De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! In het concept-antwoord komt de volgende zinsnede voor: „Maar het is niet noodzakelijk om altijd alle aspec ten van een plan bij een inspraak-procedure te betrek ken". Ik meen dat deze opvatting een handvat is voor het college om zaken achter te houden die voor een in- spraakgroep erg nodig zijn. Wie bepaalt wat noodza kelijk is voor een inspraakprocedure? Voorts zegt het college in het concept-antwoord: „Wanneer bij u de behoefte bestaat aan bepaalde ge gevens, zullen die u zoveel mogelijk worden verstrekt Dit houdt evenwel in dat daarmee niet zover kan wor den gegaan dat daardoor weer anderen of andere be langen (ook van de gemeente) kunnen worden ge schaad en vertrouwensrelaties nadelig kunnen worden beïnvloed. Het gestelde is mij niet helemaal duidelijk. Bovendien is het erg gevaarlijk om te schrijven dat van een parti culier niet behoeft te worden gevergd, dat hij reke ning houdt met allerlei mogelijke andere belangen. Dat dank je de koekoek. Op bladzijde 2 van het concept-antwoord heeft het college het weer over die beroemde levensvatbaarheid van het winkelcentrum. Het college zal daarbij onge twijfeld weer verwijzen naar de beroemde notulen van de een of andere raadsvergadering waarin een aantal raadsleden deze term hebben bedacht. Ik hoop dat die raadsleden in een klein notaatje nog eens uit de doeken zullen doen wat onder levensvatbaarheid dient te worden verstaan. Aan het onderzoek dat door de inspraakwerkgroep wordt voorgesteld heb ik geen enkele behoefte. Ik verzoek het college eventueel concrete voorstellen van de inspraakwerkgroep in de raad te bespreken. Dergelijke voorstellen dienen niet te blijven steken in de commissie ruimtelijke ordening De heer DE WILDE: Mevrouw de voorzitter! U zou naar ik meen op collegeniveau contact opnemen met de inspraakwerkgroep om te bevorderen dat in ieder geval de correspondentie niet blijft doorgaan en in de hoop dat met deze brief de zaak ten opzichte van de inspraakwerkgroep helemaal zal zijn geklaard. Heeft dat contact op collegeniveau plaats gevonden en zo ja, wat is het resultaat van dat contact? De heer Visser heeft opnieuw de term levensvatbaar heid in het geding gebracht. Bij de behandeling van een ander ingekomen stuk heeft het college de bal te ruggekaatst. Ik heb die term levensvatbaarheid in ieder geval ook gebruikt in de raadsvergadering van 2 en 3 juni; wie het eerst die term heeft gebruikt is niet zo erg interessant. Ik wil nog een keer zeggen wat ik onder levensvatbaarheid versta. Bij zo'n winkelcentrum gaat het om een consumen tenbelang en om een middenstandsbelang. Wij hebben hier in Soest de toestand dat de middenstand erg verspreid gesitueerd is; in het kader van de ruimtelij ke ordening is de gedachte gerezen om wat meer con centratie tot stand te brengen. Ik vind dat, wanneer nu blijkt dat het merendeel van de Soester midden standers mogelijkheden ziet om in dat winkelcentrum te investeren (en derhalve hun bedrijf te vestigen) en wanneer het gevoelen bestaat dat het voor consumen ten belangrijk is om in zo'n geconcentreerde bedrijfs situatie inkopen te doen, de levensvatbaarheid van het centrum is aangetoond Ik vind niet dat wij elkaar voortdurend moeten proberen op het gebruik van dit soort woorden te vangen, want daardoor ontstaat een niet zo erg gekwalificeerde discussie. Wij weten don dersgoed waarover het gaat. Het is volkomen toege staan om het niet met elkaar eens te zijn, maar dat behoeft niet te betekenen dat wij voortdurend bezig moeten zijn elkaar op een bepaalde woordinhoud te vangen. Iedereen weet erg goed wat wij hebben be doeld toen wij zeiden, dat wij eerst een onderzoek wilden hebben naar de levensvatbaarheid van het centrum alvorens wij een definitief besluit zouden nemen over het ontwikkelingsplan. Wat mij betreft is deze zaak erg eenvoudig. De heer LANGE: Mevrouw de voorzitter! Tijdens de raadsvergadering van 2 en 3 juni is niet duidelijk uit gesproken wat er onder levensvatbaarheid werd ver staan. Er is gesproken over de financiële haalbaarheid van het centrum en de heer De Wilde heeft daarop het begrip levensvatbaarheid van het centrum inge voerd. Wij hebben begrepen dat de heer De Wilde daarmede ook het consumentenbelang erbij haalde. De uitleg die hij nu heeft gegeven stemt geheel over een met hetgeen wij hebben verstaan onder de le vensvatbaarheid van het centrum. De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter! In het concept-antwoord aan de Groep Zuidereng Nee staat in punt 5 een heel duidelijke omschrijving. Dit antwoord luidt: „Zowel door het Centraal Instituut voor het Midden en Klein Bedrijf als door Middenstandsfinancierings maatschappij voor Bedrijfsobjecten N.V. Nederland (M.B.O.) worden momenteel onderzoeken gehouden. Het Centraal Instituut voor het Midden en Klein Bedrijf verricht een consumentenonderzoek en Mid denstandsfinancieringsmaatschappij voor Bedrijfsob jecten N.V. Nederland (M.B.O.) bekijkt of in Soest voldoende behoefte is". Wij dienen de twee rapporten van deze onderzoekin gen af te wachten, want wellicht dat ook de heer Visser dan een ander inzicht krijgt in de gehele mate rie. De VOORZITTER: Dames en heren! Ik heb in de commissie ruimtelijke ordening niet toegezegd dat wij op collegeniveau contact zouden opnemen met de inspraakwerkgroep. Eén van onze ambtenaren (hij was ook aanwezig tijdens de betrokken verga dering van de commissie ruimtelijke ordening) heeft contact gehad met één van de leden van de inspraak werkgroep. Dit concept-antwoord is mede naar aan leiding van opmerkingen die door dat lid van de in spraakwerkgroep zijn gemaakt enigszins gewijzigd. De heer Visser acht het gevaarlijk dat wij schrijven dat van een particulier niet behoeft te worden ge vergd, dat hij,rekening houdt met allerlei mogelijke andere belangen. Wij spreken duidelijk uit dat een in spraakwerkgroep zich op bepaalde aspecten kan rich ten, hetgeen ook geldt voor een particulier persoon. Het is de taak van de gemeenteraad om conclusies te trekken uit al hetgeen is samengebracht. Onze uit spraak terzake is naar ik meen heel duidelijk. Voorts schrijft het college in het concept-antwoord: „Wanneer bij u de behoefte bestaat aan bepaalde ge gevens, zullen die u zoveel mogelijk worden ver strekt." Bij het gemeentebestuur kunnen bepaalde gegevens bekend zijn waarvan het college het niet nodig acht 203

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1977 | | pagina 266