De VOORZITTER: Daardoor wordt de procedure niet
versneld. Ik zal deze kwestie in de commissie ruimte
lijke ordening aan de orde stellen. Wij zullen de com
missie een klein postzegelplannetje voorleggen. Ik
neem aan dat de raad dan een volgende keer een
voorbereidingsbesluit wil nemen. Ik heb echter reeds
gewaarschuwd voor de uiterst moeizame procedure
die ons te wachten staat; waarschijnlijk zal het onmo
gelijk blijken door de artikel 19-procedure te komen.
De heer VAN POPPELEN: Dat betekent dat, wanneer
u niet voldoet aan mijn verzoek, de gehele zaak één
maand wordt vertraagd, De raad kan nu zeggen in te
stemmen met een wijziging van het bestemmingsplan
en dan kan het college aan de gang.
De VOORZITTER: Wij kunnen wel aan de gang,
maar wij zullen een voorbereidingsbesluit moeten
voorbereiden.
De heer VAN POPPELEN: Dan hoeft de zaak niet
meer in de commissie ruimtelijke ordening, want
dan heeft de raad al een besluit genomen.
De VOORZITTER: Neen.
De heer GOOTE: Wij kunnen toch niet zo maar een
voorbereidingsbesluit nemen?
De heer VAN POPPELEN: Wij weten best wat wij
willen.
De VOORZITTER: Neen, dat weten wij niet.
Dinsdagavond a.s. vergadert de commissie ruimtelijke
ordening. Het is op het ogenblik donderdagavond. Ik
zal proberen de commissie ruimtelijke ordening dins
dagavond een voorbereidingsbesluit voor te leggen.
Dat voorbereidingsbesluit zal dan in de volgende
raadsvergadering door de raad moeten worden geno
men. Dan zijn wij er nog niet, want dan beginnen wij
aan de voorbereiding van een klein bestemmingsplan
netje. Ik behoef de raad nu toch niets meer te vertel
len van artikel 19-procedures?
De heer VAN POPPELEN: Dat weet ik wel, maar wij
moeten niet zo bang zijn dat iets niet haalbaar is. Wij
zullen, wanneer de gehele raad achter deze zaak staat,
met ons allen moeten vechten. Wij moeten niet te
bang zijn.
De VOORZITTER: Ik meen dat ons college nog nooit
van enige angst voor het college van gedeputeerde sta
ten heeft blijk gegeven. Er bestaat nu eenmaal een
artikel 19-procedure die gepaard gaat met een tervisie-
legging en het toezenden van de stukken naar gedepu
teerde staten. Het zal bekend zijn dat gedeputeerde
staten in het algemeen geen zin hebben in postzegel
plannetjes. Zij zullen ons dan ook waarschijnlijk ver
tellen dat wij een heel bestemmingsplan 't Hart
moeten voorbereiden. Ik heb echter reeds toegezegd
dat wij een poging zullen wagen. Ik meen dat die toe
zegging voldoende moet zijn.
De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter.' Ik ben
blij dat deze zaak na bijna driejaar toch een beetje
in beweging komt. Ongetwijfeld zal de commissie
ruimtelijke ordening haar volledige medewerking ver
lenen, wanneer ik bijvoorbeeld naga met welk een ge
mak deze commissie haar instemming betuigt wanneer
bijvoorbeeld iets in Soesterberg moet worden veran
derd in het plan Landelijk Gebied Ik denk daarbij
aan de bouw van een radartoren die ook niet past in
het bestemmingsplan. Ik geloof dan ook dat de com
missie ruimtelijke ordening helemaal geen moeite zal
hebben met een bestemmingsplanwijziging, zeker niet
wanneer een voorstel daartoe in het openbaar wordt
behandeld.
De VOORZITTER: Ik neem direct aan dat wij de
raad de volgende maand een voorbereidingsbesluit
kunnen voorleggen. Daaraan zal het niet liggen; de
heer Visser weet ook wel beter.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
116 Voorstel van de commissie voor de beroepschriften
tot het nemen van een beslissing op een door de heer
J.H. Westemeijer ingesteld beroep tegen de weigering
van een bouwvergunning.
De heer GOOTE: Mevrouw de voorzitter! Wij gaan
akkoord met het advies van de commissie voor de
beroepschriften.
Juridisch is de zaak waterdicht, maar ik wil toch
aandacht vragen voor de wijze waarop de burger te
gen deze zaak kan aankijken. Het argument dat de
appellant aanvoert is niet van juridische aard, maar
hij vraagt zich af waarom anderen iets wel mogen en
waarom hij niet. In hun toelichting stellen burge
meester en wethouders daartegenover: 1. één geval
van clandestiene bouw; 2. de uitbreiding van een was
serij met toiletruimte (uit de tekst wordt niet duide
lijk of deze uitbreiding al dan niet op clandestiene
wijze is tot stand gekomen); 3. een ten onrechte ver
leende bouwvergunning. Wat moet je nu als burger
denken, wanneer je dit leest? De burger zal conclu
deren dat er sprake is van een stuk rechtsongelijkheid
en dat er in feite kan worden gesproken van een uit
nodiging om het recht in eigen hand te nemen door
middel van clandestiene bouw. Wat denkt het college
op het gebied van het beleid ten aanzien van clande
stiene bouw te doen? Ik geloof nl. dat die clandestie
ne bouw moet worden aangej^kh want dan kan een
appellant zich niet meer afvragen „waarom anderen
wel en ik niet".
De VOORZITTER: Dames en heren! Het college is
zeer recent in het bezit gesteld van een voorstel van
de directeur gemeentewerken om te komen tot een
uitbreiding van de afdeling bouw- en woningtoezicht.
Wij vinden nl. dat er in Soest te veel clandestien is ge
bouwd, Wij zijn een vrij groot aantal gevallen van on
geveer twintigjaar geleden tegengekomen. Naar aan
leiding van die gevallen kunnen wij niets anders
doen dan de mensen een brief schrijven waarin wij
zeggen dat wij de clandestien gepleegde uitbreiding
gedogen
Wij hebben heel Hees uitgekamd en wij hebben moe
ten constateren dat er ook tegenwoordig clandestien
wordt gebouwd. Wij zullen nooit alles kunnen ach
terhalen, maat wij willen toch de afdeling bouw- en
woningtoezicht uitbreiden om het clandestien uit
breiden zoveel mogelijk te voorkomen. De raad zal
nog nader horen van dit voorstel.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
117 Voorstel van de commissie voor de beroepschriften
tot het nemen van een beslissing op een door de
heer J, Harts ingesteld beroep tegen de weigering
van een bouwvergunning.
De heer VAN LOGTENSTEIN (commissie voor de
beroepschriften): Mevrouwde voorzitter! Ik meen
dat de toelichting van de commissie voldoende dui
delijk is Wij adviseren de bouwvergunning wel te
verlenen
De VOORZITTER: Dames en heren! Het college
handhaaft zijn standpunt dat de bouwvergunning te-
211