mijn motie Ik vind het op zichzelf prachtig wat me
vrouw Van Gelder als toevoeging voorstelt, maai het
gaat mij er nu om dat snel een plaats wordt aangewe
zen Hetgeen mevrouw Van Gelder nu zegt, houden
wij allemaal in ons achterhoofd; die zaken komen nog
wel nader aan de orde. Voor dit ogenblik handhaaf ik
graag de tekst van mijn motie.
Wat de stichting huisvesting buitenlandse werknemers
betreft, hoop ik dat de problemen binnenkort weer
kunnen worden doorgesproken op 16 december a.s.,
als het kwaïtaaloverleg weer plaatsvindt. Ik hoop daar
zelf aanwezig te zijn; ik ben nl. ook lid van die stich
ting, Over vermenging van functies gesproken; ik moet
er eigenlijk snel weer uit! Nu kan ik er moeilijk diep
op ingaan, omdat andere vertegenwoordigers van de
stichting et niet bij zijn. Ik blijf volhouden dat, gezien
de gang van zaken in de praktijk, de doelstelling van
deze stichting niet goed is. Volgens de wethouder moe
ten mensen die bij de stichting op de stoep staan voor
een huis, maar worden doorverwezen naar de gemeen
te, omdat die een huisvestingsbureau heeft. Ik meen
dat er dan toch iets mis is; het is niet juist om de
stichting alleen te laten functioneren als incassobureau
dat de huur ophaalt. Meer is het nu niet; de stichting
heeft geen eigen gelden en geen huizen en functioneert
dus nier
De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter!
Wij hebben in onze algemene beschouwingen bewust
een aantal opmerkingen gemaakt over het woonwa
gencentrum, omdat het hierbij naar onze mening gaat
om een belangrijk beleidspunt voor volgend jaar. Wij
hebben indertijd A gezegd en moeten nu ook B zeggen;
wij hebben dit nu eenmaal op ons genomen en moeten
er dan ook aan voldoen,
Als ik mevrouw Van Stiphout goed heb begrepen, is
zij jammer genoeg toch nog even teruggevallen op een
plaats voor het centrum die aan de orde was toen de
alternatieven nog niet tegenover elkaar waren afgewo
gen. Het is mij bekend dat na zorgvuldige overweging
tegen die plaats bepaalde bezwaren zijn gemaakt, maar
ik zal hierop nu niet verder ingaan, omdat wij hierover
nog een aparte gecombineerde commissievergadering
zullen houden Als mevrouw Van Stiphout echter haast
wil maken met het aanwijzen van een plaats en het
haar inde'daad ernst is, moet zij niet vasthouden aan
deze plaats, want daar komen te veel bezwaren bij naar
voren, terwijl het ook enorm in strijd zou zijn met het
bestemmingsplan. Er zal dan zeker een beroepsprocedu
re komen die jaren zal duren De commissie ruimtelij
ke ordening heeft in haar laatste vergadering zeer se
rieuze pogingen gedaan om tot een andere plaats te
komen. Laten wij nu met ons allen een plaats zoeken
waatbij wij weten dat het centrum ook op de kortst
mogelijke termijn daadwerkelijk kan worden gereali
seerd en géén plaats waarbij zeker een zeer lange be
roepsprocedure zal volgen.
Hetgeen de heer Visset heeft opgemerkt inzake zijn
motie wil ik graag onderschrijven. Ook wij hebben
geen behoefte aan de door mevrouw Van Gelder voor
gestelde toevoeging aan de motie, want dan kunnen
wij er langzamerhand wel een nota van maken, omdat
ook wij nog wel een aantal zaken aan de motie zou
den willen toevoegen. Het gaat echter om de kern, nl.
