van de eerstvolgende vergaderingen van de commissie ruimtelijke ordening aan de orde zal worden gesteld. De raad kan na een aanwijzing door het schap in beroep gaan; een eventueel geschil dient echter eerst aan gede puteerde staten te worden voorgelegd. De minister van volkshuisvesting en ruimtelijke ordening heeft in de Tweede Kamer toegezegd, dat een Kroonpro- cedure over de aanwijzing van een plaats geen vijfjaar zal duren. De wet, die op uitgebreide wijze is geamen deerd, is inmiddels met een grote meerderheid van stem men door de Tweede Kamer aanvaard. De wet zal nog in deze zittingsperiode in de Eerste Kamer worden behan deld. De heer STORIMANS: Ik meen dat wij, wanneer ons een plek wordt aangewezen waar wij een woonwagen kamp moeten gaan oprichten, in beroep kunnen gaan bij de Kroon. Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONENBERG: Dan kunt u inderdaad in beroep gaan. De heer STORIMANS: Dan kunnen wij die aanwijzing dus vijf jaar tegenhouden. De heer DE WILDE: Waar staat dat het schap kan aan wijzen? Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONENBERG: Het schap wijst in overleg met de raad een plaats aan. Wanneer de raad en het schap het niet over de plaats eens kunnen worden, kan de raad - nadat het geschil is voorgelegd aan gedeputeerde staten - beroep aantekenen bij de Kroon. De Kroon beslist dan uiteindelijk. De heer DE WILDE: Waar staat dat dan? Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONENBERG: Dat staat in artikel 11, lid 4. De VOORZITTER: In artikel 11, lid 3 staat dat het al gemeen bestuur van het schap een besluit kan nemen, wanneer met de desbetreffende gemeente geen overeen stemming wordt bereikt. Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONENBERG: In artikel 11, lid 4 staat, dat het gemeentebestuur met inachtneming van het bepaalde in artikel 46 (bemidde ling van gedeputeerde staten) in beroep kan gaan bij de Kroon. Er kan binnen een maand beroep worden aange tekend, maar een geschil moet eerst worden voorgelegd aan gedeputeerde staten. In artikel 21 wordt de mogelijkheid gecreëerd om, wan neer er geen centrum of een plaats is, voorlopig een standplaats buiten een centrum aan te wijzen. Krach tens deze regeling krijgt Soest een maximaal aantal plaat sen aangewezen en het bepaalde in artikel 21 kan derhal ve niet voor onze gemeente gelden. De heer VAN AALST: Wordt met de woorden „open baar centrum" bedoeld woonwagencentrum of de woon kern? Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONENBERG: Het woonwagencentrum. De heer LANGE: Mevrouw de voorzitter! Wanneer met de woorden „openbaar centrum" het woonwagencen trum wordt bedoeld, wil ik een verduidelijking van het woord „openbaar" hebben. Ik heb begrepen dat er in deze raad mensen zijn die het niet eens zijn met de bedoelingen van de onderhavige re geling. Daarom vind ik dat er een duidelijke uitspraak moet komen. Het gemeentebestuur neemt, wanneer dit voorstel door de raad wordt aangenomen, de verplich ting op zich om binnen afzienbare tijd binnen de gemeen tegrenzen een plek aan te wijzen waar maximaal 25 woonwagens zullen kunnen worden geplaatst. Ik ben dan ook erg blij met de mededeling van de wethouder, dat in de eerstvolgende vergadering van de commissie ruimtelijke ordening De VOORZITTER: Een eerstvolgende vergadering van de commissie ruimtelijke ordening. De heer LANGE: Een eerstvolgende of de eerstvolgen de? De VOORZITTER: Een eerstvolgende, want de agenda is voor de eerstvolgende vergadering al uitgegaan. De heer LANGE: Ik meen dat de commissie ruimtelijke ordening zeer serieus zal moeten gaan praten over een eventuele plaats voor een woonwagencentrum. Ik geloof niet dat het juist is aan te sturen op een Kroonprocedu- re, waardoor een beslissing vijf jaar zou kunnen worden gerekt. De heer DE WILDE: Ik denk dat dat niet meer nodig is nu de beslissing over het hockeyveld is genomen; ik denk dat wij nu ook deze beslissing kunnen nemen. Mevrouw GREEFHORST-VAN OVERDAM: Mevrouw de voorzitter! In artikel 21 wordt gesproken over een „openbaar centrum". Ik meen dat een woonwagencen trum krachtens de nieuwe Woonwagenwet bij een dorpskern of een winkelcentrum (in ieder geval niet ver weg) moet. worden gesitueerd. Ik meen dat dat met het woord „openbaar" wordt bedoeld en dat met de woorden „openbaar centrum" niet het woonwagencen trum zelf wordt bedoeld. Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONENBERG: Een woonwagencentrum dient te worden gevestigd in de nabijheid van de bewoonde wereld. Met de woorden „openbaar centrum" wordt echter het woonwagencen trum bedoeld. De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter! Wij willen de gemeenschappelijke regeling wel aanvaarden, maar wij behouden ons het recht voor om op een later moment nog opmerkingen te maken over bepaalde arti kelen die ons niet zinnen. De VOORZITTER: Neen. Voor alle duidelijkheid zij opgemerkt, dat de behandeling van de gemeenschappelij ke regeling is afgelopen, wanneer dit voorstel is aange nomen. Wil de heer Van Poppelen de regeling wellicht artikelsge- wijze behandelen? In dat geval zou hetgeen tot nu toe is opgemerkt kunnen worden beschouwd als algemene beschouwingen over de regeling. Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONENBERG: Het is echt niet zo dat nu nog artikelen kunnen worden gewijzigd; dat had in een eerdere lezing moeten gebeuren. Nu moet de regeling worden geaccepteerd of worden ver worpen. Wijzigingen kunnen niet meer. Mevrouw GREEFHORST-VAN OVERDAM: De eerste lezing is al geweest. De heer VAN POPPELEN: Ik denk dat wij dan heel lang zullen moeten zoeken voordat wij een goede plek vin den. De heer STORIMANS: Mevrouw de voorzitter! Ik heb nu begrepen dat goedkeuring van deze gemeenschappe lijke regeling betekent, dat wij er mede instemmen dat er in Soest nog een woonwagencentrum komt. Daar ben ik mordicus tegen. Wij hebben al twee woonwagenkam pen. De VOORZITTER: Het staat wel in de regeling. De heer STORIMANS: Dan ben ik tegen die regeling. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aange- 27

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1977 | | pagina 28