Wethouder HOEKSTRA: Mevrouw de voorzitter! Er
is met betrekking tot het kleedgebouw inderdaad een
standaardmodel, maar er beginnen terzake wel eens
moeilijkheden te ontstaan, aangezien men zo'n ge
bouw blijkbaar niet meer voor het met betrekking
tot het standaardmodel geldende normbedrag kan
bouwen. De ene vereniging schijnt het wat dat betreft
beter te doen dan de andere. Maar zodra wij met ons
standaardmodel in prijs omhooggaan, moeten de ver
enigingen ook meer opbrengen Dat is de kwestie ge
weest bij bijvoorbeeld de aanbesteding van de twee
kleedaccommodaties in Soesterberg ten aanzien waar
van wij nog altijd aan het vechten zijn om te trachten
het bedrag naar beneden te krijgen, wat momenteel
bijna niet meer lukt. Zodra het niet meer lukt, moet
ook het aandeel van de verenigingen worden ver
hoogd. En wij hebben tot nu toe te maken gehad met
verenigingen die het financieel zeer moeilijk hadden.
Ik hoop dat wij er in het college dinsdag uitkomen
wat de kleedaccommodaties in Soesterberg betreft.
Mevrouw GREEFHORST-VAN OVERDAM: Het is
fijn om dat te horen.
Wethouder PLOMP: Maai dat is een ander bedrijf.
De VOORZITTER: Dames en heren! Ik stel u voor
het voorstel van burgemeester en wethouders te aan
vaarden met inachtneming van de beperking zoals die
hier vanavond met betrekking tot de parkeerplaatsen
is geformuleerd.
Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming overeen
komstig het voorstel van de voorzitter besloten.
106 Voorstel tot aankoop van gronden, gelegen aan de
Versteeghlaan te Soesterberg van J Pastunink.
De heer DE WILDE: Mevrouw de voorzitter! De tech
nische adviseur van het college heeft aan het college
geschreven dat uit de inmiddels vaststaande gegevens
omtrent de reeds gedeeltelijk aangelegde wegen, rio
leringen en nutsleidingen en de situering van de ge
plande woningen ter plaatse duidelijk blijkt dat de
onderhavige aankoop niet nodig is. Het college heeft
er nu weer een ander argument bij, nl. een gevoelsar
gument. De wijkraad is er zelfs bij geroepen. Ik doel
nu op de omstandigheid dat er is afgesproken dat er
onder de Versteeghlaan een tunnel zal worden aange
legd. Nu is uitgesproken dat voor de desbetreffende op en
afgang het onderhavige stukje grond van f 10.000,--
nodig is. Ik kan er niet meer tegen op Maar is het wel
eens zo dat dan de wethouder de secretarie, die dit
per se wil doorzetten en de directeur van gemeente
werken samenroept om hun te zeggen dat men dit de
raad toch niet kan aandoen?
Er ligt nu een pak stukken. De directeur van gemeen
tewerken heeft tot twee keer toegezegd: U bent ten
slotte de baas, maar wat mij betreft moet het per se
niet gebeuren. Aanvankelijk heeft het college de voor
gestelde aankoop helemaal niet gemotiveerd. Nu heeft
het althans een poging tot motivering gedaan, Kan
het college dat niet kortsluiten door de mensen bij el
kaar te roepen en te zeggen dat er per se één advies
aan de raad moet worden uitgebracht? Ik zou dat
mooi vinden, zeker in een geval waarin het over
f. 10.000,- gaat. Als het over een ton gaat, vind ik dat
beide adviezen ter tafel moeten komen.
De VOORZITTER: Ja, dat vind ik ook
De heer DE WILDE: Maar als het over f. 10.000,-
gaat, vind ik dat dat niet moet gebeuren. Wij zitten
hier nu met het gevoel dat het op de een of andere
manier blijkbaar moet gebeuren ter uitvoering van een
bestemmingsplan. Alsof een bestemmingsplan niet
kan worden gewijzigd. Als het moet, dan moet het,
maar ik vind het eerlijk gezegd jammer van de
f. 10.000,-.
Wethouder HOEKSTRA: Mevrouwde voorzitter!
De tunnel is het zwaarste argument. Ik heb er van
middag met de directeur nog uitvoerig over gespro
ken en hij
De heer DE WILDE: Gelukkig dat u dat op tijd heeft
bedacht.
Wethouder HOEKSTRA: Neen, daar gaat het niet
om. Het gevecht over het bestemmingsplannetje da
teert al van veel vroeger. Ik zal woordelijk herhalen
wat de directeur er vanmiddag van zei: Het is natuur
lijk zo, dat als je daar drie meter meer hebt, je de tun
nel eventueel drie meter langer kunt maken, zodat de
helling iets minder wordt. En in de ruimte is het al
tijd goed te wezen. Dat is zelfs in je broekzak zo.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
107 Voorstel tot ruiling van gronden, gelegen:
a. aan het Oude Grachtje en de Van Mecklenburglaan
met de heer R.A. Grift.
De heer DE WILDE: Mevrouw de voorzitter! Ik geloof
dat het moeilijkste zo'n beetje tot het laatst is be
waard. Maar ik zal het niet zo erg maken.
Wat ik in de eerste plaats wil weten is of er werkelijk
een moment is geweest waarop er bijna overeenstem
ming was over de aankoop van het perceel Oude
Grachtje 13. Zo ja, wanneer was dat? Hoeveel geld
was daarmede gemoeid? Op wie is het afgesprongen?
Zou het college dit nu eens klip en klaar kunnen zeg
gen?
Hebben burgemeester en wethouders toen zij, naar ik
aanneem tegen hun wil, de heer Grift een bouwver
gunning moesten geven, tegen de heer Grift iets ge
zegd in deze geest: „Wij kunnen niet anders, maar wat
wij met elkaar opvoeren is natuurlijk grandioos ver
keerd; wij kunnen u nu niet beletten om hier een mooi
huis te bouwen, maar het moet straks toch worden af
gebroken."?
Wij zijn bezig een maatschappelijke wantoestand te
creè'ren. Dat is mijn voornaamste bezwaar. Heeft het
college de heer Grift bezworen dat wat er ging gebeu
ren hartstikke fout was, dat het maatschappelijk ge
woon niet te verdedigen valt, datje eerst kapitaal be
steedt en het vervolgens vernietigt? Het is een knap
huisje geworden, de heer Grift wil er natuurlijk graag
blijven wonen, ik begrijp dat best, ik zou het ook
doen in zijn geval, maar hetgeen er naarstig is opge
bouwd moet wel worden afgebroken.
Ik houd toch nog altijd een beetje het gevoel dat er
in dezen sprake is geweest van een wat merkwaardige
beleidsvoering. Tijdens een vorige bespreking van de
zaak is er gesproken over veertig huizen die niet zou
den kunnen worden gebouwd. Dat aantal werd gaan
deweg teruggebracht tot tien. Nu blijkt het inderdaad
over een stuk of tien huizen te gaan. Aanvankelijk
ging het over het zand. Nadien hebben wij het grapje
gehad, dat wij acht velden moesten aanleggen vanwe
ge dat zand. Ik heb mij toen eerlijk gezegd even een
beetje opgewonden en gezegd: De ene keer wordt
het argument gebruikt dat er een gat moet worden
gegraven omdat wij zand nodig hebben en de ande
re keer wordt gezegd dat wij velden moeten aanleg
gen aangezien er zand uit dat gat komt. Ik heb toen
194