kunnen wij natuurlijk een heleboel tegenhouden. De boetebedingen bij premiekoopwoningen hebben wij wat omhoog gebracht, want de in de oude contracten ge noemde bedragen hebben als gevolg van de geweldige in flatie en de grote druk die op ons gebied bestaat geen enkel effect. Wij moeten dan ook met heel andere bedra gen werken, wanneer wij althans enig effect willen berei ken. Ik heb begrepen dat men zich in het algemeen kan vere nigen met de structuurstudie. Ik heb al gezegd het eigen lijk wel eens te zijn met hetgeen de heer Goote heeft ge steld, maar ik zou het op prijs stellen, wanneer wij ons iets genucanceerder kunnen opstellen teneinde niet naar ons hoofd te krijgen, dat wij niet regionaal willen mee denken. De heer GOOTE: Mevrouw de voorzitter! U hebt de door mij ingediende amendementen een beetje ongenu anceerd genoemd, maar zo waren zij niet bedoeld. Ik meen dat het af en toe goed is om de zaken duidelijk te stellen. Ik ga ermede akkoord dat Soest op de nieuwste p.p.d.- cijfers gaat zitten. Het verdient aanbeveling, dat dat ook in Eemlandverband zal gebeuren. In dat geval zullen wij voor wat Eemland betreft reeds in de richting gaan van wat ik met alternatief IV heb aangeduid. Dat is een mini- maler model dan het huidige minimum model. Mijn eerste amendement is bedoeld ter vervanging van een paar alinea's in het voorstel van het college waarin spe cifiek over Soest wordt gesproken. Ik wil dat amende ment wel intrekken, wanneer het college nog eens duide lijk wil toezeggen, dat in de brief voor het dagelijks be stuur van Eemland duidelijk wordt aangegeven, dat er sprake is van een stuk strijdigheid tussen de raamstruc- tuur Soest en de structuurstudie op de punten vesti gingsoverschot en het aantal te bouwen woningen tot 1980. Amendering is overbodig, wanneer een en ander duidelijk wordt gesteld in de brief van het college aan het dagelijks bestuur van het samenwerkingsorgaan. Het col lege zal begrijpen, dat het niet mijn bedoeling is om het college op het vlak van de regionalisering ook maar één strobreed in de weg te leggen. De VOORZITTER: Ik stel voor om de aan het dagelijks bestuur van Eemland te zenden brief nog te bespreken in de commissie ruimtelijke ordening. De heer GOOTE: Uitstekend. De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! U hebt zelf reeds gezegd een paar heidense uitspraken te hebben ge daan; die zullen u door de gelovigen in Soest niet in dank worden afgenomen. U bent niet ingegaan op mijn opmerking, dat ik het be treur, dat de structuurstudie niet in een aantal commis sies is besproken. Tabel 63 bevat bijvoorbeeld een schit terende inventarisatie van de aanwezige sportaccommo daties, de wensen van de gemeenten en een advies (ik weet niet wie dat advies geeft). Voor Soest wordt bij voorbeeld vermeld: aanwezige hockey-accommodatie 3, wens gemeente 3, advies 0. Ook die cijfers zijn natuurlijk achterhaald en de structuurstudie wemelt natuurlijk van achterhaalde cijfers. Niet alleen de cijfers op het gebied van woningbouw en woningbezetting en andere ruimtelij ke ordeningszaken zijn achterhaald, maar ook de cijfers ten aanzien van onderwijs, sport etc. Ook die cijfers be hoeven mijns inziens enige wijziging. Hoe denkt men dat op te lossen? De VOORZITTER: Dames en heren! Natuurlijk moe ten ook de cijfers van de structuurstudie steeds worden aangepast. Er hebben - nu alweer erg lang geleden (op het moment dat dat coördinatieteam aan de gang was) - inventarisaties plaats gevonden. Nu kun je twee dingen doen, nl. steeds weer cijfers aanpassen of eerst een inte rimnota maken over de bevolkingsgroei. De vragen die nu zijn voorgelegd hebben betrekking op de keuze van mini mum groeimodellen. Ik ben het helemaal met de heer Visser eens dat, voordat de structuurstudie de deur uit gaat met een echt hoofdstuk IV, de cijfers in het stuk eerst moeten worden aangepast. Dat gebeurt nu bijvoor beeld ook met de raamstructuur voor het ontwikkelings plan Soest. Wanneer je met iets komt, ben je altijd ach ter, maar je moet wel proberen om zo weinig mogelijk achterop te raken. De bespreking in de commissies komt later wel. Voor Soest hebben wij de zaken vrij aardig op een rijtje, maar je moet niet te hard snoeven, want wanneer je iets op papier zet, is het de volgende dag alweer verouderd. De heer DE WILDE: Mevrouw de voorzitter! Ik heb begrepen dat het college de raad een pre-advies zal ge ven naar aanleiding van de brief van de werkgroep leef milieu Soest. De VOORZITTER: Ja. De heer DE WILDE: Daarvoor dank ik u bij voorbaat. Tevens dank ik u voor uw uitvoerige beschouwing. Ik kan mij met uw beschouwing over de gebundelde de concentratie heel wel vinden. Ook ik meen dat het voor de Eemlandsituatie gevaarlijk zou zijn, wanneer Eemnes en Bunschoten sterk zouden groeien. Ik meen dat Leus den niet over het Valleikanaal heen moet. Het uitbreiden van Baarn is erg moeilijk. De uitbreiding van Amersfoort naar het noorden toe'is duidelijk. Ongetwijfeld zal ook Soest enige groei moeten vertonen. Ik vermoed dat de verdichting die wij Amersfoort toedichten, ook in Soest zal moeten plaats vinden. Ik meen dat de ruimtelijke structuur van Soest, speciaal in het midden, meer moet worden verdicht dan op dit moment het geval is. Dat be tekent ook een zekere verstedelijking, hoewel natuurlijk moet worden geprobeerd het dorpskarakter te handha ven, zij het niet de Eng aan de andere kant van de Molen straat, want dat hebben wij niet afgesproken. De VOORZITTER: Ik denk dat u van de heer Visser hetzelfde antwoord krijgt als ik straks heb gehad. De heer DE WILDE: Dat interesseert mij niets. Ik breng mijn mening naar voren. Mevrouw de voorzitter. Misschien heeft de heer Van Pop- pelen wel gelijk toen hij opmerkte, dat het betoog van de heer Goote op een bepaald punt wat strijdig was met mijn betoog. Wanneer iedereen begint met voor zich zelf vast te stellen „dit is mijn mening en die mening wil ik niet toetsen aan de mening van het geheel", komen wij niet verder. Een landelijke planologie kan worden ver taald in een streekplanologie en deze planologie kan op haar beurt worden vertaald in een plaatselijke planolo gie. Stel dat de planologie op dezelfde wijze in goed sa menspel tussen gemeente, provincie en rijk is opge bouwd en dat in die planologie is vastgesteld, dat de be trokken gemeente een stukje groei moet meemaken in het geheel van de ontwikkeling. De betrokken gemeente kan zich dan niet eenzijdig op het standpunt stellen, dat de gemeente niet moet groeien. Er zou, wanneer ieder een zich op dat standpunt zou stellen, geen sprake zijn van een landelijke en gewestelijke planologie. Daarom moeten wij beginnen met vast te stellen hoeveel mensen wij eigenlijk moeten vestigen in Eemland. Daarna dient toedeling naar de gemeenten plaats te vinden. Daarop dient het structuurplan te worden afgestemd, want an-

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1977 | | pagina 38