keer gaat het om de zogenaamde bosmensen, een
milieuman en een medewerker bij bouw- en woning
toezicht. Deze uitbreidingen zijn uitvoerig in de com
missies behandeld en de laatste twee personeelsleden
zijn zelfs nadrukkelijk vanuit de raadsleden zelf naar
voren gekomen, waarmee ik het overigens volkomen
eens ben. Nu wij voorts de bossen in eigen beheer gaan
nemen is een bosbaas zonder meer nodig, met twee
medewerkers. Hierover is in de boscommissie zeer uit
voerig gesproken en toen de bosbaas eenmaal was be
noemd, heeft deze onomstotelijk aangetoond dat er
twee medewerkers bij moesten komen, met vermelding
van alle voor- en nadelen.
De heer Van Ee heeft voorts gezegd dat de personeels
lasten van ruim f. 3 miljoen naar f. 11 miljoen zijn ge
gaan in een periode van acht jaar. Dat ligt natuurlijk
niet zozeer aan de uitbreidingen van personeelsleden,
maar aan de loonstijgingen die wij zeker niet in de
hand hebben.
Wat het uitbesteden van werk aan derden betreft, meen
ik dat er een behoorlijke stijging hierbij is. Als wij het
uitbestede werk aan derden in 1970 op 100 stellen,
komen wij nu op het indexcijfer 361; in vergelijking
daarmee noem ik dat deze cijfers voor het personeel
dat wij in dienst hebben, zijn:
1970 100 en nu 294. Hieruit blijkt dus dat het uitbe
steden van werk aan derden sterk is gestegen in deze
periode.
Bovendien kan ik hierbij nog verwijzen naar bijlage I
bij de nota van aanbieding, waar bij hoofdstuk VI
(Openbare werken) voor 1975 een percentage wordt
genoemd van 23,87, terwijl dat voor 1978 20,81 is.
Ik meen dan ook dat wij zeker niet mogen mopperen
op dit punt. In wezen proberen wij de lijn die de heer
Van Ee bepleit, al te volgen, maar toch blijft hij ken
nelijk tegen deze begroting. Ik vind dat eigenlijk wel
vreemd.
De heer Verheus kan ik zeggen dat wij per 1 januari
a.s. de productieve en inproductieve uren precies zul
len noteren. In de loop van het komende begrotings
jaar zullen wij de commissie openbare werken hiervan
nader op de hoogte houden.
Over het onderhoud van wegen is ook bij de algemene
beschouwingen al even van de kant van de C.D.A.-
fractie gesproken. De heer Verheus is hierop nu nader
ingegaan. Zo'n vijf a zes jaar geleden was het gebrui
kelijk om, teneinde de begroting sluitend te krijgen,
steeds iets te beknibbelen op het onderhoud van wegen.
Toen lagen de wegen er zeker ook minder goed bij. Ik
heb geprobeerd de geraamde bedragen voor het on
derhoud van wegen de laatste jaren steeds in stand te
houden en dat is mij ook aardig gelukt. Dat blijkt ook
uit de stand van de wegen op dit moment; die is vrij
goed. Over 1977 zal er waarschijnlijk iets overblijven
op de post voor onderhoud van wegen. Dat behoeft
niet meteen te liggen aan een onjuiste begroting voor
1977, want het kan ook om incidentele meevallers
gaan; de wegen hebben het ene jaar veel meer te lijden
dan het andere jaar, bijvoorbeeld omdat in het ene
jaar veel meer vorst is opgetreden dan het andere jaar.
Wij hebben nu voor 1978 op deze post een reële ra
ming willen maken, op grond van hetgeen in 1977
wordt uitgegeven aan onderhoud van wegen.
