ders kun je geen verhaal houden over regionaal denken. Een plaatselijk egoïstisch standpunt rijmt niet met regio naal denken. Ik begrijp wel wat de zwakte van de structuur van het Samenwerkingsorgaan Eemland is. Ik ben echter opti mistisch van aard en daarom heb ik gesproken over op weg naar volwassenheid; wie weet komt die volwassen heid nog een keer, want mensen zijn ook niet altijd op dezelfde leeftijd volwassen. Is het mogelijk om in de aan het dagelijks bestuur van Eemland te schrijven brief de vraag te stellen of dit dagelijks bestuur bereid is om jaar lijks aan het samenwerkingsorgaan te rapporteren hoeveel gemeentelijke plannen zijn voorgelegd aan het samenwer kingsorgaan, hoeveel van die plannen afwijken van de structuurstudie en wat het effect is geweest van de con statering van die afwijking? Op die wijze kun je eniger mate een beeld krijgen van de vraag of de gemeenten zich op enigerlei wijze storen aan de structuurstudie of dat zij deze gewoon naast zich neerleggen. Dan nog kun je nie mand dwingen, maar dan heb je in ieder geval een beetje zicht op de vraag of er enig regionaal denken groeit. Ik vermoed dat je toch moet proberen om dat regionale denken langs de weg van de geleidelijkheid voor elkaar te krijgen. De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter! Met het constateren van het feit dat de structuurstudie oude cijfers bevat, heb ik geen kritiek willen leveren op de sa menstellers, maar ik heb erop willen wijzen dat het ge vaar bestaat dat het rapport - waarin niet juiste cijfers voorkomen - een eigen leven gaat leiden. Is het mogelijk dat de structuurstudie iets meer aandacht gaat schenken aan de verkeerssituatie in de regio De aan dacht die daaraan nu wordt besteed, is zeer minimaal. Ik vind, mevrouw de voorzitter, dat u ons misschien iets meer kunt vertellen over alternatief 7 van het streekplan Utrecht-Oost. De heer De Wilde en ik hebben elkaar nu goed begrepen; ik meen dat wij op dezelfde lijn zitten. Wij zullen, wan neer slechts een aantal gemeenten zegt te willen mede werken en een ander aantal gemeenten zegt het eigen standpunt te willen handhaven, moeten stoppen, want dan zijn wij ook van de kosten af. Ik kies echter duide lijk voor samenwerking. In verband met Groeistad-Amersfoort is er een onder houd geweest tussen de minister, gedeputeerde staten en het gemeentebestuur van Amersfoort. Is het mogelijk om als raad een verzoek om meer openheid te richten tot het college van gedeputeerde staten, het ministerie of het gemeentebestuur van Amersfoort? Op die wijze zal het wellicht mogelijk zijn te weten te komen wat er is be handeld. De heer LANGE: Mevrouwde voorzitter! Sprekende over de bevolkingsaanwascijfers voor Soest hebt u onder meer gezegd, dat Soest voorlopig gemakkelijk kan bou wen aan de hand van de woningnood. De VOORZITTER: Dat zouden wij voorlopig doen. De heer LANGE: Dat hebben wij ook afgesproken bij de behandeling van de raamstructuur. Die woningnood is natuurlijk terdege gebaseerd op het vestigingsbeleid, sa menhangend met de 5-vinger-theorie. Op dat punt hebt u een perfecte uitleg gegeven. Daarnaast hebt u ook nog uitgelegd, dat het Gat van Schaefer nog steeds vrij groot is. Wij weten allemaal dat een premiekoopwoning op het ogenblik een premiekoopwoning is, maar een dergelijke woning zal over vijfjaar minstens f. 160.000,- gaan kosten De VOORZITTER: Veel meer. De heer LANGE: omdat wij heel goed en mooi bou wen en omdat wij de grond goedkoop kunnen houden. Daarnaast is er echter, zoals ook de heer De Wilde al heeft geconstateerd, een klein beetje sprake van een lijdzaam afwachten op het gebied van het vestigingsbeleid. Dat vestigingsbeleid bepaalt duidelijk het tempo van het vol bouwen van Soest. Wanneer wij willen vasthouden aan hetgeen in de raamstructuur is afgesproken - is er een af spraak gemaakt met betrekking tot een aantal met name genoemde gebieden; in dit voorstel noemt het college mijns inziens terecht nog een aantal gebieden, maar over die gebieden is geen afspraak in de raad gemaakt -, zullen wij wat aan het vestigingsbeleid moeten gaan doen. Dat heeft de heer De Wilde ook voorgesteld. Ik geloof ech ter niet dat het verstandig is om dat te doen naar aanlei ding van een nota die het college zal schrijven naar aan leiding van de discussienota „Wonen ja, wonen nee". Ik denk dat het verstandiger is om deze discussienota te be spreken in een vergadering van de commissie ruimtelijke ordening en dat stel ik dan ook bij dezen voor. In de commissie kunnen wij over deze nota brainstormen. Ik heb in die nota, die ik naar ik meen pas gisteren heb ontvangen, een heleboel griezelige dingen gezien. Ik zou het college niet met het mijns inziens nodeloze werk van het schrijven van een nota naar aanleiding van de dis cussienota „Wonen ja, wonen nee" willen opknappen. De heer DE WILDE: Met de gedachte van de heer Lange ga ik bij voorbaat akkoord; wij zouden kunnen beginnen met een discussie in de commissie ruimtelijke ordening. Wanneer blijkt dat er dan toch nog iets aan de raad moet worden voorgelegd, zal dat vervolgens kunnen gebeuren. De problematiek gaat mijns inziens wel alle raadsleden bijzonder ter harte. De heer LANGE: Ik geloof dat wij, regionaal denkend, mede met het oog op de groei van de gemeente Soest re gionaal moeten komen tot een voorstel inzake het vesti gingsbeleid dat juridisch haalbaar is. Het is mogelijk dat Soest via de vast te stellen verdeelsleutel een bepaald aantal mensen moet opvangen. In dat geval ben ik het helemaal met de heer De Wilde eens, dat wij moeten gaan indikken. Wij dienen het getal van 25 woningen per hec tare dan ook niet als een heilig getal te zien. Ik ga liever iets dichter bij elkaar zitten dan De heer VISSER: Wat is het verdichtingscijfer in Over- hees 2? Dat is nog minder dan 25. De heer LANGE: In Overhees 2 bedraagt dat cijfer meer dan 25 woningen per hectare. De VOORZITTER: Dat dacht ik ook. De heer DE WILDE: Het begrip „verdichten" zoals ik het heb gebruikt moet men niet alleen betrekken op het aan tal woningen per hectare, want ik heb ook de aandacht willen vestigen op het invullen van de open plekken. De heer LANGE: Precies. Daarover is tot nu toe niet ge sproken, maar in Soest hebben wij binnen de bebouwde kern een flink aantal open plekken. Ik meen dat er een inventarisatie van die open plekken dient plaats te vin den. Aan de hand van die inventarisatie kan worden vast gesteld hoeveel woningen er op die open plekken kunnen worden gebouwd. De VOORZITTER: Dames en heren! De discussienota „Wonen ja, wonen nee" hebben wij nog niet zolang gele den gekregen. In het samenwerkingsorgaan hebben wij er even naar gekeken, maar wij hebben besloten om eerst de behandeling in de staten van Gelderland af te wach ten. Provinciale staten van Gelderland hebben deze nota inmiddels aangenomen. De uitwerking moet echter nog 38

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1977 | | pagina 39