - op dit wijkdienstencentrum zijn
aangewezen. Als het voorgestelde wordt gerealiseerd,
kun je zeggen dat althans in de betrokken nieuwe
wijken qua infrastructuur voor activiteiten, die de
mensen uiteindelijk uiteraard zelf moeten ontwikke
len, de basisaccommodatie geschapen is. Wat dat be
treft zeggen wij dat er geen twijfel over bestaat dat
wij de desbetreffende investeringen, ook qua belas
ting van onze exploitatie, ervoor moeten overheb
ben en met alle macht moeten proberen om dit voor
elkaar te krijgen.
Ik deel de zorgen dergenen die hebben gesproken over
de kwestie van de rijkssubsidie niet zo sterk. Ik zou
uiteraard wel willen dat er terzake geen voorbehoud
was gemaakt, maar ik denk dat het hier een voorbe
houd betreft dat iedere minister of staatssecretaris
moet maken, omdat nu eenmaal het parlement het geld
ter beschikking moet stellen wil hij subsidie kunnen
geven. Ik hoop en zou hier ook graag horen dat het
geen op pagina 2 van het genoemde voorstel met be
trekking tot de desbetreffende voorwaarde staat meer
een formele aangelegenheid is dan dat het inhoudelijk
iets te betekenen zou hebben. Bovenaan op pagina 3
van het genoemde voorstel staat:
„Met het stichtingsbestuur hopen wij dat het plan in
derdaad de goedkeuring van zowel de provincie als
het rijk zal kunnen wegdragen."
Wat betekent dit in de gedachten van het college? Ik
denk dat het minder om de financiële kant dan om de
bouwkundige kant gaat. Ik heb er ook vroeger al eeïis
het een en ander over gelezen, dat er bij de raadple
ging van provinciale instanties en vertegenwoordigers
van het ministerie van cultuur, recreatie en maat
schappelijk werk nog allerlei opmerkingen waren met
betrekking tot de plattegrond en dergelijke. Hoe ver
is het college daarmede? Is te verwachten dat hetgeen
er in dat opzicht eventueel nog moet gebeuren spoe
dig zo zal zijn afgerond, dat er op dat punt in ieder
geval geen moeilijkheden meer zijn te verwachten?
178