Ten aanzien van de inspraak is er ontegenzeggelijk veel gebeurd sinds de nota hieromtrent in maart 1976 is verschenen. Zoals overal te dezen is het vallen en opstaan. Bij kleine plannen, waar direct betrokkenen aan de inspraak deelnemen, is men over het algemeen wel tevreden. Als voorbeeld noem ik het Kerkpad en de Albert Cuyp. De procedure zoals die in de nota en verdere stukken voor Soest wordt beschreven, is nog zo gek niet, maar levert in de praktijk nog vele moei lijkheden op en leidt zowel bij insprekende burgers als bij bestuurders tot allerlei frustraties. Gesteld wordt terecht dat een goede informatie bepalend is voor het welslagen van de procedure en hieraan ont breekt in de praktijk nog veel. Juist de instelling van een permanent info-centrum zou hier veel toe kun nen bijdragen. Omdat nu vaak de samenhang, waarin een belangrijk stuk motivering zit, voor de burger ont breekt, ontstaat onzekerheid en het, onzes inziens ten onrechte, gevoel dat de gemeente toch maar doorgaat en in feite ongrijpbaar is. Ook is meer begeleiding nodig ten aanzien van het geen ik wil noemen de „mogelijkheden en onmogelijk heden". Wij hebben groot respect voor de betrokken ambtenaren, maar het gaat juist vaak ook om beleids adviezen, die zij niet mogen geven. Een intensiever contact met de commissie ruimtelijke ordening, als een soort vooruitgeschoven post, is dan ook onzes in ziens dringend noodzakelijk. Niet vergeten moet ook worden, zoals in de nota van 1976 staat, dat er nog steeds een dubbele mentaliteitsverandering moet plaats vinden. Aan bestuurlijke en ambtelijke zijde moet dit gebeuren ten aanzien van het samenspel met en de terugkoppeling op de bevolking, tijdens het proces van planvorming; aan de zijde van de be volking moet dit gebeuren ten aanzien van de bereid heid tot relativeren van het eigen standpunt en van het gevoel voor onderlinge verwevenheid van de pro blematiek. Ook van de pers mag toch ten minste verwacht worden dat de standpunten van alle partijen objectief worden vertolkt, wil de pers haar functie van nieuwsmedium en informatieverspreider waarmaken. Daarmee valt bijvoorbeeld slecht te rijmen de totale afwezigheid van de pers bij de behandeling van de cultuurnota en de gebrekkige verslaggeving ten aan zien van de keuze van het tracé van de Centrumweg, waarbij slechts degene die zijn beschouwing uitgetikt indiende, uitvoerig behandeld werd. Gaarne zien wij uw evaluatievoorstellen die in het af delingsverslag zijn toegezegd, tegemoet, Wij hopen dat u nu al op deze punten zult kunnen ingaan en ook toezeggingen zult kunnen doen. In antwoord op de mede door ons gestelde vraag naar de onzes inziens vaak onjuiste vermenging van func ties antwoordt u naar aanleiding van de afdelingsbe handeling onder punt 1-33, dat u bereid bent een nota op te stellen over deze aangelegenheid. Hoewel wij voornemens waren, bij deze begrotingsbehande ling dieper op deze aangelegenheid in te gaan, zijn wij gaarne bereid, hierover op een later tijdstip met u van gedachten te wisselen. Wel zal een meningsvor ming, resulterend in duidelijke conclusies, moeten plaats vinden voordat de nieuwe raad volgend jaar aantreedt en wel om een aantal redenen. In de eerste plaats kan er nl. sprake zijn van een ver menging van verantwoordelijkheden als raadsleden als gedelegeerden zitting hebben in stichtingsbesturen e.d., terwijl zij als raadsleden in de raad een controle rende taak hebben over diezelfde lichamen. Het werkt bovendien uiterst verwarrend als deze raadsleden - hetgeen deze jaren helaas enkele keren voorkwam - het in een niet-politiek orgaan onafhankelijk ingeno men standpunt verlaten door later onder politieke in vloed in de raad een andere mening voor te staan. Worden zodoende democratisch genomen besluiten niet in gevaar gebracht? In de derde plaats worden raadsleden, indien zij min of meer genoodzaakt zijn om functies te vervullen in de dagelijkse besturen van die lichamen, onverantwoord zwaar belast, terwijl hier juist de mogelijkheid bij uitstek bestaat om bur- gers/niet-raadsleden zo volledig mogelijk op allerlei plaatsen te laten meebesturen. Uit een gezichtspunt van goede en onmisbare informatie lijkt het wél ge wenst, raadsleden in algemene besturen te laten plaats nemen. Aan het begin van deze raadsperiode werden door de drie grootste partijen een zevental uitgangspunten geformuleerd voor een zinvol beleid. Deze punten gol den als objectieve voorwaarden voor deelname aan het college en vormden tevens een eerste beleidsaan- zet. Al deze punten zijn praktisch verwezenlijkt, zij het dat het bestemmingsplan inzake de Weg over de Eng nog moet worden ingetrokken - hetgeen nog de ze termijn zal geschieden volgens uw toezegging - en de school voor HAVO/VWO wel tot stand kwam, maar niet mogelijk bleek op grondslag van samenwer king tussen de verschillende levensbeschouwelijke rich tingen. De zeven punten waren echter niet meer dan indicaties van beleid. In aanmerking genomen ons poli tieke uitgangspunt en mede gezien het beleid van de afgelopen vier jaar zullen wij toch volgend jaar opnieuw een afspiegelingscollege bepleiten. Wij vinden dat dit te meer klemt gezien de ingrijpende beslissingen waar voor ook de nieuw te verkiezen raad zich gesteld zal zien. Ik noem dit expliciet, omdat wij uitgesproken voorstanders van een harmonisatiemodel zijn en tegen een polarisatiemodel. Uiteraard zal echter, indien ver schillende kleine partijen zich in de raad aandienen, bekeken moeten worden op welke wijze die afspiege ling het beste tot stand kan komen. Ten aanzien van de financiën willen wij ons een ogenblik bezinnen op de tendens in de ontwikkeling van onze uitgaven, zoals weergegeven in bijlage I van de aanbiedingsbrief. Wij zien dat de uitgaven in de af gelopen raadsperiode in totaal met zo'n 56% zijn op gelopen. Daarnaast constateren wij dat de belasting verhoging voor 1978 belangrijk lager is dan volgens het ontwikkelingsplan is voorzien. Dat komt geheel voor rekening van de verfijningsuitkering voor buitenland se militairen, zoals het college schrijft. De belasting verhoging bedraagt thans gemiddeld 5,9%, terwijl het Centraal Planbureau voor 1978 een prijsstijging ver wacht van 5,7 5%. Ondanks dus de uitbreiding van het voorzieningenni veau waarover ik straks nog zal spreken, is de belas tingverhoging nauwelijks hoger dan de verwachte stij ging van het prijspeil. Dat is een bijzonder belangrijk gegeven. (De heer Verheus komt, te 19.17 uur, ter vergade ring). Bovendien zien wij dat in deze zittingsperiode de be lastingverhogingen in totaal niet hoger zijn dan 5% bóven de stijging van het prijspeil in dezelfde periode. In de voorgaande jaren zijn wij telkenmale met de be lastingverhogingen akkoord gegaan mits de op brengsten daarvan niet zouden worden aangesproken, 322

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1977 | | pagina 385