het spoed betrachten met deze zaak, Hierbij dienen
ook de woonwagenbewoners en de stichting voor
maatschappelijke dienstverlening Eemland te worden
betrokken; de heer Gerkngs heeft zich de laatste
maanden ook bijzonder actief beziggehouden met deze
zaak
Mevrouw Van Stiphout heeft ook nog even opgemerkt
dat wij eerder hadden moeten komen met onze op
merkingen over vervangende woningen. In principe
heeft zij daarin wel gelijk, maar nu wij al werkende tot
een bepaalde andere oplossing zijn gekomen, is het
mijns inziens toch wel gerechtvaardigd om deze naar
voren te brengen en ervoor te pleiten dat deze ook zeer
serieus wordt bekeken Ik heb begrepen uit het betoog
van mevrouw Van Stiphout dat de 25 woonwagenbe
woners die naar Soest zouden willen komen, al wél
bekend zijn en als deze mensen misschien wel voelen
voor het betrekken van aangepaste woningen, lijkt het
mij goed om hierop nog eens terug te komen in de ge
combineerde commissievergadering. Natuurlijk moet
hierover dan nog overleg met de bewoners worden ge
voerd. Indertijd hebben wij ook een woonwagencen
trum aanvaard en dat moeten wnj dan ook daadwerke
lijk uitvoeren, maar als er verstandige andere oplossin
gen naar voren komen, moeten die ook in de beschou
wingen worden betrokken.
De heer OLDENBOOM: Mevrouw de voorzitter! Ik
wil eigenlijk alleen nog de woorden van de heer Van
Poppelen onderstrepen. Wij hebben indertijd A ge
zegd en moeten nu ook B zeggen, maar afhankelijk
van nieuwe omstandigheden zouden wij dat B ook
kunnen amenderen. Een taad kan nieuwe inzichten
krijgen. Indertijd hebben wij ook eens de Weg over de
Eng aangenomen, maar daar zijn wij nu ook weer van
afgestapt.
De heer LANGE: Mevrouw de voorzitter! Er zitten
bijzonder veel aspecten van ruimtelijke ordening aan
dit punt, eigenlijk nog méér dan maatschappelijke
aspecten. In ieder geval wegen de aspecten van ruim
telijke ordening op dit moment mijns inziens zwaar
der dan de maatschappelijke aspecten. Ik wil hierop
dan ook graag nog eens terugkomen bij de behande
ling van hoofdstuk II, als wij spreken over het onder
deel ruimtelijke ordening.
Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONEN-
BERG: Mevrouwde voorzitter! Mevrouw Van Gelder
en mevrouw Greefhorst zijn nog even teruggekomen
op de eigen verantwoordelijkheid van een gemeente
bestuur. Natuurlijk is die eigen verantwoordelijkheid
er; dat zal niemand ontkennen Wel wijs ik erop dat
het college het eens is met de stelling van de minister
dat ook in de sector van de maatschappelijke dienst
verlening, bij welk onderdeel dan ook, een efficiënt
beheer moet worden gevoerd, met duidelijke priori
teitenschema's enz. Dat is toch een eerste vereiste. Zo
lang wij niet over goede gegevens op dit punt beschik
ken, kunnen wij niet nagaan of het gemeentebestuur
van Soest hierbij de helpende hand zou moeten bieden.
Bovendien, als hierover eenmaal duidelijkheid is ver
kregen, moet altijd nog met het ministerie overleg
plaatsvinden over de vraag of het beleid efficiënt ge
noeg wordt gevoerd; daar hebben wij nooit inzicht in
en dit inzicht zullen wij eerst moeten verkrijgen in een
contact met de consulent van het ministerie. Pas dan
kan goed worden afgewogen of een zelfstandig beleid
door de gemeente moet worden gevoerd.
Dat neemt overigens niet weg dat een en ander vanaf
1980, als eenmaal de rijksbijdrageregelingen voor
maatschappelijke dienstverlening ingevoerd worden,
wel een zaak van het gemeentebestuur wordt. Dit punt
heeft ook zeker onze aandacht; wij spreken al twee jaar
met de stichting maatschappelijke dienstverlening over
dit probleem en doen echt ons best om een oplossing
te vinden, Mochten wdj kunnen helpen zonder geweld