De VOORZITTER: Teneinde misverstand te voorko
men het volgende.
Ik begrijp dat over de zaak een uitgebreide discussie
in de commissie heeft plaats gevonden, waarbij alle
fracties vertegenwoordigd waren. De daarbij aanwe
zig geweest zijnde wethouder, is hedenavond niet aan
wezig. Ik kan mij voorstellen dat men nu niet nog
maals een uitgebreide discussie wil hebben.
De heer DE WILDE: Was het een openbare commis
sievergadering?
De heer VISSER: Neen.
De heer DE WILDE: Dan ben ik toch zo vrij mijn
vragen te stellen, opdat in het openbaar over deze
zaak verantwoording wordt afgelegd.
Hetgeen zoeven is gebeurd, acht ik niet collegiaal.
Maar dat blijft voor rekening van de collega's.
Waarom is het in dit stadium nodig een keuze te ma
ken voor één van de beide modellen? Er zal nog een
studie komen met betrekking tot de voorlichting
omtrent de organisatorische aspecten van de fusie.
Waarom wordt het punt van de uit de twee modellen
te maken keuze niet in die studie opgenomen? Ik
meen dat dit een gerechtvaardigde vraag is, die in het
openbaar behandeld kan worden.
Wethouder EBBERS: Mevrouw de voorzitter! De
heer Visser heeft gevraagd wanneer de fusiebespre
kingen zullen beginnen. De besturen van de corpora
ties hebben reeds uitgesproken met de fusie akkoord
te gaan. Ik meen echter dat de leden van de corpora
ties zich daarover nog moeten uitspreken. Misschien is
dat bij een enkele corporatie reeds gedaan, maar ik
weet niet of bij alle drie de woningbouwcorporaties
reeds een uitspraak van de leden bekend is. Uit het
knikken van de heer Van den Brakel begrijp ik dat bij
alle drie de corporaties de leden zich reeds hebben
uitgesproken. Wanneer dat het geval is zouden de fu
siebesprekingen - via de daarvoor in het leven te roe
pen stuurgroep - reeds kunnen starten.
De VOORZITTER: Bij wijze van spreken: morgen.
De heer VAN DEN BRAKEL: Als de vertegenwoor
digers van de gemeente zijn aangewezen.
Wethouder EBBERS: Ik meen dat de door ons ge
dachte vertegenwoordigers van de gemeente inmiddels
positief hebben gereageerd. De besprekingen zouden
dus nu kunnen starten.
De heer VISSER: Zijn die twee vertegenwoordigers
van de gemeente degenen die momenteel namens de
gemeente in de S.S.W. zitten?
Wethouder EBBERS: Neen. Wij hebben daarvoor aan
gezocht de heer De Wilde en mevrouw Korthuis.
Naar aanleiding van de vraag van de heer Oldenboom
zij opgemerkt, dat met betrekking tot het personeel
dat momenteel bij de S.S.W. is ondergebracht, nog al
tijd de belofte geldt dat ze terug kunnen worden ge
nomen door gemeentewerken. Wanneer ik het goed
taxeer, is een aantal van de betrokken personeelsleden
bereid om in dienst te treden van de nieuwe corpora
tie. Dat is ook een van de redenen waarom het colle
ge voorstelt te kiezen voor het tweede model (over
dracht van het gemeentelijk woningbedrijf aan de
nieuwe corporatie). Voor die ene, grote corporatie is
dan het personeel meteen aanwezig. Wanneer het be
trokken personeel overgaat naar de nieuwe corpora
tie, zou een personeelsstop bij gemeentewerken ook
niet meer nodig zijn, Ik ben het overigens met de heer
Oldenboom eens, dat men bij een andere oplossing
die personeelsstop wel moet instellen. Dat is overi
gens al gebeurd, want
De heer DE WILDE: Beide modellen zijn grondig be
studeerd, op negatieve en positieve aspecten geëva
lueerd, en op grond daarvan is een beslissing geno
men?
Wethouder EBBERS: Ja.
De heer DE WILDE: Zou ik die overwegingen dan
eens op papier mogen hebben? Ik neem aan dat daar
over een nota bestaat.
Wethouder EBBERS: Dat zeg ik graag toe. Mede ge
zien het feit dat u in de stuurgroep zit, kan ik mij
voorstellen dat u die overwegingen een keer voor u
wilt hebben.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Het heeft mij ver
baasd dat de notulen van de betrokken commissiever
gadering niet bij de stukken lagen. Tijdens die verga
dering zijn wij tot zeer duidelijke conclusies gekomen.
Wethouder EBBERS: Ook ik heb naar die notulen ge
zocht.
De heer DE WILDE: Bij de stukken lagen alleen de
notulen van een bestuursvergadering van de S.S.W.
En verder niets!
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Op dat punt ben ik
het met de heer De Wilde eens.
De heer OLDENBOOM: Mevrouw de voorzitter, ik
heb wederom bezwaar tegen de orde. Ik dacht dat wij
aan een bepaalde ronde bezig waren. Ik zit rustig te
wachten tot ik aan de beurt kom. Maar dat is tegen
woordig kennelijk niet meer gebruikelijk!
Wethouder EBBERS: Het één sluit aan bij het an
der.
De heer Oldenboom heeft erop gewezen dat een aan
tal diensten momenteel door de gemeente wordt ver
richt en dat dit in de toekomst eventueel zo zal blij
ven. Ik neem aan dat dit punt ook tijdens de bespre
kingen aan de orde is geweest. Ik ben echter zelf niet
bij de besprekingen aanwezig geweest. Ik neem van
avond de portefeuille van wethouder Hoekstra waar.
Ik heb zelf gezocht naar de notulen van de door me
vrouw Korthuis bedoelde vergadering. Ook ik heb die
notulen echter niet kunnen vinden. Vandaar dat ik
op dit punt niet volledig kan zijn. Ik ben het echter
wel met de heer Oldenboom eens wat betreft het
eventueel invoeren van een personeelsstop.
Ik moet het antwoord schuldig blijven op de vraag van
de heer De Wilde of de betrokken werknemersorgani
saties over een en ander zijn ingelicht. Ik meen ech
ter te weten dat het personeel zelf wel is ingelicht.
De heer DE WILDE: Mevrouw de voorzitter! Er is
hier een belangrijke problematiek aan de orde. Het is
toch gemeengoed dat je daarover de daarvoor in aan
merking komende werknemersorganisaties officieel
inlicht. Ik acht dat absoluut noodzakelijk. Men kan
hierbij niet volstaan met alleen het personeel zelf op
de hoogte te stellen. Ik verzoek met klem daarbij ook
de betrokken bonden in te schakelen.
Uit mijn vraagstelling moet niet worden begrepen dat
ik na een evaluatie van de voor- en nadelen - welke
evaluatie blijkbaar heeft plaats gevonden - niet tot
de overtuiging zou komen dat één woningbouwcor
poratie gewenst is. Ik had bedoelde kennis echter niet.
Vandaar dat ik mijn vragen heb gesteld. Wanneer ik
rapporten ontvang waarin op zakelijke gronden over
tuigend wordt aangetoond dat gekozen dient te wor
den voor het model van één corporatie (met inbegrip