Wanneer ik in het verleden met de heer Plomp even gebotst heb, betreft dat niets persoonlijks. Ik heb persoonlijk niets tegen de heer Plomp. Ik hoop dat ook het omgekeerde geldt. Het gaat mij om de zake lijke kant van de zaak. Daarbij mag niet de indruk worden gewekt, dat ik tegenstander van de sport stichting zou zijn. Zo wil ik niet te boek staan. Ik wil ten opzichte van al dit soort lichamen trachten mij redelijk en rechtvaardig op te stellen. Ik vrees dat hoe sterker een belangengroep georganiseerd is en hoe sterker gemeentebestuurders daarin zitting hebben, hoe sterker die belangengroep in de gemeenteraad aan haar trekken komt. Ik meen echter dat het onze taak is juist de zwakste organisaties te steunen en ervoor te waken dat die niet achteraankomen. Nogmaals: het betreft hier een structureel vraagstuk. Dat heeft niets te maken met personen. Vandaag be treft het de heer Plomp; morgen betreft het mijnheer X, IJ of Z. Die komen dan voor precies hetzelfde di lemma te staan. Wij zouden ons bezig moeten houden met de vraag, of wij leden van het college en van de raad wel voor dit soort conflictueuze situaties mogen stellen. Dat is een bestuurlijk vraagstuk, dat wij gewoon aan de orde moeten stellen. De heer VAN AALST: Mevrouw de voorzitter! Dit voorstel is ontstaan in de sportstichting. Daarin zitten, naar ik aanneem, een aantal deskundige adviseurs, die duidelijk formuleren wat de bedoeling is. In de sport stichting zitten ook vertegenwoordigers van de raad, die weten wat zich eventueel in de raad zou kunnen afspelen. Het college dient dan het voorstel bij de raad in. En vervolgens ontstaat er een heleboel trammelant. Naar aanleiding daarvan heb ik bij de tennisclub ge- informeerd wat voor besparingen enz. de voorgestelde voorzieningen tot gevolg zullen hebben. De tennisclub en ook andere door mij bezochte clubs zeggen: Graag een beregeningsinstallatie, Bij vier banen zou men het werk nog met de hand kunnen verrichten. Bij de acht banen aan de Schrikslaan, die worden bespeeld door 675 clubleden (terwijl 200 mensen op de wachtlijst staan), zou laatstbedoelde methode problemen ople veren, wat betreft het optimaal bespelen van de ba nen. Bovendien heeft de voorzitter van de tennisclub mij medegedeeld, dat deze club best bereid is mee te beta len als daartoe een redelijk voorstel wordt gedaan. Dat zou dan kunnen worden geplaatst in het kader van het algemene voorstel inzake de tarifering voor de sport accommodaties. Verder is gebleken dat bij het gebruik van het water leidingnet - vanwege de geringe druk - problemen zul len ontstaan met de bewoners in de omgeving. Om er gernis bij die bewoners te voorkomen, wil men een eigen pompinstallatie hebben. Dit alles overwegend kan ik mij volledig achter het voorstel van het college scharen. De heer VAN LOGTENSTEIN: Mevrouw de voorzit ter' Ik begrijp niet dat het college nu is gekomen met een soortgelijk - zo niet identiek - voorstel als het in augustus behandelde. Toen heeft de raad uitdrukke lijk besloten het voorstel te bezien in het kader van het totaal-pakket met betrekking tot de in 1978 uit te voeren voorzieningen. In de augustusvergadering heeft het merendeel van de sprekers aangedrongen op een bijdrage van de vereniging. Een dergelijke bijdra ge vind ik nog steeds bijzonder juist, want het effect van de voorgestelde investering komt ten bate van de vereniging. De investering is nogal fors. Bij een af schrijving over tien jaar krijgt men een investering van f. 6.000,- per jaar. De door de vereniging te betalen vergoeding bedraagt momenteel f. 11.000,-. Uit het voorstel blijkt niet dat daarin verandering komt. Ik had graag een koppeling gezien van de investering en de daarvoor te betalen bijdrage van de vereniging. De vorige keer hebben de voorzitters van de fracties van V.V.D. en P. v.d. A. bepleit het voorstel aan te houden tot het totale investeringspakket voor 1978 aan de orde zou komen. Daar was iedereen voor. Op die basis zou verder worden gewerkt. Ik zie op dit moment geen enkele reden om een ander standpunt in te nemen. Wethouder PLOMP: Mevrouw de voorzitter! Het meest principiële punt in de discussie betreft de op merking van de heer De Wilde, dat er bestuurlijke problemen zijn ten gevolge van het „twee petten op hebben". Ik ben het volstrekt met de heer De Wilde eens, dat het ongewenst blijkt te zijn dat een lid van het college voorzitter van de sportstichting is. Vanaf het begin van mijn wethouderschap ben ik mij ervan bewust geweest, dat deze situatie problemen zou kunnen opleveren, De situatie is tot nu toe geconti nueerd, De heer De Wilde heeft medegedeeld op de ze kwestie te zullen terugkomen. Ik wil hem bij voorbaat zeggen, dat naar mijn oordeel bedoelde combinatie niet gecontinueerd dient te worden. Al was het alleen maar om ieder misverstand te voorko men met betrekking tot de vraag welke pet iemand op heeft. Ik heb echter steeds geprobeerd - en ik zal dat ook blijven proberen - de verschillende petten zo veel mogelijk uit elkaar te houden. Ik tracht altijd een zeer duidelijk onderscheid te maken tussen mijn functie als voorzitter van de sportstichting en mijn functie als wethouder. In de sportstichting wijs ik er steeds op, dat uiteindelijk de raad de beslissing neemt. In de sportstichting wordt mijnerzijds geen enkele toezegging gedaan. De heer De Wilde heeft het woord „populair" gebruikt. Ik neem aan dat hij daar mede niet heeft bedoeld, dat de voorzitter van de sportstichting in die stichting populair zit te doen. Dat is beslist niet het geval. De heer DE WILDE: Dat was niet op u van toepas sing. Wethouder PLOMP: Dank u. Het zou aldus verstaan kunnen worden. Het is echter beslist niet zo, dat ik in de sportstichting populair zit te doen. De reacties van sommige clubs wijzen er ook wel op, dat mijn op treden niet in die zin wordt gezien. Ik tracht in de sportstichting steeds zo neutraal mogelijk als voorzit ter te functioneren. Ik doe daar geen toezeggingen. Dat kan ook niet, omdat de betrokken zaken, met na me wat de financiële aspecten betreft, nog door de raad moeten worden bekeken. Maar nogmaals: ik ben het er volstrekt mee eens, dat een lid van het college en een voorzitter van een stichting niet dezelfde per soon mogen zijn. Uit die combinatie kunnen nl. gro te problemen voortvloeien. Een volgend punt betreft de naar voren gekomen stelling, dat een vereniging - welke vereniging dan ook - een bijdrage dient te leveren in de kosten die de gemeente voor de accommodatie van die vereniging maakt. De historisch gegroeide situatie is geweest, dat bepaalde zaken met betrekking tot de sport, na te zijn voorbereid, op een gegeven moment in de raad aan de orde kwamen. Daarnaast is er een algehele investe-

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1977 | | pagina 334