dening Hinderwet (zoals de heer Goote opmerkte: een
planologische maatregel), terwijl wij in de praktijk
spreken over twee hinderwetvergunningen. Vandaar
dat ik het woord geef aan wethouder Hoekstra.
Wethouder HOEKSTRA: Mevrouw de voorzitter!
De heer Visser vindt de ter inzage gelegde notitie ten
dentieus. De notitie is gemaakt op verzoek van de
commissie ruimtelijke ordening. In de notitie is de
gehele voorgeschiedenis opgesomd. Als eerste conclu
sie wordt vermeld: Lindner stinkt. Je zou ook wel
dwaas zijn om dit te ontkennen. Wij ruiken het af en
toe zelfs bij het gemeentehuis.
Uit de notitie blijkt ook dat de firma Lindner niet zo
medewerkzaam is. Wij zitten de firma dan ook be
hoorlijk op de huid.
Wanneer wordt gesteld dat de milieugroep eigenlijk
verplaatsing van het industrieterrein ten doel heeft,
is dat inderdaad een beetje te sterk uitgedrukt. De
groep heeft wel eens gezegd: Wat ons betreft, mag de
fabriek weg. Ik geloof echter dat bedoelde zin in de
nota niet geheel juist is.
Het door de heer Visser bedoelde weggevallen woord
je is inderdaad „op": het verlenen van een ontheffing
Zoneverordening Hinderwet behoeft niet op onover
komelijke bezwaren te stuiten.
Wat het door de heer Visser aangehaalde Koninklijk
besluit van 6 januari 1976 betreft, is het jammer dat
de heer Visser altijd begint te lezen waar het voor
hem interessant is. Hij heeft daarbij overgeslagen het
gedeelte dat nu juist voor mijn beantwoording inte
ressant is. In het betrokken Koninklijk besluit staat
nl. ook:
„De Kroon overweegt dat de sectie XII deel uitmaakt
van het petrochemisch bedrijf van de vennootschap,
welk bedrijf is gevestigd op een groot, één geheel vor
mend bedrijfsterrein te Rozenburg".
Ik leg de nadruk op de woorden :,jéén geheel vor
mend". Het gaat om één groot bedrijfsterrein. Derhal
ve is er in het betrokken geval een hinderwetvergun
ning nodig voor het ene bedrijfsterrein. Zou het
thans aan de orde zijnde gebouwtje staan op hetzelf
de perceel als het hoofdgebouw, dan zouden wij ook
hier te maken hebben met één hinderwetvergunning.
Ik weet niet of de heer Visser mij gelooft; anders
zouden wij eens een reisje kunnen maken naar het in
het Koninklijk besluit bedoelde bedrijfsterrein te Ro
zenburg.
De heer VISSER: Daarvoor behoefje niet naar Ro
zenburg te gaan; ook in Soest is er één bedrijfsterrein.
Wethouder HOEKSTRA: Neen, hier is sprake van
twee percelen.
De heer VISSER: Daar gaat het overigens niet om.
Het gaat om het feit dat het ook hier losse onderde
len betreft, die technisch, functioneel en organisato
risch één geheel vormen.
De VOORZITTER: Het woord is niet aan de heer
Visser, maar aan wethouder Hoekstra.
Wethouder HOEKSTRA: Mevrouw de voorzitter!
Ook wij proberen de mensen niet in de steek te laten.
Wij hebben met de milieugroep gesproken. Die
heeft van mij bepaalde beloften gekregen. Wij willen
er hard aan werken om de stank terug te dringen en
zo mogelijk weg te dringen. De mensen van de milieu
groep zijn in het bedrijf geweest. Zij hebben een uit
nodiging daarvoor gehad.
Wanneer de heer Visser zegt: „Zij zijn niet voor 9
november uitgenodigd", dan is mijn antwoord:
neen, natuurlijk niet.
Op 9 november is de filter geplaatst. Op die dag zijn
aanwezig geweest de waarnemend directeur van de
inspectie voor de volksgezondheid en milieuhygiëne,
T.N.O.-Apeldoorn en ambtenaren van de Hinder
wet. Na plaatsing van de filter verdween wel de damp,
maar niet de stank. Met andere woorden: de filter
zal moeten worden bijgesteld. Dat zal dienen te ge
beuren door middel van een bepaalde afkoeling. Het
gaat nu om de vraag: hoeveel van de uit te stoten
stoffen mag in de lucht komen zonder dat de reuk-
grens wordt bereikt? Er zijn twee middelen om dat
te bepalen. Het ene middel is een apparaat. Dat werkt
echter niet zo nauwkeurig. Het andere middel is
daarvoor personen in te schakelen. Dat gebeurt door
T.N.O.-Apeldoorn. Wij zijn nu in de fase - en wij
zitten daarbij hard achter de zaak aan - dat moet wor
den bepaald hoe de filters dienen te worden afge
steld. Waarschijnlijk zal het daarbij gaan om het af-
koelingsproces.
Met andere woorden: wij houden de gemeenteraad
en ook de milieugroep helemaal niet aan de lijn. Wij
willen met een en ander zo snel mogelijk opschieten.
De kwestie van de pvc-compounds is inderdaad niet
zo duidelijk in de hinderwetaanvraag vermeld. Zodra
er echter een hinderwetaanvraag binnenkomt, gaan
de ambtenaren van de Hinderwet naar het bedrijf om
de gehele zaak te toetsen, In de hinderwetvergunning
zal wel degelijk over pvc-compounds worden gespro
ken. De heer Oldenboom behoeft dan ook niet bang
te zijn dat die zaak onder de tafel komt; ze ligt kei
hard op de tafel.
Wanneer de heer Oldenboom zegt dat de filters niet
werken moet ik opmerken dat het nog te vroeg is
om een dergelijke conclusie te trekken. Met de fil
ters wordt momenteel geëxperimenteerd. Ze moeten
worden bijgesteld en de koeling moet worden beke
ken. Er is een bedrijf in Nederland dat met dezelfde
filters werkt, en daar stinkt niets meer.
De heer DE WILDE: Is dan langzamerhand het mo
ment niet aangebroken om te zeggen dat de huidige
situatie niet langer toelaatbaar is en dat het bedrijf
dient te worden gesloten als geen oplossing wordt
verkregen? Dit is toch een geschiedenis van een en al
ellende!
Wethouder HOEKSTRA: Je mag pas tot sluiting
overgaan als levensgevaar aanwezig is. In de tweede
plaats moetje alle mogelijke middelen proberen aan
te wenden. Wanneer je helemaal geen middelen kunt
aangeven om de overlast opgeheven te krijgen, kun je
pas tot weigering van de hinderwetvergunning over
gaan. Op dit moment wordt echter nog druk geëxpe
rimenteerd en de te stellen voorwaarden zijn nog niet
gevonden. Wij kunnen daardoor momenteel nog niet
in een vergunning bepalen: die en die voorwaarden
dienen te worden nageleefd. Wanneer wij nu al voor
waarden in een vergunning opnemen, zou daardoor
misschien de stank niet worden opgeheven. De mo
menteel plaats vindende experimenten dienen eerst
beëindigd te zijn,
De heer DE WILDE: En daar wordt met ernst aan
gewerkt?
Wethouder HOEKSTRA: Daaraan wordt heel hard
gewerkt. Daarbij zijn de inspectie voor de volksge
zondheid en milieuhygiëne en T.N.O.-Apeldoorn ten
nauwste betrokken. Wanneer men in het achterhoofd