De rioleringswerkzaamheden zijn aan de voorzichtige
kant begroot. Wij zijn nu immers bezig met de herbe
rekening van het rioleringsstelsel. Aan de riolering in
de Lange Brinkweg zal nodig wat moeten gebeuren,
354
maar dat vindt nu natuurlijk nog niet plaats, in af
wachting van de genoemde herberekening. Die herbe
rekening is praktisch gereed en wij hopen nu op een
spoedig commentaar van de zijde van de provincie. Dan
kunnen wij beginnen met de aanbesteding van de rio
lering in de Lange Brinkweg en met de riolering op an
dere plaatsen en ik verwacht dat de raad dan wel
enigszins zal schrikken van de forse bedragen. Maar
goed, dat ziet men te zijner tijd wel.
Er wordt inderdaad een onderzoek ingesteld door des
kundigen naar de toepassing van de slijtlagen. Op al
lerlei rijkswegen en andere wegen in Nederland is men
bezig met experimenten met slijtlagen en van de resul
taten hiervan stellen wij ons steeds op de hoogte. Me
dewerkers van gemeentewerken horen ook lezingen
en voordrachten over deze zaken. Hoe het overigens
precies zit met de geluidarme slijtlagen, weet ik niet,
maar ik heb het idee dat dit wel bekend is bij gemeen
tewerken.
De heer Verheus heeft vervolgens gevraagd of in de
commissie voor openbare werken eens een prioritei
tenlijst kan worden overgelegd inzake het onderhoud
van de wegen. Ik kan hierop bevestigend antwoorden.
Wat de bezettingsgraad van de sp eciale voertuigen be
treft, wijs ik erop dat er steeds meer van die voertui
gen komen. Ik heb begrepen dat twee mensen de
veegmachine goed kunnen bedienen; als de ene mede
werker ziek is of met vakantie is, kan de andere mede
werker dus inspringen. Hetzelfde geldt voor de spoel-
apparaten en de kolkenzuigers, alsmede voor de spe
ciale huisvuilwagen. Voor al deze voertuigen zijn dus
steeds twee medewerkers „inzetbaar".
Het reeds bij het ontwerpen van nieuw aan te leggen
wegen rekening houden met de aanleg van voetgangers
tunnels zullen wij eens rustig bezien bij het opstellen
van concrete plannen. Ik moet hierbij nog wel aante
kenen dat voetgangerstunnels meestal niet goedkoop
zijn, maar dat behoeft natuurlijk op zichzelf niet
doorslaggevend te zijn.
Wat de ervaringen met de woonerven betreft, kan ik
zeggen dat de ervaringen hiermee in Egghermonde
goed zijn, gezien de brieven die ik daarover krijg.
Hier en daar zijn er in Overhees I een soort halve woon
erven aangelegd, met eenrichtingverkeer en veel fiets
en wandelpaden er tussendoor. Ook hierover hoor ik
in het algemeen goede berichten. Overigens is het be
kend dat de woonerven ook veel ongerief kunnen ver
oorzaken, omdat de kinderen de indruk krijgen dat ze
naar hartelust kunnen spelen op die plaatsen, terwijl
er toch ook auto's rijden. Onlangs heb ik nog eens
een bijeenkomst bijgewoond in Soesterberg over
woonerven, waar twee deskundigen uitleg gaven aan
de vrouwenadviescommissie voor de woningbouw in
de provincie Utrecht, waar men zeker niet onverdeeld
enthousiast was over woonerven en niet adviseerde om
overal maar woonerven aan te leggen. Wij zijn wel van
plan om in Overhees II woonerven aan te leggen.
De problematiek van het afstellen van de verkeerslich
ten is niet bepaald eenvoudig. In de eerste plaats is be
kend uit onderzoekingen dat het nodig is dat de ver
keerslichten dan op een afstand van hoogstens 600
meter van elkaar liggen en dat geldt praktisch voor
geen enkele plaatsin Soest. Als de verkeerslichten ver
der uit elkaar liggen, kan er geen effect meer worden
bereikt, omdat er dan allerlei zijwegen zijn van waaruit
auto's zich in de stroom voegen, of omdat auto's die
geparkeerd hebben gestaan voor winkels, zich ertussen